Home

Gerechtshof Amsterdam, 25-02-2025, ECLI:NL:GHAMS:2025:986, 23/1228

Gerechtshof Amsterdam, 25-02-2025, ECLI:NL:GHAMS:2025:986, 23/1228

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
25 februari 2025
Datum publicatie
21 mei 2025
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2025:986
Zaaknummer
23/1228
Relevante informatie
CDW, Art. 7:4 Adw

Inhoudsindicatie

Douanerecht. Naar het oordeel van het Hof is niet komen vast te staan dat belanghebbende handelingen heeft verricht die maken dat zij op de voet van artikel 201, lid 3, tweede alinea van het CDW en artikel 7:4 van de Adw als schuldenaar kan worden aangemerkt.

Uitspraak

kenmerk 23/1228

25 februari 2025

uitspraak van de meervoudige douanekamer

op het hoger beroep van

de inspecteur van de Douane, de inspecteur,

alsmede op het incidenteel hoger beroep van

[X] , gevestigd te [Z] , belanghebbende,

(gemachtigde: mr. L.C.A. Wijsman)

tegen de uitspraak van 1 september 2023 in de zaak met kenmerk HAA 19/1126 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de inspecteur en

de Staat (de Minister van Justitie en Veiligheid), hierna: de Staat.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft aan belanghebbende een uitnodiging tot betaling (hierna: de utb)

uitgereikt voor een bedrag van in totaal € 3.040.875,05, bestaande uit € 311.088,18 aan douanerechten, € 1.140.368,67 aan definitieve antidumpingrechten, € 19.921,25 aan voorlopige antidumpingrechten en € 1.569.496,95 aan definitieve compenserende rechten. De reeds (door de aangever, niet zijnde belanghebbende) betaalde antidumpingrechten ( Indonesië ) ten bedrage van € 380.157,86 heeft de inspecteur op het aanslagbiljet verrekend, zodat er nog € 2.660.717,19 dient te worden betaald.

1.2.

De inspecteur heeft bij beschikking van 3 april 2018 de utb verminderd met het daarop vermelde bedrag aan voorlopige antidumpingrechten van € 19.921,25, waarna een te betalen bedrag van € 2.640.795,94 resteerde.

1.3.

De inspecteur heeft het bezwaar bij uitspraak op bezwaar ongegrond verklaard.

1.4.

Op het daartegen ingestelde beroep heeft de rechtbank als volgt beslist, waarbij belanghebbende wordt aangeduid als “eiseres” en de inspecteur als “verweerder”:

“De rechtbank:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar;

- herroept de utb;

- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats komt van de bestreden uitspraak op bezwaar;

- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 345 aan eiseres moet vergoeden;

- veroordeelt verweerder tot betaling van € 3.348 aan proceskosten aan eiseres.”

1.5.

De inspecteur heeft tijdig hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank en dit nader gemotiveerd bij brief van 18 december 2023. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend en daarbij incidenteel hoger beroep ingesteld. De inspecteur heeft bij brief van 11 maart 2024 gereageerd op het incidenteel hoger beroep.

1.6.

Bij brief van 22 april 2024 heeft de inspecteur het bij de rechtbank gedane verzoek tot beperkte kennisneming van (delen van) bepaalde stukken (op grond van artikel 8:29 Awb) herhaald.

1.7.

Op 20 augustus 2024 heeft de geheimhoudingskamer van het Hof tussenuitspraak gedaan op dit verzoek en beslist dat het verzoek kan worden toegewezen. Een proces-verbaal van deze uitspraak is op 22 augustus 2024 aan partijen toegezonden.

1.8.

Beide partijen hebben voorafgaand aan de zitting een pleitnota ingediend.

1.9.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 november 2024. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Feiten

2.1.

Belanghebbende handelt in ruwe olie, geraffineerde petroleumproducten en biodiesel, onder andere met [bedrijf 1]

2.2.

Verschillende rechtspersonen spelen, naast belanghebbende, een rol in deze zaak. [bedrijf 2] (hierna: [bedrijf 2] ) is de entrepothouder en heeft ook de aangiften voor het vrije verkeer gedaan waarop de utb betrekking heeft. [bedrijf 1] is de eigenaar van de biodiesel. [bedrijf 3] (voorheen [bedrijf 3] ) is een zusteronderneming van [bedrijf 1]

2.3.

[bedrijf 2] exploiteert een tankopslagbedrijf voor vloeibare bulkgoederen, waaronder minerale oliën en biodiesel. Zij verzorgt opslag- en expeditiewerkzaamheden voor derden, waaronder [bedrijf 1] , die een aantal opslagtanks van [bedrijf 2] huurt.

2.4. “

FAME” is een verzamelnaam voor alle soorten biodiesel. FAME staat voor “Fatty Acid Methyl Ester”. Die term wordt zowel gebruikt voor allerhande mengsels van verschillende soorten biodiesel, als voor onvermengde biodiesels, zoals Palm Methyl Ester (PME, vervaardigd uit palmolie), Soy Methyl Ester (SME, vervaardigd uit sojaolie en Rapeseed Methyl Ester (RME, vervaardigd uit raapzaadolie).

2.5.

Op 10 oktober 2013 arriveerde bij het douane-entrepot van [bedrijf 2] in de Rotterdamse haven het zeeschip “ [schip 1] ” met aan boord 10.459.200 kg niet-communautaire

(T1-)biodiesel, afkomstig uit opslagtanks van [bedrijf 4] , Barcelona . [bedrijf 2] sloeg deze biodiesel in opdracht van [bedrijf 1] op in haar entrepot, in tanks 207, 301 en 302.

2.6.

Op 22 oktober 2013 heeft [bedrijf 2] , in opdracht van [bedrijf 1] een hoeveelheid van 7.058.741 kg van de voormelde 10.459.200 kg als zijnde van Indonesische preferentiële oorsprong aangegeven voor het vrije verkeer. Zij gebruikte daarvoor twee certificaten van oorsprong Form A, ten bewijze van de preferentiële Indonesische oorsprong van de volledige hoeveelheid van 7.058.741 kg. Het betreft de volgende vier aangiften:

Aangiftenummers Producent Hoeveelheid

3826-17396 PT [bedrijf 5] 673.882 kg

3827-17399 PT [bedrijf 5] 4.367.575 kg

3828-17401 PT [bedrijf 6] 864.112 kg

3829-17408 PT [bedrijf 6] 1.153.172 kg

2.7.

Ten tijde van de aangiften gold voor Indonesische biodiesel een preferentieel tarief aan douanerechten van 0% en een (voorlopig) antidumpingrecht van € 45,65 per ton voor biodiesel van PT [bedrijf 6] , Medan , en van € 57,14 per ton voor biodiesel van PT [bedrijf 5] , Jakarta1, op 20 november 2013 definitief geïnd bij de instelling van het definitieve antidumpingrecht.2 Beide Forms A die [bedrijf 2] bij de aangiften heeft overgelegd zijn in augustus 2013 afgegeven en vermelden [bedrijf 1] als ‘notify party’.

2.8.

Op 21 juli 2016 stuurde de inspecteur aan belanghebbende een voornemen tot het opleggen van een utb met een per saldo te betalen bedrag van € 2.660.717,19, onder de overweging dat een hoeveelheid van minimaal 98,5% van de voor het vrije verkeer aangegeven biodiesel van oorsprong zou zijn uit de Verenigde Staten en niet uit Indonesië . Dat de biodiesel van oorsprong is uit de Verenigde Staten , baseerde de inspecteur op een door hem en OLAF uitgevoerd onderzoek, dat - onder meer - bij [bedrijf 2] en bij [bedrijf 4] heeft plaatsgevonden. Over Amerikaanse biodiesel is het reguliere tarief aan douanerechten van 6,5% verschuldigd en bovendien een definitief antidumpingrecht van € 172,2 per ton3 alsmede een definitief compenserend recht van € 237 per ton4. Op 13 oktober 2016 is de bestreden utb aan belanghebbende uitgereikt conform het voornemen.

2.9.

Belanghebbende is door de inspecteur als (mede)schuldenaar aangemerkt op de voet van artikel 201, lid 3, tweede alinea van het CDW, gelezen in samenhang met het bepaalde in artikel 7:4 van de Algemene douanewet (Adw; tekst tot 1 mei 2016), omdat zij gegevens voor de aangifte voor het vrije verkeer zou hebben verstrekt die ertoe hebben geleid dat de wettelijk verschuldigde rechten geheel of gedeeltelijk niet werden geheven, terwijl zij wist of redelijkerwijze hadden moeten weten dat die gegevens verkeerd waren. Aan deze aansprakelijkstelling liggen de volgende feiten ten grondslag.

2.10.

Op 7 en 15 augustus 2013 kocht [bedrijf 1] een hoeveelheid van in totaal 14.999.491 kg PMEbiodiesel, die op het moment van aankoop aan boord van het schip “ [schip 2] ” onderweg was van Indonesië naar Barcelona . Bij deze biodiesel hoort een Indonesisch preferentieel oorsprongscertificaat Form A, afgegeven op 13 augustus 2013 voor een hoeveelheid van 4.999.638 kg PMEbiodiesel afkomstig van Pt. [bedrijf 5] . Als “notify party” staat [bedrijf 1] genoemd. Bij de biodiesel hoort ook een (op 3 oktober 2013 afgegeven) Spaans vervangingsexemplaar van een eveneens op 13 augustus 2013 afgegeven Indonesisch Form A voor een hoeveelheid van 2.017.284 kg PMEbiodiesel. Onder “notify” staat genoemd: [bedrijf 1]

De [schip 2] heeft de Indonesische biodiesel gelost in Barcelona , bij [bedrijf 4] .

2.11.

Op 26 september 2013 kocht [bedrijf 1] 10.412.847 kg Amerikaanse biodiesel, aangeduid met de algemene term “FAME” (zie 2.4), van belanghebbende. Deze biodiesel is aangevoerd uit de Verenigde Staten met het schip “ [schip 3] ” en gelost in Barcelona bij [bedrijf 4] . Bij deze Amerikaanse biodiesel horen twee oorsprongscertificaten, waarin is vastgelegd dat 3.991.782 onderscheidenlijk 5.856.210 kg biodiesel van oorsprong is uit de Verenigde Staten .

2.12.

Op 30 september 2013 gaf belanghebbende per e-mail opdracht aan Saybolt5 om een controle te doen op de hoeveelheid en kwaliteit van een partij FAME biodiesel met onder meer de volgende gegevens:

“Vessel: Mt [schip 3]

Loadport: [bedrijf 4] BCN

(…)

Product: FAME – tank 64 full – tank 66 – balance

Quantity: approx. 9.9 KT

Origin: Houston , USA ”

2.13.

Tot de stukken van het geding behoren overzichten van tankmutaties in tanks 64 en 66 van [bedrijf 4] , Barcelona , over de periode van 1 maart 2013 tot 1 juni 2014 onderscheidenlijk van 8 maart 2013 tot 30 juni 2014. Uit deze overzichten blijkt het volgende.

2.14.

Op 1 oktober 2013 loste de [schip 3] een hoeveelheid van 9.393.369 liter biodiesel van oorsprong uit de Verenigde Staten in tank 64 van [bedrijf 4] , Barcelona . Op dat moment bevond zich een hoeveelheid van 312 liter biodiesel in de tank. Op 3 oktober 2013 werd uit deze tank een hoeveelheid van 7.979.901 liter biodiesel aan boord van het schip “ [schip 1] ” geladen.

2.15.

Eveneens op 1 oktober 2013 loste de [schip 3] een hoeveelheid van 1.550.496 liter biodiesel van oorsprong uit de Verenigde Staten in tank 66 van [bedrijf 4] , Barcelona . Op dat moment bevond zich een hoeveelheid van 1.400.835 liter biodiesel in tank 66. Deze biodiesel was grotendeels van oorsprong uit de Verenigde Staten (op 27 augustus 2013 ingeslagen vanuit het schip [schip 4] ) en deels van oorsprong uit Indonesië (op 17 september 2013 ingeslagen vanuit het schip [schip 2] ). Op 3 oktober 2013 werd een hoeveelheid van 800.000 liter biodiesel vanuit tank 64 bijgeboekt in tank 66. Vervolgens werd vanuit tank 66 een hoeveelheid van 3.890.875 liter biodiesel aan boord van de [schip 1] geladen.

2.16.

Op 1 oktober 2013 verstrekte een medewerker van [bedrijf 3] namens [bedrijf 1] aan belanghebbende per e-mail documentinstructies voor de [schip 1] , met onder meer de volgende tekst:

“Destination: Rotterdam for orders”,

“Cargo description: FAME
Quantity: 10000mt.”,

en

“Certificate of origin with indication that out of 10000mts that we load 7000mts is Indonesian cargo arrived with [schip 2] ”

2.17.

Op 2 oktober 2013 verstrekte belanghebbende per e-mail instructies voor het laden van de [schip 1] :

“Dear all,

Pls load full tank 64 (with quality of [schip 3] ) approx 8300 and load physically SEGREGATED balance of tank 66 approx but max 2200mt

Quantity to be laoded on board: approx but max 10 500 MT”

2.18.

Bij de documentinstructies gaf belanghebbende in een aan deze mail onderliggende mail van 1 oktober 2013 onder meer de volgende opdracht:

“Certificate of origin (taking [schip 2] approx Indonesia 6.974.434 and balance [schip 3] origin USA )”

2.19.

Op 4 oktober 2013 is namens [bedrijf 1] een e-mailbericht aan [bedrijf 2] gestuurd waarin is opgenomen:

“Please find attached Form A certificates for [schip 1] arriving at discharge 10000 mts of FAME.”

2.20.

Op 8 oktober 2013 gaf [bedrijf 1] per e-mail instructies aan [bedrijf 2] voor het lossen van de biodiesel uit de [schip 1] :

“We hereby nominate MT [schip 1] for discharge of two segregated FAME parcels at [bedrijf 2] :

- First segregation abt 2002 mts FAME from vessel tanks 2W

- Second segregation abt.8450 mts FAME from vessel tanks 3W, 4S, 5W, 6W.

Parcels are to be discharged and kept separate.

(…)

Cargo status on arrival: T1

Please custom clear 7.016,922 mts according to the Form A certs (MT [schip 2] ) that were sent to you by [bedrijf 7] , the rest to be left T1 and loaded on [schip 5] .”

2.21.

In het dossier bevindt zich een ongedateerde brief van [bedrijf 7] aan [bedrijf 2] :

“RE:GSP CERTIFICATES “ [schip 5] / [schip 2] ”

Dear Sirs,

As per instructions from [bedrijf 1] , Amsterdam Geneva Branch, we remit you herewith enclosed.

- 1 replacement GSP certificate of origin FORM-A N⁰ 000834

- 1 GSP certificate of origin 0003404/KDM/2013”

2.22.

Op 8 oktober 2013 stuurde [bedrijf 2] een e-mailbericht aan [bedrijf 1] met de bevestiging dat zij de originele Forms A had ontvangen.

2.23.

Op 11 oktober 2013 stuurde een medewerker van [bedrijf 1] een emailbericht aan [bedrijf 2] :

“The documents are correct because this is a transshipment of goods that arrived at Barcelona from Indonesia . If you need any further clarification, please ask. 7000 mts we clear on [schip 2] papers and the rest is for further export to Norway”

2.24.

Op 11 oktober 2013 vond de volgende wisseling van e-mails plaats tussen de in 2.23 bedoelde medewerker van [bedrijf 1] , hieronder aangeduid als J.K. , en een medewerker van belanghebbende, aangeduid als G.W.:

J.K. :

“Please help us with an urgent case. We need copies of documents for the 3000 mts of US origin cargo transshipped on [schip 1] .”

Original vessel was [schip 3] . Please provide as we need to clear the case with Dutch customs.”

G.W.:

“What documents are required to clear the cargo with customs?”

J.K. :

“We need a copy of BL, Certificate or Origin and your Invoice”.

G.W.:

”Do you need one invoice covering your whole cargo or two separate invoices per origin?”

J.K. :

“2 invoices covering different destinations would be great”.

En:

“If possible, please issue Certificate of Origin still today

Indonesian origin cargo loaded on [schip 1] (we have 2 Cert of Origin)

2017.284 + 4999.638 = 7016.922 mts

So we need a certificate of USA origin for balance 3395.925 mts.”

2.25.

Vervolgens stuurde de in 2.24 bedoelde medewerker van belanghebbende een e-mailbericht naar een medewerker van [bedrijf 7] :

“Our receiver is already in possession of the certificate of origin pertaining to the Indonesian origin (7016.922mt air). They are now missing the certificate of origin pertaining to the US cargo loaded which is the remainder quantity and shall be 3395.925 mt air.”

2.26.

[bedrijf 2] heeft de biodiesel uit de [schip 1] (10.459.200 kg) ingeslagen in haar entrepot en op 11 en 12 oktober 2013 gelost in tank 207, tank 301 en in tank 302.

3 Geschil in hoger beroep

Tussen partijen is in geschil of de utb terecht aan belanghebbende is uitgereikt.

4 Beoordeling van het geschil

5 Kosten

6 Beslissing