Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 10-10-2017, ECLI:NL:GHARL:2017:8755, 16/01351 t/m 16/01356

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 10-10-2017, ECLI:NL:GHARL:2017:8755, 16/01351 t/m 16/01356

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
10 oktober 2017
Datum publicatie
20 oktober 2017
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2017:8755
Formele relaties
Zaaknummer
16/01351 t/m 16/01356

Inhoudsindicatie

IB/PVV. Navordering. Nieuw feit? Winst uit onderneming? Gemeenteraadslid. Activiteiten in Thailand. Kosten werkruimte.

Uitspraak

locatie Arnhem

nummer 16/01351 tot en met 16/01356

uitspraakdatum: 10 oktober 2017

Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 22 september 2016, nummers AWB 15/6787, 15/6789, 15/6791, 15/7593, 15/7594 en 15/7595, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Utrecht-Gooi/kantoor Utrecht (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1

De Inspecteur heeft aan belanghebbende over 2009 en 2010 navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) en over 2009 een navorderingsaanslag premie Zorgverzekeringswet (hierna: Zvw) opgelegd. Daarbij is bij beschikking heffingsrente in rekening gebracht.

1.2

De Inspecteur heeft voorts aan belanghebbende voor 2011 en 2012 aanslagen IB/PVV en voor 2012 een aanslag premie Zvw opgelegd. Daarbij is bij beschikking voor 2011 heffingsrente en voor 2012 belastingrente in rekening gebracht.

1.3

Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de Inspecteur bij uitspraken de bezwaren tegen de belastingaanslagen 2009 en 2011 niet-ontvankelijk verklaard, de aanslag voor 2011 bij ambtshalve gegeven beschikking verminderd, en de bezwaren tegen de belastingaanslagen 2010 en 2012 afgewezen.

1.4

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 22 september 2016 met instemming van partijen met toepassing van artikel 7:1a van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) geacht mede gericht te zijn tegen de ambtshalve gegeven beschikking met betrekking tot 2011, het beroep gegrond verklaard voor zover het was gericht tegen de niet-ontvankelijkverklaring van de bezwaarschriften met betrekking tot 2009, de navorderingsaanslagen voor dat jaar gehandhaafd, het beroep tegen de uitspraak met betrekking tot 2010 ongegrond verklaard, het beroep gegrond verklaard voor zover het betrekking heeft op 2011 en 2012 en de aanslagen voor die jaren verminderd.

1.5

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.6

Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, de van de Rechtbank ontvangen dossiers die op deze zaken betrekking hebben alsmede de nadere stukken die nadien nog door partijen zijn ingebracht.

1.7

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 augustus 2017 te Arnhem. Daarbij is verschenen en gehoord belanghebbende, tot bijstand vergezeld door zijn gemachtigde mr. [A] en [B] . Namens de Inspecteur is verschenen mr. [C] .

1.8

Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 De vaststaande feiten

2.1

Belanghebbende is geboren [in] 1959 en gehuwd geweest. Zijn kinderen zijn inmiddels uitwonend. Belanghebbende bewoont samen met een huisgenote een huurwoning. Sinds 2008 zijn belanghebbende en de huisgenote medehuurders van de woning. Bij de woning behoort een garage. Belanghebbende heeft, met toestemming van de verhuurder, in de woning op zolder en, nadien, in de garage een werkruimte gerealiseerd. De werkruimte op zolder is door belanghebbende in 2009 gebruikt in verband met het verrichten van werkzaamheden. Daarna is de tot werkruimte verbouwde garage gebruikt, die een eigen ingang heeft aan de openbare weg en beschikt over een pantry en aansluitingen voor sanitaire voorzieningen. In de onderhavige jaren waren die sanitaire voorzieningen nog niet daadwerkelijk gerealiseerd.

2.2

Belanghebbende is in het verleden werkzaam geweest als zelfstandige loodgieter en aannemer. Door arbeidsongeschiktheid is belanghebbende niet meer in staat deze werkzaamheden uit te oefenen. Belanghebbende ontving in de onderhavige jaren een uitkering uit een arbeidsongeschiktheidsverzekering (hierna: de AOV) die door hem was afgesloten. De arbeidsongeschiktheid is niet het gevolg van een bedrijfsongeval maar van lichamelijke gebreken die vooral bestaan uit een ernstige vorm van artrose en artritis. Naast de uitkering uit de AOV ontvangt belanghebbende een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheid zelfstandigen (WAZ).

2.3

Belanghebbende is sinds 24 april 1991 ingeschreven bij de Kamer van Koophandel als eenmanszaak onder de namen (na meer wijzigingen) ‘ [D] ’, ‘ [E] ’, ‘ [F] ’ en ‘ [G] ’. De inschrijving vermeldt een zeer breed scala van activiteiten waaronder – zakelijk en kort samengevat – detailhandel via postorder en internet, bemiddeling onroerend goed, adviesbureau en consultancy, groothandel verwarmings- en bouwmaterialen en lichte afbouwwerkzaamheden, telen en verkoop van rijst, im- en export van diverse handels- en consumentengoederen en ‘zelfstandig raadslid’.

2.4

Belanghebbende is sedert 2008 politiek actief en is vanaf 2008 lid van een raadscommissie van de gemeente [Z] . In 2010 is belanghebbende gekozen tot lid van de gemeenteraad van [Z] . In 2014 is hij opnieuw gekozen.

2.5

In 2009 en 2010 beperkten de activiteiten van belanghebbende zich tot de werkzaamheden als commissie- en gemeenteraadslid. Naast de opbrengst daarvan bestond het inkomen van belanghebbende in die jaren uit de hiervoor bedoelde AOV- en WAZ-uitkeringen. Belanghebbende heeft in 2011 onderzoek gedaan naar mogelijkheden om in Thailand een rijstplantage te starten. In 2012 is gezocht naar een bedrijfslocatie. In 2013 heeft hij in Thailand een agrarisch bedrijf opgezet, onder meer door het in zijn opdracht doen aanleggen en bewerken van ongeveer 1,12 hectare grond voor de rijstteelt. Hij heeft daarnaast onderzoek gedaan naar mogelijkheden voor import vanuit Thailand van onder meer PVC-artikelen en hij heeft consumentengoederen (lees- en zonnebrillen) naar Thailand geëxporteerd. Voor de verkoop van de consumentengoederen en de gang van zaken met betrekking tot de rijstplantage heeft belanghebbende een zogenoemde freelance-overeenkomst opgesteld met een plaatselijke inwoonster. Belanghebbende is afhankelijk van de financiële overzichten die zij maakt, en inmiddels verloopt, naar belanghebbende ter zitting van het Hof heeft verklaard, de financiële afrekening vrij gestructureerd. Voordat met de activiteiten in Thailand is gestart heeft belanghebbende niet een zogenoemd businessplan opgesteld maar hij had – naar zijn zeggen – wel voor ogen wat er aan investeringen in onder meer grond en vervoermiddelen nodig was. Het Hof zal de hier beschreven activiteiten in het vervolg aanduiden als de Thaise activiteiten.

2.6

Belanghebbende heeft voor de onderhavige jaren aangifte gedaan voor de IB/PVV en Zvw. Hij heeft daarin telkens de WAZ-uitkeringen vermeld onder ‘Pensioen, lijfrente of andere uitkering’, de AOV-uitkering onder ‘Periodieke uitkeringen’ dan wel (voor 2011 en 2012) onder ‘Pensioen, lijfrente of andere uitkering’, de inkomsten uit zijn politieke activiteiten onder ‘Resultaat uit overige werkzaamheden (arbeid)’ (hierna: row) en de negatieve opbrengst van zijn overige activiteiten onder ‘Winst uit onderneming’. In de aangiften zijn de volgende bedragen opgenomen (in euro’s):

2009 2010 2011 2012

Verlies (vóór ondernemersaftrek

en MKB-vrijstelling) 19.569-/- 21.269-/- 15.330-/- 25.959-/-

WAZ-uitkering 14.420 14.680 14.965 15.097

AOV-uitkering 24.688 27.472 29.012 29.548

Gemeente: opbrengst 1.225 15.427 18.613 18.669

kosten 1.300-/- 6.980-/- 2.273-/-

2.7

In verband met de in de aangifte opgenomen verliezen heeft de Inspecteur bij belanghebbende een boekenonderzoek ingesteld. In het onderzoek zijn ook de juistheid van de kostenaftrek en de omzetbelasting betrokken. Na een aantal concepten waarop belanghebbende heeft kunnen reageren, is op 10 september 2015 het definitieve rapport uitgebracht met bevindingen van het boekenonderzoek. Die bevindingen hebben geleid tot het opleggen van de onderhavige belastingaanslagen. Daarbij zijn door de Inspecteur met name gecorrigeerd de door belanghebbende in de aangiften in aanmerking genomen kosten van een werkruimte (alle jaren), een deel van de algemene kosten in verband met het overwegende privékarakter daarvan zoals een abonnement op het AD, lidmaatschappen van FNV, Woonbond en Vogelbescherming, en sauna (2010, 2011 en 2012), en de vervoerskosten in 2011 en 2012. De nageheven omzetbelasting die verband houdt met kosten die wel in aftrek zijn toegelaten, is door de Inspecteur alsnog als kostenpost in aanmerking genomen. Bij het vaststellen van de onderhavige belastingaanslagen zijn geen zogenoemde ondernemers-faciliteiten in aanmerking genomen.

2.8

De Rechtbank heeft geoordeeld dat de vervoerskosten (autokosten) die in de aangiften zijn opgenomen onder het verlies uit onderneming, voor 2011 en 2012 (voor 2009 en 2010 heeft de Inspecteur geen correctie aangebracht op dit punt) in aftrek kunnen worden gebracht op het row. Voor het overige heeft de Rechtbank de opgelegde belastingaanslagen en rentebeschikkingen in stand gelaten.

2.9

De Inspecteur is in hoger beroep opgekomen tegen het door de Rechtbank in 2011 en 2012 in aftrek toelaten van de autokosten. Ter zitting van het Hof heeft de Inspecteur zijn hogerberoepschrift ingetrokken.

3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1

In geschil is of de inkomsten van belanghebbende, andere dan de WAZ-uitkering, door hem zijn genoten als winst uit een door hem gedreven onderneming. Voorts is in hoger beroep nog in geschil of de kosten van de werkruimte aftrekbaar zijn en of op de algemene kosten een correctie moet worden aangebracht.

3.2

Belanghebbende stelt – samengevat en zakelijk weergegeven – dat alle door hem genoten inkomsten, andere dan de WAZ-uitkering, voortvloeien uit één onderneming. Het is een eenmanszaak en alle (voormalige) activiteiten zijn tot zijn persoon terug te voeren. Zijn lichamelijke klachten zijn het gevolg van het verrichten van (zware) werkzaamheden in zijn voormalige beroepsuitoefening en in zoverre zou van een bedrijfsongeval kunnen worden gesproken. De hoogte van de AOV-uitkering houdt verband met de hoogte van de voorheen door hem genoten winst. De premie’s zijn destijds als bedrijfskosten in aanmerking genomen. De AOV-uitkering behoort tot de winst uit onderneming. Ook zijn inkomsten als raads- en commissielid behoren daartoe. Hij is zelfstandig raadslid en uit de informatievoorziening door de Kamer van Koophandel en de VNG, en uit het rechtspositiebesluit van de gemeente, volgt dat hij zijn raadslidmaatschap uitoefent als zelfstandige ondernemer. De Kamer van Koophandel heeft inschrijving van die werkzaamheden als ondernemersactiviteiten ook toegelaten. Mededelingen van die instantie, die naar zijn mening ook beslist over het ondernemerschap, binden de Inspecteur. Hij mag althans daaraan het vertrouwen ontlenen dat die opvatting door de Inspecteur wordt gevolgd. De Thaise activiteiten heeft hij opgestart teneinde in zijn inkomensbehoefte te voorzien als vanaf 2019 de AOV-uitkering stopt. Hij heeft gekozen voor Thailand omdat hij heeft ervaren dat hij wel vaart bij de aldaar heersende klimatologische omstandigheden. De objectieve verwachting bestaat dat uiteindelijk positieve resultaten uit die activiteiten voortvloeien. Voor alle activiteiten binnen zijn ene onderneming tezamen geldt dat zij in totaal positief zijn. Hij heeft recht op toepassing van de ondernemersfaciliteiten. Alle opgevoerde kosten zijn zakelijk. De kosten van de bedrijfsruimte zijn aftrekbaar omdat hij ervoor heeft gekozen het huurrecht tot het vermogen van zijn onderneming te rekenen. Alsdan zijn er geen aftrekbeperkingen met betrekking tot de kosten van die ruimte en de inrichting en het gebruik daarvan. Nu alle kosten steeds in de aangiften zijn opgenomen ontbreekt het de Inspecteur aan een nieuw feit dat navordering rechtvaardigt.

3.3

De Inspecteur is van mening dat de Thaise activiteiten niet als een onderneming kunnen worden aangemerkt nu een voordeel daaruit, gelet op de gerealiseerde resultaten en de prognoses voor de toekomst, naar objectieve maatstaven niet zijn te verwachten. De inkomsten uit het raadslidmaatschap en de AOV-uitkering zijn evenmin als winst uit onderneming aan te merken. Uit de cijfermatige uitwerkingen in de aangiften voor 2009 tot en met 2011 blijkt dat belanghebbende niet heeft gekozen voor het activeren van het huurrecht als ondernemingsvermogen, dan wel als resultaatsvermogen. Het huurrecht behoort dus tot het privé vermogen. De aanslagen over 2009 en 2010 waarin dit tot uitdrukking is gebracht staan onherroepelijk vast. De Kamer van Koophandel kan niet namens de Belastingdienst beslissingen nemen omtrent de fiscale kwalificatie en de belastbaarheid van inkomsten. Het enkele vaststellen van de aanslagen overeenkomstig de gedane aangiften kan niet als een verzuim worden aangemerkt dat het opleggen van navorderingsaanslagen verhindert.

3.4

Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het proces-verbaal van de zitting.

3.5

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en de uitspraken van de Inspecteur en tot vermindering van de aanslagen IB/PVV en Zvw.

3.6

De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing