Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 23-05-2018, ECLI:NL:GHARL:2018:4480, 16/00364
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 23-05-2018, ECLI:NL:GHARL:2018:4480, 16/00364
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 23 mei 2018
- Datum publicatie
- 1 juni 2018
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2018:4480
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2020:290
- Zaaknummer
- 16/00364
Inhoudsindicatie
BPM. Invoer schade-auto. Toonplicht Soesterberg.
Uitspraak
locatie Arnhem
nummer 16/00364
uitspraakdatum: 23 mei 2018
Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 18 februari 2016, nummer AWB 15/1971, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Doetinchem (hierna: de Inspecteur)
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (hierna: BPM) opgelegd ten bedrage van € 2.431. Voorts is bij beschikking een boete opgelegd van € 243.
De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de naheffingsaanslag gehandhaafd en de boetebeschikking vernietigd. Aan belanghebbende is een proceskostenvergoeding toegekend van € 244.
Belanghebbende is tegen de uitspraak betreffende de naheffingsaanslag in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 april 2018. De zaak is met toestemming van partijen gelijktijdig behandeld met de zaken 16/00263 en 16/00321.
Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 Vaststaande feiten
Belanghebbende heeft ter zake van een uit een andere lidstaat overgebrachte personenauto van het merk BMW, 3-serie Touring – 335i Executive (VIN: [00000] , hierna: de auto) op 3 februari 2014 aangifte voor de BPM gedaan. Belanghebbende heeft daarbij gekozen voor toepassing van het tariefjaar 2012. Er is een bedrag van € 1.001 aan BPM voldaan. Voor de auto is € 14.500 exclusief omzetbelasting betaald.
De datum van eerste toelating van de auto is 18 juli 2007. De auto is op 12 februari 2014 geregistreerd.
Bij de aangifte is een taxatierapport overgelegd van 30 januari 2014, welk is opgemaakt door [A] , verbonden aan [B] (hierna: de taxateur; het taxatierapport). In het taxatierapport is een handelsinkoopwaarde vermeld van € 4.013, gebaseerd op de koerslijstwaarde van Autotelex van € 13.791, verminderd met een schadebedrag van € 9.778. De auto had ten tijde van de aangifte een leeftijd van ongeveer zes jaar en zeven maanden, een kilometerstand van 129.298 en de algehele staat van onderhoud van de auto was volgens het taxatierapport, behoudens de schade, redelijk.
Bij brief van 4 februari 2014 heeft de Inspecteur belanghebbende bericht dat de auto is geselecteerd voor een hertaxatie en hem opgeroepen de auto daartoe aan te bieden aan de Dienst Domeinen Roerende Zaken (DDRZ). De brief vermeldt daarover:
“op 04-02-2014 hebt u met mij telefonisch een afspraak gemaakt voor de hertaxatie van uw motorrijtuig. De hertaxatie zal verricht worden door Domeinen Roerende Zaken in Soesterberg. U moet uw motorrijtuig op 06-02-2014 om 09.00 of om 14.00 uur aanleveren op het volgende adres: Zuiderweg (zijweg Zeisterspoor) 3769 AP Soesterberg.”
Bij e-mailbericht van 4 februari 2014 heeft belanghebbende de Inspecteur als volgt geschreven:
“Ik ga niet in op uw uitnodiging mijn auto te tonen bij de DDRZ te Soesterberg en wel om de volgende redenen:
Mijn voertuig is nog niet geregistreerd in het Nederlandse kentekenregister en daarmee niet verzekerd. Voor de registratie bij de Rijksdienst Voor het Wegverkeer is dat een ander verhaal. Ik kan ten behoeve van het verkrijgen van de registratie een ééndagskenteken bij het RDW verkrijgen. In het verlengde daarvan is het voor uw op het RDW station in de regel aanwezig zijnde belastingambtenaren mogelijk om dezelfde dag een nadere controle van voertuig en aangifte uit te voeren.
Zou ik mijn voertuig (al dan niet zelfstandig voortbewogen) al naar DDRZ in Soesterberg gaan transporteren, is er eveneens een risico dat het voertuig daar niét in door u gewenste ongewijzigde staat zal verschijnen. Het voertuig kan immers (onverzekerd) betrokken raken bij een ongeval met alle gevolgen van dien en bij zelfstandig voortbewegen, komen er (aanzienlijke) kilometers bij. Voorts bestaat het risico dat het voertuig technische mankementen oploopt. Deze risico’s zijn voor mij niet aanvaardbaar.
Nu u voorstelt dat ik mijn voertuig op een andere dag en tijdstip wederom (al dan niet zelfstandig voortbewogen) over de weg dien te vervoeren, zou ik sowieso onverzekerd en (bij zelfstandige voortbeweging) eveneens in overtreding zijn. Dit is een, voor mij persoonlijk én in algemene zin, onaanvaardbaar risico.
Ik stel mij op het standpunt dat de hertaxatie, zou deze door de DDRZ worden uitgevoerd, geen gelijkwaardige expertise is ten opzichte van de door mij aangeleverde taxatie. In dat verband verwijs ik naar het rapport van de Ombudsman d.d. 23 april 2009, rapportnummer 2009/074, II punt 3 en 4: (…)
(…)
Om voornoemde redenen beschouw ik uw verzoek als buitengewoon onredelijk op basis waarvan ik hier niet aan tegemoet zal komen. Indien u in staat bent uw hertaxatie op een, conform uw eisen in dit kader gesteld, gelijkwaardig te stellen onafhankelijk uitgevoerde expertise kunt baseren, houd ik mijn auto tot 6 werkdagen na mijn belastingaangifte in ongewijzigde staat beschikbaar voor uw hertaxateur. De auto zal daarvoor gestald blijven staan op een door mij verzekerde locatie.”
Op 23 oktober 2014 heeft belanghebbende aangifte gedaan van de diefstal van de auto. In het proces-verbaal dat naar aanleiding van de aangifte is opgemaakt, is – onder meer – het volgende opgenomen:
“Hierbij doe ik aangifte van diefstal van mijn auto.
Ik ben eigenaar van een blauwe personenauto van het merk BMW touring, 335i AT, high executive, M uitvoering, blauw metalic met kenteken [Y-YYY-00] . Deze auto heb ik in februari 2014 geïmporteerd. Het betreft een unieke auto, er geen een hetzelfde in Nederland.
De kilometerstand van mijn auto is 136111 km. Mijn auto is voorzien van een alarm en startonderbreking. De dagwaarde van de auto is ongeveer 25.000 euro.”
Met dagtekening 5 december 2014 heeft de Inspecteur aan belanghebbende de onderhavige naheffingsaanslag BPM opgelegd ten bedrage van € 2.431, gebaseerd op een handelsinkoopwaarde van de auto van € 13.791, zijnde de koerslijstwaarde (Autotelex) zonder rekening te houden met een waardevermindering in verband met schade en een catalogusprijs van € 80.393. Tevens heeft de Inspecteur bij beschikking een verzuimboete aan belanghebbende opgelegd van € 243 (10%). Ter motivering van de naheffingsaanslag heeft de Inspecteur daarbij aan belanghebbende – onder meer – als volgt geschreven:
“Hoewel u daartoe opgeroepen was hebt u de auto niet aangeboden bij Domeinen Roerende Zaken in Soesterberg. U heeft mij schriftelijk op de hoogte gesteld van uw redenen om de auto niet in Soesterberg te tonen. Ik heb de verplichting om de auto te tonen weloverwogen opgelegd. De door u genoemde argumenten – voor zover ik ze valide acht – had ik daarbij reeds meegewogen, en ontslaan u dan ook niet van uw verplichting de auto te tonen. Nu u de auto niet getoond heeft voldoet u niet aan het gestelde in artikel 10, lid 8, van de Wet BPM en artikel 8, lid 8, (de toonplicht) van de Uitvoeringsregeling BPM.
(…)
Doordat de auto niet is getoond aan de door mij aangewezen deskundigen heb ik mij geen gefundeerd oordeel kunnen vormen over de juistheid van de door u gebruikte taxatie. Daarom stel ik mij op het standpunt dat de afschrijving en daarmee de waarde van de auto bepaald moet worden aan de hand van een koerslijst, dan wel aan de hand van de wettelijke tabel als u daarvoor geopteerd heeft.”
In bezwaar is de naheffingsaanslag gehandhaafd, doch de boetebeschikking vernietigd.
De Rechtbank heeft het hiertegen ingestelde beroep van belanghebbende ongegrond verklaard.
3 Geschil
In hoger beroep is tussen partijen in geschil of de naheffingsaanslag terecht en niet tot een te hoog bedrag aan belanghebbende is opgelegd. Belanghebbende beantwoordt die vragen ontkennend en de Inspecteur bevestigend. Voor de specifieke geschilpunten wordt verwezen naar onderdeel 4 van deze uitspraak.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, tot vernietiging van de uitspraak op bezwaar en tot vernietiging dan wel vermindering van de naheffingsaanslag. De Inspecteur concludeert tot vermindering van de naheffingsaanslag in verband met de koerslijst voor margeauto’s en de toepassing van een ander tariefjaar.