Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 17-12-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:10949, 18/01236 en 18/01237

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 17-12-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:10949, 18/01236 en 18/01237

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
17 december 2019
Datum publicatie
27 december 2019
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2019:10949
Formele relaties
Zaaknummer
18/01236 en 18/01237

Inhoudsindicatie

OB. Omzetbelasting verschuldigd wegens privégebruik woning?

Uitspraak

locatie Arnhem

nummers 18/01236 en 18/01237

uitspraakdatum: 17 december 2019

Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

V.O.F. [X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 9 november 2018, nummers AWB 17/2695 en 17/2696, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Arnhem (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Belanghebbende heeft over de tijdvakken 1 oktober 2015 tot en met 31 december 2015 en 1 oktober 2016 tot en met 31 december 2016 omzetbelasting op aangifte voldaan.

1.2.

De Inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar de bezwaren ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 december 2019. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende verricht met ingang van 1 mei 1987 met omzetbelasting belaste activiteiten en kwalificeert in verband hiermee als ondernemer voor de omzetbelasting. Belanghebbende heeft geen eigen bankrekening. De zakelijke en privéuitgaven verlopen via dezelfde bankrekening. De vennoten van belanghebbende zijn [A] (hierna: [A] ) en [B] (hierna: de echtgenote). De vennoten zijn gehuwd in gemeenschap van goederen.

2.2.

[A] heeft op grond die op zijn naam staat tussen 2006 en 2009 een pand laten bouwen (hierna: het pand). Het pand is in 2010 in gebruik genomen. [A] en de echtgenote wonen in het pand. Daarnaast maakt belanghebbende gebruik van een of meer ruimten, die als werkkamer of opslagruimte worden gebruikt. Belanghebbende betaalt niet voor dit gebruik. Er zijn geen afspraken over dit gebruik op schrift gesteld.

2.3.

De facturen van het bouwbedrijf staan op naam van [A] . Een van de facturen vermeldt als omschrijving “2 de termijn bedrijfsruimte”. Belanghebbende heeft gedurende de bouw van het pand de volledige omzetbelasting op de bouwkosten in vooraftrek gebracht. Belanghebbende heeft het pand niet geactiveerd.

2.4.

Belanghebbende heeft in het vierde kwartaal van 2015 en het vierde kwartaal van 2016 omzetbelasting aangegeven en voldaan over het privégebruik van het pand.

2.5.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de voldoeningen van de omzetbelasting wegens privégebruik van het pand. De Inspecteur heeft de bezwaren afgewezen.

2.6.

De Rechtbank heeft geoordeeld dat het arrest van de Hoge Raad van 30 oktober 2015, ECLI:NL:HR:2015:3175 (hierna: het Champignonkwekerij-arrest) betrekking heeft op een andere situatie. In dat geval was sprake van een maatschap met drie maten (vader, moeder, dochter), die gebruik maakte van een pand dat slechts eigendom van twee van hen was. Dan ligt het voor de hand te oordelen dat de maatschap van drie maten het goed niet zowel privé als zakelijk gebruikt. In de onderhavige zaak zijn de vennoten van belanghebbende dezelfde personen als de eigenaren van het pand. Er is, aldus de Rechtbank, geen enkele aanwijzing dat de Hoge Raad ook voor die situatie heeft beoogd af te wijken van de hoofdregel die volgt uit het arrest Charles en Charles-Tijmens. In zoverre is naar het oordeel van de Rechtbank ook het Advocaten-arrest (Hoge Raad 5 januari 1983, ECLI:NL:HR:1983:AW9011) niet achterhaald.

3 Geschil

In geschil is of belanghebbende omzetbelasting is verschuldigd vanwege privégebruik van het pand. Het geschil spitst zich toe op de vraag of van belang is dat, in afwijking van de situatie waarover de Hoge Raad in het Champignonkwekerij-arrest heeft geoordeeld, het pand ter beschikking staat van alle vennoten van belanghebbende in plaats van twee van de drie vennoten. Belanghebbende leidt uit het Champignonkwekerij-arrest af dat het pand ten onrechte tot het bedrijfsvermogen is gerekend en dat daarom geen omzetbelasting is verschuldigd wegens privégebruik. Het is niet belanghebbende die het pand privé gebruikt, maar [A] en de echtgenote. De Inspecteur bestrijdt deze conclusies.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing