Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 30-11-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:11109, 20/00863

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 30-11-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:11109, 20/00863

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
30 november 2021
Datum publicatie
10 december 2021
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2021:11109
Formele relaties
Zaaknummer
20/00863

Inhoudsindicatie

VPB. Afwaardering vordering. Garantievoorziening. Voorziening bedrijfsbeëindiging. Pensioenvoorziening.

Uitspraak

locatie Leeuwarden

nummer 20/00863

uitspraakdatum: 30 november 2021

Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[belanghebbende] B.V. te [vestigingsplaats] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 30 juli 2020, nummer LEE 19/142, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Eindhoven (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is voor het jaar 2014 een aanslag in de vennootschapsbelasting (hierna: Vpb) opgelegd. Bij beschikking is belastingrente berekend.

1.2.

De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de bezwaren ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank NoordNederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft verweer gevoerd.

1.5.

Partijen zijn bij aangetekende brieven van 9 juli 2021 van het Hof uitgenodigd voor de zitting op 7 september 2021 om 11.30 uur. Omdat het bezorgen van de brief aan de gemachtigde van belanghebbende (hierna: de gemachtigde) volgens de site van PostNL niet was gelukt, heeft het Hof de uitnodiging bij gewone brief van 22 juli 2021 aan de gemachtigde verzonden, en, nadat de aangetekende brief retour was ontvangen, nogmaals bij gewone brief van 28 juli 2021.

1.6.

De gemachtigde heeft bij brief van 30 augustus 2021, ontvangen door het Hof op 2 september 2021, verzocht om uitstel van de zitting in verband met het op de betreffende dag moeten ondergaan van een medische ingreep. In deze brief heeft de gemachtigde verwezen naar een eerdere aan het Hof verzonden brief waarin om uitstel van de zitting op 7 september 2021 zou zijn verzocht. Laatstbedoelde brief is bij het Hof niet bekend. Gelet op de aangevoerde reden (de medische ingreep), heeft het Hof het verzoek toegewezen.

1.7.

Partijen zijn bij aangetekende brieven van 21 september 2021 van het Hof uitgenodigd voor de zitting op 2 november 2021 om 11.30 uur.

1.8.

Na telefonisch contact met de griffie van het Hof op 1 november 2021, heeft de gemachtigde bij e-mailbericht op dezelfde dag om 12.47 uur, verzocht om uitstel van de zitting op 2 november 2021 met als reden dat hij dan voor werkzaamheden in het buitenland is. Daarbij heeft de gemachtigde als bijlage een afschrift van een brief van 24 september 2021 overgelegd, die op die datum door hem naar het Hof zou zijn gestuurd. De brief van 24 september 2021 is bij het Hof niet bekend. Blijkens het afschrift van de betreffende brief heeft de gemachtigde geschreven dat hij in verband met werkzaamheden in het buitenland verzoekt of de zitting met een week zou kunnen worden verplaatst. De griffier heeft de gemachtigde op 1 november 2021, omstreeks 15.15 uur, telefonisch meegedeeld dat het verzoek om uitstel wordt afgewezen omdat het eerdere verzoek tot uitstel van deze zitting door het Hof niet is ontvangen en het bij e-mailbericht gedane verzoek om uitstel niet tijdig is ingediend. De griffier heeft de gemachtigde hierbij nog gewezen op de mogelijkheid om de zitting op digitale wijze bij te wonen. Van dit aanbod heeft de gemachtigde geen gebruik gemaakt, naar eigen zeggen omdat zijn agenda op de dag van de zitting is volgepland. Bij brief van 2 november 2021 heeft het Hof de afwijzing van het verzoek aan de gemachtigde bevestigd.

1.9.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 november 2021. Daarbij is verschenen en gehoord [naam1] namens de Inspecteur. Namens belanghebbende is niemand verschenen. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende is [in] 2006 opgericht. Het boekjaar van belanghebbende is gelijk aan het kalenderjaar. De enige aandeelhouder is de heer [de enige aandeelhouder] ( [de enige aandeelhouder] ), geboren [in] 1947.

2.2.

Volgens een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel is [de enige aandeelhouder] tezamen met zijn echtgenote [de echtgenote] zelfstandig bevoegd bestuurder van belanghebbende. De activiteiten van belanghebbende bestaan volgens dit uittreksel uit het zijn van houdstermaatschappij alsmede het uitoefenen van managementactiviteiten.

2.3.

Belanghebbende maakt met ingang van 28 november 2006 als moedermaatschappij deel uit van een fiscale eenheid voor de Vpb met [de dochtermaatschappij] B.V. als gevoegde dochtermaatschappij. De dochtermaatschappij levert worst en vleeswaren aan supermarkten.

2.4.

Belanghebbende heeft op 21 juni 2016 voor het jaar 2014 aangifte Vpb gedaan naar een belastbaar bedrag van € 761.331. De Inspecteur heeft de aanslag in de Vpb voor het jaar 2014 met dagtekening 16 juli 2016 conform de ingediende aangifte opgelegd en bij beschikking belastingrente berekend.

2.5.

Tot de stukken van het geding behoort een op 6 september 2014 getekende overeenkomst van geldlening tussen [de enige aandeelhouder] en zijn zoon [de zoon] (de zoon), voor een bedrag van € 50.000.

2.6.

Bij brief van 20 juli 2016, door de Inspecteur ontvangen op 22 juli 2016, heeft belanghebbende bezwaar gemaakt tegen de aanslag in de Vpb voor het jaar 2014.

2.7.

Op 15 november 2016 heeft belanghebbende voor het jaar 2014 een herziene aangifte Vpb ingediend. Volgens deze aangifte moet het belastbaar bedrag worden vastgesteld op € 265.241.

2.8.

Deze herziene aangifte verschilt ten opzichte van de eerder ingediende aangifte onder andere op het punt van de buitengewone lasten. In de herziene aangifte is hiervoor een bedrag van € 313.000 opgenomen. Deze buitengewone lasten bestaan uit de volgende posten:

- Afwaardering van een vordering van € 50.000;

- Vorming van een garantievoorziening van € 108.000;

- Vorming van een voorziening bedrijfsbeëindiging van € 80.000;

- Vorming van een pensioenvoorziening van € 75.000.

2.9.

De gemachtigde van belanghebbende heeft als bijlage bij zijn brief van 28 maart 2017 een toelichting gevoegd inzake de vorming van de garantievoorziening. Deze toelichting vermeldt – voor zover hier van belang – het volgende:

“De supermarktketens eisen dat foutieve producten direkt uit de schappen worden gehaald en zo snel mogelijk worden hergeleverd.

Hiervoor is de herleveringsverplichting (garantievoorziening) is gevormd om een foutieve produktie terug te halen bij de winkels en deze zo snel mogelijk her te beleveren dmv een extra productie ronde.

Produkten worden niet per klant gemaakt maar door elkaar heen en hierdoor heb je meerdere ketens en overige klanten die problemen hebben

De 3 grootste supermarktketens van het beleveringsgebied beslaat al 187 supermarkten. Bij de totstandkoming van de voorziening is geen rekening gehouden met het omzetverlies en cliëntafbreuk.

De opbouw bedraagt 60% van de gebudgetteerde kosten

Terug te halen product kan door inkoopvolume 2 weken produktie besmetten. Produkten zijn wel ter herleiden naar de winkels

€ 86.000,00

inkoop vlees, kruiden en andere producten voor nieuwe produktie

€ 50.500,00

inhuurpersoneel om de winkels te bezoeken om de produkten terug te halen direkt die dag. Tot 14 dagen

€ 4.000,00

inhuur bestelauto’s om goederen op te halen en opnieuw te beleveren

€ 14.000,00

loonkosten om produktie opnieuw te doen

€ 15.000,00

Afvoer vlees

€ 2.000,00

Openstellen antwoordnummer voor het reeds verkochte product

€ 1.000,00

Ruimte en koeling inrichten voor in de winkels waar het product kan worden teruggebracht

€ 2.500,00

Advertenties dagbladen

€ 6.000,00

€ 181.000,00”

2.10.

In de bijlage bij de onder 2.9 vermelde brief is de vorming van een voorziening bedrijfsbeëindiging als volgt toegelicht:

“De dga’s hebben de pensioengerechtigde leeftijd bereikt en willen overgaan tot bedrijfsbeëindiging/verkoop van de onderneming. Er is momenteel geen intresse om het bedrijf over te nemen. De enige intresse die er is geweest was overname van de recepten. De dga’s zullen zorgen moeten dragen voor de beëindiging van de onderneming en het ontbinden van de contracten. De voorziening die is gevormd betreft de transitievergoeding omdat de beeindiging in 2015 zal plaats vinden en hier de nieuwe vergoeding voor zal gaan gelden. Dit bedrag is uit voorzichtigheidsbeginsel maar kan hoger worden door de kantonrechter.”

2.11.

In de bijlage bij de onder 2.9 vermelde brief is de dotatie aan de pensioenvoorziening als volgt toegelicht:

“De pensioenvoorziening is vastgesteld aan de hand van fiscale grondslagen inhoudende een rekenrente van minimaal 4%, de sterftetabel GBM/V 95-00 zonder toepassing van leeftijdsterugstellingen. Het vooroverlijdensrisico is niet in de waardering opgenomen.

Bij de vaststelling van de fiscale waardering is geen rekening gehouden met toekomstige stijgingen van het salaris en het pensioen.”

2.12.

In de bijlage bij de onder 2.9 vermelde brief is de volgende toelichting gegeven inzake de afwaardering van de vordering:

“Onder bijzondere last is de lening opgenomen die aan de vof zuivelhandel [de enige aandeelhouder] is verstrekt in 2014. De vennoten zijn aan het eind van 2014 uit elkaar gegaan. Het is duidelijk geworden in het proces van de scheiding dat verschuldigde bedrag niet kan worden terug betaald.”

2.13.

Op 3 oktober 2018 heeft een hoorgesprek tussen belanghebbende en de Inspecteur plaatsgevonden.

2.14.

Bij uitspraak op bezwaar van 6 december 2018 heeft de Inspecteur de aanslag verminderd tot een aanslag berekend naar een belastbaar bedrag van € 543.287. De belastingrente is dienovereenkomstig verminderd. Het belastbaar bedrag is als volgt bepaald:

Belastbaar bedrag volgens de herziene aangifte (2.7)

€ 265.241

Niet geaccepteerde buitengewone lasten:

- Afwaardering vordering

€ 50.000

- Garantievoorziening

€ 108.000

- Voorziening bedrijfsbeëindiging

€ 80.000

- Pensioenvoorziening

€ 40.046

€ 278.046

Nader vastgesteld belastbaar bedrag

€ 543.287

3 Geschil

In geschil is of de aanslag in de Vpb voor het jaar 2014 – zoals deze luidt na uitspraak op bezwaar – tot het juiste bedrag is opgelegd. Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend, de Inspecteur bevestigend.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten