Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 30-11-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:11120, 21/00496

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 30-11-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:11120, 21/00496

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
30 november 2021
Datum publicatie
10 december 2021
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2021:11120
Zaaknummer
21/00496

Inhoudsindicatie

Uitspraak na verwijzing. BPM. Compromis.

Uitspraak

Locatie Arnhem

nummer 21/00496

uitspraakdatum: 30 november 2021nummer 07/005620111

Uitspraak van de elfde enkelvoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

de inspecteur van de Belastingdienst/Centrale administratieve processen (hierna: de Inspecteur)

tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 24 augustus 2018, nummer BRE 17/1617, ECLI:NL:RBZWB:2018:5027, in het geding tussen de Inspecteur en

VOF [belanghebbende] te [vestigingsplaats] (hierna: belanghebbende)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Belanghebbende heeft ter zake van de registratie van een Suzuki Swift 1.6 Sport op aangifte een bedrag van € 1.926 aan belasting van personenauto’s en motorrijwielen (hierna: bpm) voldaan.

1.2.

Het daartegen door belanghebbende gemaakte bezwaar heeft de Inspecteur bij uitspraak op bezwaar ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank ZeelandWest-Brabant (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd, bepaald dat een teruggave wordt verleend voor het verschil tussen het op aangifte voldane bedrag en het verschuldigde bedrag aan bpm van € 354 en beslissingen genomen omtrent het griffierecht en de proceskostenvergoeding.

1.4.

De Inspecteur heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof ’s-Hertogenbosch. Bij uitspraak van 16 januari 2020, nr. 18/00546, ECLI:NL:GHSHE:2020:127, heeft het gerechtshof ’s-Hertogenbosch de uitspraak van de Rechtbank vernietigd voor zover het de beslissing over de teruggave betreft en bepaald dat teruggave wordt verleend voor het verschil tussen het op aangifte voldane bedrag en het verschuldigde bedrag aan bpm van € 438. De uitspraak van de Rechtbank is voor het overige bevestigd.

1.5.

De Staatssecretaris van Financiën heeft tegen de uitspraak van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch beroep in cassatie ingesteld bij de Hoge Raad. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend en daarbij incidenteel beroep in cassatie ingesteld. Bij arrest van 9 april 2021, nr. 20/00708, ECLI:NL:HR:2021:517 (hierna: het verwijzingsarrest), heeft de Hoge Raad beide beroepen in cassatie gegrond verklaard, de uitspraak van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch vernietigd, het geding verwezen naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van het verwijzingsarrest en de Staatssecretaris van Financiën veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende voor het geding in cassatie.

1.6.

Belanghebbende heeft, daartoe door het Hof in de gelegenheid gesteld, bij brief van 21 mei 2021 een conclusie naar aanleiding van het verwijzingsarrest ingediend. Daarbij heeft belanghebbende zich op het standpunt gesteld dat het historisch tarief van 2012-1 (eerste halfjaar 2012) van toepassing is en het Hof verzocht het verschuldigde bedrag aan bpm vast te stellen op € 1.562 (resulterend in een teruggave van € 364), de Inspecteur op te dragen de rente te vergoeden en de Inspecteur te veroordelen in de proceskosten.

1.7.

De Inspecteur is door het Hof in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het verwijzingsarrest en op de conclusie van belanghebbende. In zijn reactie van 14 juni 2021 heeft de Inspecteur verklaard akkoord te gaan met de toepassing van het historisch tarief van 2012-1 en in te kunnen stemmen met een teruggave van € 364.

1.8.

Omdat over de hoogte van het verschuldigde bedrag aan bpm c.q. de te verlenen teruggave kennelijk geen geschil meer bestond, heeft het Hof partijen bij brief van 2 juli 2021 gevraagd met elkaar in overleg te treden om een afspraak te maken over de verdere afwikkeling van de zaak. Partijen hebben aan dat verzoek gehoor gegeven en het Hof verzocht de gemaakte afspraken vast te leggen in een korte uitspraak.

1.9.

Partijen hebben het Hof desgevraagd toestemming verleend om zonder nadere mondelinge behandeling uitspraak te doen. Het Hof heeft het onderzoek vervolgens gesloten.

2 Beoordeling van het geschil

2.1.

Partijen zijn – na verwijzing – het volgende overeengekomen:

-

Het historisch tarief van 2012-1 kan worden toegepast, hetgeen resulteert in een verschuldigd bedrag aan bpm van € 1.562 en een teruggave van € 364; en

-

De Inspecteur wordt veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende in hoger beroep tot een bedrag van € 267 (0,5 punt (conclusie na verwijzing) maal € 534).

2.2.

Het Hof zal dienovereenkomstig beslissen.

3 Beslissing

Het Hof:

-

verklaart het hoger beroep gegrond,

-

vernietigt de uitspraak van de Rechtbank behoudens de beslissingen omtrent het griffierecht en de proceskostenvergoeding,

-

vernietigt de uitspraak op bezwaar,

-

stelt het verschuldigde bedrag aan bpm vast op € 1.562 en de teruggave op € 364,

-

veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 267.

Deze uitspraak is gedaan door mr. V.F.R. Woeltjes, lid van de elfde enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van drs. S. Darwinkel als griffier.

De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 30 november 2021

(S. Darwinkel) (V.F.R. Woeltjes)

Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op

Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.

Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl).

Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:

1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;

2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;

3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. de dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.