Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 21-12-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:11823, 19/00443 t/m 19/00447

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 21-12-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:11823, 19/00443 t/m 19/00447

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
21 december 2021
Datum publicatie
7 januari 2022
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2021:11823
Formele relaties
Zaaknummer
19/00443 t/m 19/00447

Inhoudsindicatie

BPM. Vermindering (afschrijving).

Uitspraak

locatie Arnhem

nummers 19/00443 t/m 19/00447

uitspraakdatum: 21 december 2021

Uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[belanghebbende] B.V. te [vestigingsplaats] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 7 maart 2019, nummers AWB 18/499 t/m 18/503, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Centrale administratieve processen (hierna: de Inspecteur) en

de Staat der Nederlanden (de Minister van Justitie en Veiligheid; hierna: de Minister).

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Belanghebbende heeft op aangiften bedragen aan belasting van personenauto’s en motorrijwielen (hierna: bpm) voldaan.

1.2.

De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de bezwaren ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard en een verzoek om vergoeding van immateriële schade afgewezen.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Belanghebbende heeft een nader stuk ingediend.

1.6.

Het onderzoek ter zitting van de elfde enkelvoudige belastingkamer heeft via beeldbellen plaatsgevonden op 13 april 2021. Namens belanghebbende is A.F.M.J. Verhoeven verschenen, bijgestaan door J.A. Cardol. Van de zijde van de Inspecteur is Inspecteur [naam1] verschenen, bijgestaan door [naam2] . Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan partijen is verzonden.

1.7.

Het onderzoek is ter zitting van 13 april 2021 gesloten. Het Hof heeft het onderzoek nadien op grond van artikel 8:68 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) heropend, om de Inspecteur de gelegenheid te bieden nadere informatie met betrekking tot de kentekengegevens en berekeningen aan het Hof te verstrekken. Belanghebbende heeft schriftelijk op deze inlichtingen gereageerd. De zaak is vervolgens met toepassing van artikel 8:10a, derde lid, Awb verwezen naar de meervoudige kamer.

1.8.

Het tweede onderzoek ter zitting, van de vierde meervoudige belastingkamer, heeft op 29 juni 2021 via beeldbellen plaatsgevonden. Daarbij zijn verschenen en gehoord als gemachtigde van belanghebbende A.F.M.J. Verhoeven (hierna: gemachtigde) bijgestaan door J.A. Cardol. Namens de Inspecteur is verschenen [naam1] , bijgestaan door [naam3] . Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Vaststaande feiten

2.1

Belanghebbende heeft in België vijf gebruikte auto’s van de merken en types Audi A1 Sportback, Renault Captur, Ford Fiësta, Ford B-Max en Volkswagen Touran gekocht (hierna tezamen: de auto’s).

2.2

Belanghebbende heeft de auto’s doen overbrengen naar Nederland en laten registreren in het Nederlandse kentekenregister. In verband hiermee heeft belanghebbende bpm op aangiften voldaan. De relevante gegevens van de auto’s luiden als volgt:

Auto

merk

type

kenteken

datum eerste toelating

datum aangifte

tenaamstelling

1

Audi

A1 Sportback

[kenteken1]

10 april 2015

8 maart 2017

1 mei 2017

2

Renault

Captur

[kenteken2]

3 oktober 2016

14 maart 2017

26 april 2017

3

Ford

Fiësta

[kenteken3]

8 oktober 2012

20 maart 2017

14 november 2017

4

Ford

B-Max

[kenteken4]

29 februari 2016

28 maart 2017

17 februari 2018

5

Volkswagen

Touran

[kenteken5]

4 juni 2014

4 april 2017

9 juni 2017

2.3

In taxatierapporten bij de aangiften zijn de handelsinkoopwaarden van de auto’s 1, 2, 4 en 5 in onbeschadigde staat bepaald aan de hand van (de gemiddelde waarde van) referentieauto’s, waarop vervolgens 100% van de gecalculeerde herstelkosten als schade in mindering is gebracht. Omdat deze methodiek bij auto 3 tot een negatieve handelsinkoopwaarde zou leiden, is de handelsinkoopwaarde van die auto door de taxateur op € 750 gesteld. De gegevens van de taxatierapporten zijn als volgt (bedragen in €):

Bruto bpm

Historische nieuwprijs

80% gemiddelde vraagprijs referentievoertuigen

100% schade

Handelsinkoop-waarde

Bpm aangifte

Auto 1

1.702

29.333

16.834

14.736

2.098

121

Auto 2

4.173

25.875

19.034

16.751

2.283

368

Auto 3

5.564

18.545

8.260

10.919

750

224

Auto 4

3.504

19.510

12.743

9.436

3.307

593

Auto 5

6.930

34.946

15.546

12.824

2.722

539

2.4

De door belanghebbende ingediende bezwaarschriften zijn ongegrond verklaard.

2.5

De beroepen zijn door de Rechtbank eveneens ongegrond verklaard. Het verzoek om een immateriëleschadevergoeding is afgewezen.

2.6

Belanghebbende heeft daartegen hoger beroep aangetekend. Ter zitting van de elfde enkelvoudige kamer van het Hof is onder meer aan de orde gekomen de vraag of de Inspecteur in het kader van artikel 8:42 Awb de kentekengegevens van de auto’s diende te overleggen. De Inspecteur heeft ter zitting verklaard dat hij inmiddels over de relevante kentekengegevens beschikte, alsmede dat hij aan de hand van die gegevens berekeningen heeft verricht ter zake van de verschuldigde bpm. In die berekeningen heeft hij eventuele verminderingen van de bpm vanwege alsnog toe te passen extra leeftijdskortingen alsmede door belanghebbende gevraagde tariefswijzigingen op grond van artikel 16a Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992 (hierna: de Wet BPM) enerzijds, afgezet tegen verhogingen van de verschuldigde BPM in verband met een beroep op ‘interne compensatie’ anderzijds. Hij heeft die gegevens en berekeningen ter zitting niet overgelegd. Het Hof heeft het onderzoek ter zitting gesloten en vervolgens, op grond van artikel 8:68 van de Awb het onderzoek heropend en de Inspecteur in een brief van 29 april 2021 kenbaar gemaakt dat het Hof gelet op de door de Inspecteur ter zitting gegeven toelichting van oordeel is dat de Inspecteur in het licht van artikel 8:42 Awb de kentekengegevens dient te verstrekken, aangezien hij daaraan conclusies heeft verbonden ten aanzien van de verschuldigde bpm. Het Hof heeft de Inspecteur tevens verzocht de inhoud van de ter zitting genoemde berekeningen over te leggen ter onderbouwing van zijn beroep op ‘interne compensatie’.

2.7

De Inspecteur heeft naar aanleiding van deze brief nadere inlichtingen verstrekt. In een stuk van 10 mei 2021 heeft hij de kentekengegevens verstrekt (zie 2.2) alsmede de volgende nadere gegevens ten aanzien van de auto’s (bedragen in €):

Extra leeftijdskorting

Vermindering i.v.m. artikel 16 a Wet BPM

Korting 5% i.v.m. btw-referentie-auto’s

Interne compensatie i.v.m. onderdeel 3.5 bijlage I

(72% i.p.v. 100% schade)

Auto 1

2

239

Auto 2

11

19

756

Auto 3

26

438

Auto 4

90

77

341

Auto 5

21

712

2.8

De gemachtigde heeft deze berekeningen in zijn schriftelijke reactie van 18 mei 2021 inhoudelijk niet bestreden, doch het standpunt ingenomen dat interne compensatie niet is toegestaan en dat de teveel geheven bpm met rente dient te worden vergoed. Ter zitting van de vierde meervoudige kamer op 29 juni 2021 zijn deze nadere stukken besproken. De Inspecteur heeft nader verklaard dat de vermindering in verband met artikel 16a Wet BPM bij auto 4 op € 78 dient te worden vastgesteld.

2.9

Ter zitting van de meervoudige kamer is voorts, in het kader van de zorgvuldige voorbereiding van de uitspraak op bezwaar door de Inspecteur, onder meer aan de orde gekomen de vraag welke verplichtingen voor de Inspecteur voortvloeien uit het in artikel 110 VWEU neergelegde discriminatieverbod dat meebrengt dat de heffing van bpm ter zake van een uit een andere lidstaat afkomstige gebruikte personenauto niet hoger mag zijn dan het restbedrag aan bpm dat is vervat in de waarde van een gelijksoortige gebruikte personenauto die al in het binnenland is geregistreerd. In dit verband is van belang dat de Inspecteur in een andere procedure bij brief van 22 juni 2021 onder meer de volgende inlichtingen heeft verstrekt [nummering Hof]:

‘BPM

2.

2.9.1.

Het aangifteproces is als volgt. Als een auto geïmporteerd wordt, moet deze aangemeld worden bij de RDW. De RDW neemt de gegevens op. Nadat de RDW zijn opgaaf heeft gemaakt wordt een aangifte verstuurd naar de belastingdienst. In de aangifte kan aangegeven worden dat het kenteken aangevraagd wordt namens een ander of dat de ondertekenaar van de aangever de toekomstig kentekenhouder wordt. Zodra de betaling ontvangen is door de belastingdienst wordt door de belastingdienst aan de RDW een zogenaamd “fiscaal akkoord” afgegeven. Het kenteken wordt daarna verstrekt aan de importeur (aangever)/ toekomstig kentekenhouder. Pas daarna kan het kenteken “op naam gezet” worden. Dit laatste moment is het belastbaar feit voor de BPM. De belastingdienst krijgt van de RDW niet spontaan doorgegeven wanneer het kenteken op naam gezet wordt. In het aangifteproces zijn de kentekengegevens (de cijfer-letter combinatie en/of de datum van tenaamstelling) niet beschikbaar. Het belastbaar moment heeft dan ook nog niet plaats gehad. De belastingdienst registreert dan ook alles via het (volledige) VIN-nummer. Na de afwikkeling van de betaling en het fiscaal akkoord wordt de aangifte normaliter gearchiveerd.

2.9.2.

Tot juli 2020 had de belastingdienst BPM de beschikking over de zogenaamde database auto. In deze database kon via het VIN-nummer het kenteken gezocht worden, waarna in dezelfde database de datum van tenaamstelling in Nederland opgezocht kon worden. Deze database is afgesloten vanwege schending van de AVG. (…)

2.9.3.

Ter vervanging van de afgesloten database is toegang verkregen tot de website van de RDW. Deze site werkt zo dat eerst met het VIN nummer het kenteken opgevraagd wordt, waarna op dezelfde site de tenaamstellingsdatum in Nederland opgevraagd kan worden. Deze gegevens worden niet opgeslagen in een database of programma van de belastingdienst. De gegevens worden rechtstreeks van de website van de RDW opgevraagd.

2.9.4.

Ook is het systeem HSB beschikbaar binnen de BPM. Dit systeem heeft als zoekingang het kenteken of het BSN. Vanaf het moment dat het motorrijtuig staat tenaamgesteld kan via deze weg het actuele houderschap worden geraadpleegd. Mocht het voertuig niet meer in de heffing worden betrokken, dan zijn deze voertuiggegevens niet meer in beeld. Op het BSN van de kentekenhouder verschijnt alleen de auto die op dat moment op naam staat. Zelfs in het geval de eerste kentekenhouder op het moment van opzoeken nog kentekenhouder is, ben ik er niet zeker van dat deze kentekenhouder de eerste is. Naar de aard van het probleem moeten er minimaal enkele dagen verstreken zijn tussen aangifte en registratie. In die tijd kan ook bijvoorbeeld een handelaar het kenteken op naam gehad hebben. Verder zijn er geen manieren om aan de kentekengegevens te komen. (…)

MRB

2.9.5.

Het heffingssysteem waar de MRB mee werkt is HSB. Het proces van heffing van MRB is een massaal proces dat geautomatiseerd verloopt. Op het moment dat een motorrijtuig wordt tenaamgesteld bij de RDW ontvangt de MRB hiervan een signaal en worden de grondslagen voor de heffing berekend. Vervolgens zal - ook geautomatiseerd - er een betaalinstructie worden gestuurd of vindt automatische incasso plaats. Zoals hierboven omschreven, is het actuele houderschap raadpleegbaar en kan worden gezocht door middel van het kenteken of BSN.’

Die inlichtingen en de reactie hierop van belanghebbende zijn met instemming van partijen tot de stukken van het geding gerekend.

3 Geschil

3.1.

In geschil is of:

-

de hoogte van het geheven griffierecht en de verschuldigdheid daarvan bij aanvang van de gerechtelijke procedure in strijd is met het Unierecht,

-

de Rechtbank en het Hof bevoegd zijn uitleg te geven aan de bepalingen van het Unierecht,

-

sprake is van een met het Unierecht strijdig verschil in heffingsmodaliteiten ten aanzien van binnenlandse en uit het buitenland afkomstige auto's, zodat de belasting verminderd moet worden en belanghebbende in verband daarmee aanspraak kan maken op een rentevergoeding wegens de vooruitbetalingsverplichting van de bpm,

-

de Inspecteur in bezwaar op grond van het in artikel 110 VWEU neergelegde discriminatieverbod van rechtswege verplicht is te waarborgen dat niet meer belasting wordt geheven dan op soortgelijke binnenlandse voertuigen, en in dat kader:

o of op grond van artikel 16a Wet BPM recht bestaat op een vermindering van bpm wegens toepassing van het tarief van het jaar voorafgaand aan het jaar van eerste toelating (alleen auto 4),

o of voor de auto’s recht bestaat op vermindering van bpm wegens extra leeftijdskorting,

o of de handelsinkoopwaarde van de auto’s verminderd moet worden met een korting "ex rental" ondanks dat de auto’s geen verhuurverleden hebben,

o hoe de bewijslast in dezen moet worden verdeeld,

- het bepaalde in de onderdelen 3.4 en 3.5 van bijlage 1 van de Uitvoeringsregeling belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992 (hierna: bijlage 1) in strijd is met artikel 110 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (hierna: VWEU) en daarmee onverbindend is, en in dat kader:

o of bij de bepaling van de handelsinkoopwaarde rekening mag worden gehouden met de voordeligste referentieauto (zijnde een marge-auto),

o of de waardevermindering als gevolg van schade moet worden gesteld op 100% (stelling belanghebbende) of 72% (stelling Inspecteur) van de gecalculeerde herstelkosten en of de Inspecteur in zoverre een beroep kan doen op ‘interne compensatie’,

-

de Inspecteur van rechtswege en zonder een daartoe ingediend verzoek verplicht is aan belanghebbende rente te vergoeden bij vermindering van de verschuldigde bpm,

-

belanghebbende aanspraak kan maken op een rentevergoeding over het betaalde griffierecht,

-

belanghebbende recht heeft op (integrale) vergoeding van de kosten gemaakt in verband met de behandeling van het bezwaar, het beroep en het hoger beroep.

3.2.

Belanghebbende stelt voorts dat zij in aanmerking komt voor een vergoeding van (im)materiële schade in verband met de overschrijding van de redelijke termijn in beroep en hoger beroep. Volgens belanghebbende moet dit verzoek door het Hof in een andere samenstelling dan de huidige zetel worden beoordeeld.

3.3.

Ter zitting van het Hof van 13 april 2021 heeft de gemachtigde het standpunt dat de hoorplicht is geschonden ingetrokken. Naar aanleiding van diezelfde zitting heeft de Inspecteur de kentekengegevens van de auto’s alsnog als op de zaak betrekking hebbende stukken ingebracht, alsmede de (mede) aan de hand daarvan gemaakte berekeningen. Belanghebbende heeft zich hierover uitgelaten (zie 2.6 tot en met 2.8). Het hoger beroep kan aldus worden beslecht op basis van een compleet dossier. Het door belanghebbende opgeworpen geschilpunt over de kentekengegevens als op de zaak betrekking hebbende stukken (in de zin van artikel 8:42 Awb) behoeft daarom geen behandeling meer.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing