Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 06-04-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:3277, 20/00470 t/m 20/00475

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 06-04-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:3277, 20/00470 t/m 20/00475

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
6 april 2021
Datum publicatie
16 april 2021
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2021:3277
Formele relaties
Zaaknummer
20/00470 t/m 20/00475

Inhoudsindicatie

BPM. CO2-uitstoot op basis van benzine of Compressed Natural Gas?

Uitspraak

locatie Arnhem

nummers 20/00470 t/m 20/00475

uitspraakdatum: 6 april 2021

Uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Emmen (hierna: de Inspecteur)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 13 maart 2020, nummers AWB 18/5720 t/m 18/5724 en 18/5726, ECLI:NL:RBGEL:2020:943, in de gedingen tussen de Inspecteur

en

[X] (h.o.d.n. [Y] ) te [Z] (hierna: belanghebbende)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende zijn zes naheffingsaanslagen belasting van personenauto’s en motorrijwielen (hierna: BPM) opgelegd, waarbij bij beschikkingen belastingrente in rekening is gebracht.

1.2.

De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar het bezwaar ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraken middels één geschrift in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroepschrift ambtshalve gesplist en per naheffingsaanslag een zaak geregistreerd. De Rechtbank heeft de beroepen gegrond verklaard en de uitspraken op bezwaar, de naheffingsaanslagen en de rentebeschikkingen vernietigd. Daarbij is aan belanghebbende een vergoeding toegekend voor de kosten van de bezwaar- en beroepsfase alsmede voor het door hem betaalde griffierecht.

1.4.

De Inspecteur heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de Rechtbank. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend. Hij heeft hierna nog een aanvulling ingediend. De Inspecteur heeft voorafgaand aan de zitting een pleitnota ingediend.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft op digitale wijze plaatsgevonden op 15 maart 2021. Daarbij zijn verschenen en gehoord mr. [A] en mr. [B] , namens de Inspecteur en mr. [C] , namens belanghebbende. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende heeft vanuit Zweden zes gebruikte personenauto’s van het merk Volvo naar Nederland overgebracht. Het betreft vier Volvo’s van het type V60 en twee van het type V70. De Volvo’s beschikken elk over twee brandstoftanks waardoor zij kunnen rijden op benzine of op onder hoge druk samengeperst aardgas hoofdzakelijk bestaande uit methaan (Compressed Natural Gas, hierna: CNG of aardgas). Voor de Volvo’s zijn Europese typegoedkeuringen verleend die zien op het voertuigtype met een benzinemotor.

2.2.

De Volvo’s zijn in Zweden voor het eerst toegelaten tot de openbare weg. De tot uitgifte van kentekenbewijzen bevoegde instantie in Zweden (Transportstyrelsen) heeft kentekenbewijzen uitgereikt. Deze Zweedse kentekenbewijzen vermelden het typegoedkeuringsnummer (‘typgodkännandenummer’), als brandstof (‘Drivmedel’) benzine (‘Bensin’) en methaan (‘Metangas’) en bij de CO2-uitstoot (‘V.7 CO2, g/km’) de uitstootgegevens voor elk van beide brandstofsoorten. Bij het type V60 gaat het om 182 g/km als CO2-uitstoot op basis van benzine en 152 g/km als CO2-uitstoot op basis van CNG. Bij het type V70 gaat het om 189 g/km respectievelijk 157 g/km.

2.3.

Bij de registraties in 2017 en 2018 in het kentekenregister in Nederland heeft de Dienst Wegverkeer (hierna: de RDW) bij vijf Volvo’s als energiebronnen van de motor van het voertuig benzine en CNG vermeld. Bij de andere Volvo – met kenteken [kenteken1] , door partijen aangeduid als auto 1 – is alleen benzine als energiebron door de RDW geregistreerd. In het kentekenregister in Nederland is de CO2-uitstoot vermeld die correspondeert met de verleende Europese typegoedkeuring, dus de CO2-uitstoot op basis van benzine. De RDW heeft de door Transportstyrelsen vermelde CO2-uitstootgegevens op basis van CNG niet overgenomen. Voor de Volvo die partijen aanduiden als auto 3 (met kenteken [kenteken2] ) is een Certificaat van Overeenstemming (‘EC Certificate of Conformity’) overgelegd waarin alleen de CO2-uitstoot op basis van benzine is vermeld.

2.4.

Belanghebbende heeft de verschuldigde BPM berekend door uit te gaan van de op de Zweedse kentekenbewijzen vermelde CO2-uitstoot op basis van CNG.

2.5.

De Inspecteur gaat uit van de hogere CO2-uitstoot op basis van benzine en heeft de in verband hiermee meer verschuldigde bedragen aan BPM nageheven.

3 Geschil

3.1.

In geschil is of de BPM dient te worden berekend naar een uitstoot van CO2 op basis van benzine, zoals de Inspecteur stelt, of op basis van CNG, zoals belanghebbende verdedigt.

Indien de door de Inspecteur bepleite hogere CO2-uitstootwaarde in aanmerking moet worden genomen, is niet in geschil dat vijf naheffingsaanslagen moeten worden verminderd overeenkomstig de door belanghebbende bepleite leeftijdskorting. Voor dat geval is de vergoeding van de kosten voor bezwaar in geschil.

3.2.

De Inspecteur heeft zich op het standpunt gesteld dat ingevolge het wettelijk stelsel vanwege de typegoedkeuring moet worden uitgegaan van de CO2-uitstoot op basis van benzine. Van strijd met artikel 110 VWEU is volgens hem geen sprake omdat de CO2-uitstoot een objectief gegeven is en de beoordeling op stelselniveau moet plaatsvinden. De Inspecteur heeft ter onderbouwing van deze standpunten gewezen op de dwingende volgorde van artikel 6a Uitvoeringsregeling belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992 (hierna: UR BPM), het arrest van de Hoge Raad van 3 april 2020, ECLI:NL:HR:2020:561 en de uitspraak van dit Hof van 16 februari 2021, ECLI:NL:GHARL:2021:1380.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank. Hij voert aan dat de uitstootgegevens op basis van CNG zijn gemeten door de Zweedse bevoegde instantie en daarmee maatgevend zijn op grond van de Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992 (hierna: Wet BPM) alsmede het door de Inspecteur aangehaalde arrest. Het standpunt van de Inspecteur om deze Volvo’s als benzine-auto’s in de heffing van BPM te betrekken druist volgens belanghebbende bovendien in tegen de bedoeling van de wetgever om het gebruik van zuinige auto’s te stimuleren. Daarnaast volgt uit artikel 1, vijfde lid, Wet BPM dat een typegoedkeuring niet bepalend is voor de verschuldigde BPM indien een auto afwijkt van het goedgekeurde voertuigtype. Tot slot acht belanghebbende artikel 110 VWEU geschonden. Ter onderbouwing van dat standpunt heeft hij gegevens verstrekt van een negental ingevoerde gebruikte voertuigen van hetzelfde merk en type als de door belanghebbende ingevoerde auto’s die eveneens in 2014 voor het eerst tot de openbare weg zijn toegelaten. Van al deze referentievoertuigen heeft de RDW de CO2-uitstoot op basis van zowel benzine als CNG geregistreerd. Die geregistreerde uitstootgegevens komen overeen met de vermelde uitstootgegevens op de Zweedse kentekenbewijzen van de onderhavige Volvo’s. Van enkele referentievoertuigen is het Europese typegoedkeuringsnummer identiek aan dat van één van de door belanghebbende ingevoerde Volvo’s (auto 1).

3.4.

Voor een meer uitvoerige motivering van de standpunten van de partijen verwijst het Hof naar de gedingstukken en het proces-verbaal van de zitting.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten en griffierecht

6 Beslissing