Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 05-01-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:66, 19/00063 en 19/00125

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 05-01-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:66, 19/00063 en 19/00125

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
5 januari 2021
Datum publicatie
15 januari 2021
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2021:66
Formele relaties
Zaaknummer
19/00063 en 19/00125

Inhoudsindicatie

BPM. Ontvankelijkheid bezwaar. Rente, materiële en immateriële schade, dwangsom, proceskosten, griffierecht.

Uitspraak

locatie Arnhem

nummers 19/00063 en 19/00125

uitspraakdatum: 5 januari 2021

Uitspraak van de vierde enkelvoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Doetinchem (hierna: de Inspecteur)

en het hoger beroep van

[X] B.V. te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 27 december 2018, nummer AWB 18/3053, in het geding tussen belanghebbende en de Inspecteur

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

[A] GmbH (hierna: [A] ) heeft op naam van [B] B.V. (hierna: [B] ) een aangifte belasting van personenauto’s en motorrijwielen (hierna: BPM) ingediend. Belanghebbende heeft op 21 november 2011 bezwaar gemaakt tegen de voldoening op aangifte.

1.2.

De Inspecteur heeft het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en een vergoeding voor immateriële schade vastgesteld van € 5.500.

1.4.

Belanghebbende en de Inspecteur hebben tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft via beeldbellen plaatsgevonden op 7 december 2020. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Vaststaande feiten

2.1.

[B] heeft op 9 september 2011 een BMW met als identificatienummer [00000] geleaset van [A] . Het betreft een auto met een Duits kenteken. Namens [B] heeft [A] op 9 september 2011 aangifte gedaan voor de BPM. Het BTW-nummer van [A] is [00001] . De Inspecteur heeft op de aangifte het dossiernummer [00002] vermeld.

2.2.

De Inspecteur heeft een computeruitdraai overgelegd genaamd “Accijnzen Registreren BPM-/OB-aangifte” met als datum 20 september 2011, tijd 9:17 uur, waarop staat vermeld dat op de aangifte met het aanslagnummer [000.00.000] /00.4.0002 in het dossiernummer [00002] een bedrag van € 948 is ontvangen.

2.3.

Op 21 november 2011 heeft de gemachtigde van belanghebbende bezwaar gemaakt tegen de voldoening van belasting op aangifte voor het voertuig van het merk BMW, type onbekend, [00000] .

2.4.

Met als dagtekening 2 februari 2012 heeft de gemachtigde van belanghebbende het bezwaar gemotiveerd en daarbij onder meer opgemerkt:

“Belanghebbende komt in bezwaar onder meer op tegen de zgn. '12%-regeling' of 'inkoopwaarde nieuw' alsook tegen de C02-heffing (indien van toepassing) als bestandsdeel van de bruto-BPM.

Ik behoud me op het recht om u de eventuele aanvullende gronden te doen toekomen.

Dan zal er o.m, het fiscaal belang berekend worden en het juridisch aspect.”

2.5.

Op 11 juni 2012 is de auto te naam gesteld op naam van belanghebbende.

2.6.

Met als dagtekening 19 maart 2015 heeft de gemachtigde van belanghebbende het bezwaar gemotiveerd en daarbij onder meer opgemerkt:

“Belanghebbende komt in bezwaar onder meer op tegen marge/BTW-regeling, dubbele data XRAY alsook tegen de C02-heffing en naheffingen (indien van toepassing) als bestandsdeel van de bruto-BPM.

Belanghebbende heeft de bruto BPM van een tussenliggend tarief berekend;

2010 - bruto BPM € 19.203 x 0,35 = € 6.721,00 rest BPM.

Hierdoor is het belang aan teruggaaf BPM berekend op € 324,00. Ik verzoek u nadrukkelijk om ons uit te nodigen voor een hoorgesprek.”

2.7.

De gemachtigde van belanghebbende heeft in zijn brief van 25 augustus 2017, door de Inspecteur ontvangen op 28 augustus 2017, de Inspecteur in gebreke gesteld, omdat hij nog niet op het bezwaar heeft beslist.

2.8.

In de uitspraak op bezwaar van 18 mei 2018 heeft de Inspecteur het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. Daarbij heeft hij er op gewezen, dat belanghebbende de aangifte heeft ingediend, noch de betaling op aangifte heeft gedaan. Nu de gemachtigde van belanghebbende ook geen machtiging heeft overgelegd, heeft de Inspecteur het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. Verder merkt de Inspecteur op dat hij het bezwaarschrift buiten de daarvoor geldende termijn van zes weken heeft ontvangen en dat belanghebbende daarmee het bezwaarschrift niet tijdig heeft ingediend.

3 Geschil

3.1.

Tussen partijen is in geschil of:

– de Inspecteur het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard;

– in strijd met het Unierecht griffierecht is geheven van belanghebbende in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep;

– de Inspecteur een dwangsom verschuldigd is vanwege het niet tijdig beslissen op het bezwaar;

– belanghebbende recht heeft op vergoeding van materiële en immateriële schade in verband met overschrijding van de redelijke termijn in bezwaar;

– belanghebbende recht heeft op vergoeding van rente over het betaalde griffierecht;

– belanghebbende recht heeft op integrale vergoeding van de kosten gemaakt in verband met de behandeling van het bezwaar, beroep en hoger beroep en

– de Inspecteur heeft verzuimd de door de Rechtbank vastgestelde bedragen te vergoeden.

3.2.

Belanghebbende beantwoordt bovengenoemde vragen bevestigend en de Inspecteur beantwoordt deze ontkennend.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing