Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 12-10-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:9558, 20/00831

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 12-10-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:9558, 20/00831

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
12 oktober 2021
Datum publicatie
22 oktober 2021
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2021:9558
Formele relaties
Zaaknummer
20/00831

Inhoudsindicatie

IB/PVV. Conservatoir verhaalsbeslag. Schuld in box 3?

Uitspraak

locatie Leeuwarden

nummer 20/00831

uitspraakdatum: 12 oktober 2021

Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[belanghebbende] te [woonplaats] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 21 juli 2020, zaaknummer LEE 20/1298, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Amsterdam (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1

Aan belanghebbende is voor het jaar 2017 een voorlopige aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd naar uitsluitend een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 82.593. Aan belastingrente is daarbij een bedrag berekend van € 895.

1.2

Bij beschikking heeft de Inspecteur het verzoek van belanghebbende om de voorlopige aanslag IB/PVV 2017 te herzien afgewezen.

1.3

Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de Inspecteur bij uitspraak op bezwaar het bezwaar tegen de hiervoor – onder 1.2 – bedoelde beschikking ongegrond verklaard.

1.4

Belanghebbende is tegen deze uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 21 juli 2020 ongegrond verklaard.

1.5

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.6

Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.

1.7

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 juni 2021 te Leeuwarden. Daarbij zijn verschenen en gehoord mr. [naam1] , als de gemachtigde van belanghebbende, bijgestaan door mr. [naam2] alsmede mr. [naam3] namens de Inspecteur. Op de zitting zijn met instemming van partijen ook de zaken met procedurenummers 20/00823, 20/00824, 20/00825, 20/00826, 20/00827 en 20/00828 met betrekking tot [naam4] behandeld.

1.8

De gemachtigde van belanghebbende heeft ter zitting van het Hof een pleitnota voorgedragen en overgelegd.

1.9

Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 De vaststaande feiten

2.1

Belanghebbende is geboren [in] 1969.

2.2

De fiscaal partner van belanghebbende, [naam4] (hierna: [naam4] of haar fiscaal partner), is op 21 augustus 2010 (datum ondertekening door [naam4] ) in het kader van de inkeerregeling een schriftelijke vaststellingsovereenkomst met de Inspecteur aangegaan in verband met in Zwitserland aangehouden banktegoeden, met rekeningnummer [nummer1] , die belanghebbende of haar fiscaal partner tot dan toe niet in hun aangiften IB/PVV hadden aangegeven.

2.3

Het saldo van de in Zwitserland aangehouden banktegoeden, aan de hand waarvan belanghebbende en haar fiscaal partner in het kader van de inkeerregeling het belastbaar inkomen uit sparen en beleggen hebben berekend, bedroeg in 2017 € 1.765.935.

2.4

De grondslag voor de berekening van het belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van belanghebbende bedroeg (inclusief het saldo van de onder 2.3 vermelde banktegoeden en na verdeling tussen haar en haar fiscaal partner) volgens haar aangifte IB/PVV 2017: € 1.699.280.

2.5

Belanghebbende heeft een proces-verbaal van verdenking overgelegd van de Dienst Landelijke Recherche van 16 mei 2014. Daarin is onder meer opgenomen:

Door het Openbaar Ministerie is de FIOD/Landelijke Recherche gelast om een onderzoek in te stellen naar de herkomst van het vermogen, dat zich op bankrekening [nummer1] bevindt (of bevond). Op 11 oktober 2013 wordt [naam4] als verdachte verhoord van witwassen van de voorwerpen dat zich op bankrekening [nummer1] (als voormeld) bevindt (bevond). (…)

7 Overzicht strafbare feiten

- Witwassen, ex artikel 420bis/ter/quater Wetboek van Strafrecht;

- Deelname aan een criminele organisatie, ex artikel 140 Wetboek van Strafrecht;

- Valsheid in geschrifte, ex artikel 225 Wetboek van Strafrecht.

2.6

In antwoord op onder meer de vraag van de Inspecteur wat de huidige stand van zaken is ten aanzien van de strafrechtelijke vervolging van de fiscaal partner van belanghebbende, heeft officier van justitie, mr. [naam5] in haar e-mail van 19 mei 2020 aan de Inspecteur als volgt gereageerd:

Deze zaak is nog steeds open. Samen met mijn collega [naam6] zijn wij de zaaksofficieren.

Zoals u waarschijnlijk weet heeft de belastingdienst met de heer [naam4] een inkeerregeling getroffen. [naam4] wenste echter richting de belastingdienst geen opgave te doen van de herkomst van zijn gelden. Omdat wij het redelijk vermoeden hadden dat de herkomst van de gelden bij [de bank] illegaal is hebben we een strafrechtelijk onderzoek naar witwassen opgestart. Ook tijdens het onderzoek van politie/FIOD (combiteam Utrecht ) gaf [naam4] eigenlijk geen verklaring over de herkomst van de gelden tijdens verhoor, wel heeft zijn toenmalige advocaat een mail gezonden met zijn visie. Later wilde [naam4] dat niet bevestigen. Wij hebben [naam4] medegedeeld dat gezien het onderzoek van de politie/fiod wij van plan zijn hem te vervolgen voor witwassen. In het kader van dat strafrechtelijk onderzoek is er ook op het saldo (…)in Zwitserland beslag gelegd.

De verdediging heeft bij de RC in Zwolle onderzoekswensen ingediend. De zaak gaat daar traag. Op dit moment ligt de zaak bij de RC die probeert een verhoor in Zwitserland te regelen met iemand van [de bank] . Dat duurt al weer enige tijd dus ik zal weer eens een vraag met betrekking tot de voortgang richting RC op de agenda zetten.

Daarna zijn wij van mening dat de zaak dient voor te komen en zullen we inderdaad verbeurdverklaring vorderen.

2.7

Op of omstreeks 16 mei 2014 is op vordering van de officier van justitie conservatoir verhaalsbeslag gelegd op de hiervoor - onder 2.3 - vermelde Zwitserse banktegoeden.

2.8

Belanghebbendes fiscaal partner is gedagvaard om op 15 maart 2021 ter zitting van de strafrechter te verschijnen wegens – kort gezegd – gewoontewitwassen. Deze zitting heeft evenwel geen doorgang gevonden.

3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing