Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 18-01-2022, ECLI:NL:GHARL:2022:321, 19/00855 en 19/00856, 19/00858 en 19/00859

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 18-01-2022, ECLI:NL:GHARL:2022:321, 19/00855 en 19/00856, 19/00858 en 19/00859

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
18 januari 2022
Datum publicatie
28 januari 2022
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2022:321
Formele relaties
Zaaknummer
19/00855 en 19/00856, 19/00858 en 19/00859

Inhoudsindicatie

BPM. Vermindering (afschrijving).

Uitspraak

locatie Arnhem

nummers 19/00855, 19/00856, 19/00858 en 19/00859

uitspraakdatum: 18 januari 2022

Uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[belanghebbende] B.V. te [vestigingsplaats] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 27 mei 2019, nummers AWB 18/5036, 18/5040, 18/5042 en 18/5045, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Centrale administratieve processen

(hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Belanghebbende heeft tussen 21 februari 2018 en 18 april 2018 vier aangiften gedaan in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (hierna: BPM) met het oog op de registratie in het Nederlandse kentekenregister van personenauto’s. De volgens deze aangiften verschuldigde BPM is voldaan.

1.2.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de voldoeningen op aangifte.

1.3.

De Inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar de bezwaren ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep met betrekking tot auto 1 (zie 2.1.) in de zaak door de Rechtbank geregistreerd onder nummer AWB 18/5036 gegrond verklaard, de desbetreffende uitspraak op bezwaar vernietigd en de verschuldigde BPM vastgesteld op € 344, en de overige beroepen ongegrond verklaard.

1.5.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.6.

Belanghebbende heeft op 6 juli 2021 een pleitnota ingediend.

1.7.

Het onderzoek ter zitting van de zestiende enkelvoudige kamer heeft via beeldbellen plaatsgevonden op 14 juli 2021. Namens belanghebbende is A.F.M.J. Verhoeven verschenen, bijgestaan door J.A. Cardol. Van de zijde van de Inspecteur is [naam1] verschenen, bijgestaan door [naam2] . Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan partijen is verzonden.

1.8.

Het onderzoek is ter zitting van 14 juli 2021 geschorst. De zestiende enkelvoudige kamer heeft de zaken met toepassing van artikel 8:10a, lid 3, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) verwezen naar de meervoudige kamer.

1.9.

De Inspecteur heeft bij brief van 11 augustus 2021 op de pleitnota van belanghebbende gereageerd.

1.10.

Belanghebbende heeft op 7 september 2021 een conclusie van repliek ingediend.

1.11.

Belanghebbende heeft op 22 november 2021 een pleitnota ingediend.

1.12.

Het tweede onderzoek ter zitting, van de vierde meervoudige belastingkamer, heeft op 2 december 2021 via beeldbellen plaatsgevonden. Daarbij zijn verschenen en gehoord als de gemachtigde van belanghebbende A.F.M.J. Verhoeven, bijgestaan door J.A. Cardol, alsmede, namens de Inspecteur, mr. [naam3] , bijgestaan door [naam4] . Met instemming van partijen zijn de zaken gezamenlijk en gelijktijdig behandeld. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

1.13.

Na het onderzoek ter zitting heeft het Hof op 3 december 2021 om 13:47 uur een e-mail van de gemachtigde van belanghebbende ontvangen. Deze e-mail heeft het Hof geen aanleiding gegeven het onderzoek te heropenen. Het Hof zal op deze e-mail geen acht slaan.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende heeft tussen 28 februari 2018 en 21 april 2018 op aangiften BPM voldaan voor vier auto’s, te weten een Peugeot 107 1.0 Active (hierna: auto 1), een Alfa Romeo Stelvio 2.0T 280 pk AWD Super (hierna: auto 2), een Porsche Cayenne SUV (hierna: auto 3) en een Volkswagen Golf 1.4 Trendline (hierna: auto 4).

2.2.

In de aangiften BPM voor auto 1 en auto 4 heeft belanghebbende een beroep gedaan op de afschrijvingstabel van artikel 8, lid 5, van de Uitvoeringsregeling belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992 (hierna: de Uitvoeringsregeling).

2.3.

In de aangiften BPM voor auto 2 en auto 3 heeft belanghebbende ervoor gekozen de afschrijving te bepalen aan de hand van een koerslijst van XRAY voor margeauto’s.

2.4.

De door belanghebbende berekende en voldane BPM voor de vier auto’s bedraagt respectievelijk € 360, € 6.573, € 18.077 en € 500, berekend als volgt:

Auto 1: afschrijving volgens tabel 68,75%; 31,25% x bruto BPM (€ 1.155) = € 360

Auto 2: inkoopwaarde volgens koerslijst XRAY € 38.223, historische nieuwprijs € 68.615 en een historische bruto BPM van € 11.799; € 38.223/€ 68.615 x € 11.799 = € 6.573

Auto 3: inkoopwaarde volgens koerslijst XRAY € 87.567, historische nieuwprijs € 150.355 en een historische bruto BPM van € 31.040; € 87.567/€ 150.355 x € 31.040 = € 18.077

Auto 4: afschrijving volgens tabel 87,333%; 12,667% x bruto BPM (€ 3.950) = € 500

2.5.

De overige gegevens van de auto’s zijn:

Auto

eerste toelating

aangifte

voldoening

bezwaar

tenaam-stelling

1

14-02-2014

17-04-2018

20-04-2018

01-05-2018

03-07-2018

2

21-04-2017

22-02-2018

01-03-2018

20-03-2018

09-03-2018

3

28-11-2017

08-03-2018

13-03-2018

20-03-2018

17-03-2018

4

24-02-2010

08-03-2018

14-03-2018

20-03-2018

16-03-2018

2.6.

Bij uitspraken op bezwaar van 2 augustus 2018 heeft de Inspecteur de bezwaren ongegrond verklaard.

2.7.

Het beroep inzake auto 1 is door de Rechtbank gegrond verklaard. De overige beroepen zijn door de Rechtbank ongegrond verklaard.

2.8.

De Inspecteur heeft bij brief van 11 augustus 2021 aan het Hof onder meer de volgende inlichtingen verstrekt:

Kentekengegevens

Het aangifteproces is als volgt. Als een auto geïmporteerd wordt, moet deze aangemeld worden bij de RDW. De RDW neemt de gegevens op. Nadat de RDW zijn opgaaf heeft gemaakt wordt een aangifte verstuurd naar de belastingdienst. In de aangifte kan aangegeven worden dat het kenteken aangevraagd wordt namens een ander of dat de ondertekenaar van de aangever de toekomstig kentekenhouder wordt. Zodra de betaling ontvangen is door de belastingdienst wordt door de belastingdienst aan de RDW een zogenaamd “fiscaal akkoord” afgegeven. Het kenteken wordt daarna verstrekt aan de importeur (aangever)/ toekomstig kentekenhouder. Pas daarna kan het kenteken “op naam gezet” worden. Dit laatste moment is het belastbaar feit voor de BPM. De belastingdienst krijgt van de RDW niet spontaan doorgegeven wanneer het kenteken op naam gezet wordt. In het aangifteproces zijn de kentekengegevens (de cijfer-letter combinatie en/of de datum van tenaamstelling) niet beschikbaar. Het belastbaar moment heeft dan ook nog niet plaats gehad. De belastingdienst registreert dan ook alles via het (volledige) VIN-nummer. Na de afwikkeling van de betaling en het fiscaal akkoord wordt de aangifte normaliter gearchiveerd.

Tot juli 2020 had de belastingdienst BPM de beschikking over de zogenaamde database auto. In deze database kon via het VIN-nummer het kenteken gezocht worden, waarna in dezelfde database de datum van tenaamstelling in Nederland opgezocht kon worden. Deze database is afgesloten vanwege schending van de AVG. (…)

Ter vervanging van de afgesloten database is toegang verkregen tot de website van de RDW. Deze site werkt zo dat eerst met het VIN nummer het kenteken opgevraagd wordt, waarna op dezelfde site de tenaamstellingsdatum in Nederland opgevraagd kan worden. Deze gegevens worden niet opgeslagen in een database of programma van de belastingdienst. De gegevens worden rechtstreeks van de website van de RDW opgevraagd.

Ook is het systeem HSB beschikbaar binnen de BPM. Dit systeem heeft als zoekingang het kenteken of het BSN. Vanaf het moment dat het motorrijtuig staat tenaamgesteld kan via deze weg het actuele houderschap worden geraadpleegd. Mocht het voertuig niet meer in de heffing worden betrokken, dan zijn deze voertuiggegevens niet meer in beeld. Op het BSN van de kentekenhouder verschijnt alleen de auto die op dat moment op naam staat. Zelfs in het geval de eerste kentekenhouder op het moment van opzoeken nog kentekenhouder is, ben ik er niet zeker van dat deze kentekenhouder de eerste is. Naar de aard van het probleem moeten er minimaal enkele dagen verstreken zijn tussen aangifte en registratie. In die tijd kan ook bijvoorbeeld een handelaar het kenteken op naam gehad hebben.

Verder zijn er geen manieren om aan de kentekengegevens te komen.”

3 Geschil

In geschil is of:

-

de hoogte van de geheven griffierechten en de verschuldigdheid daarvan bij aanvang van de gerechtelijke procedure in strijd zijn met het Unierecht;

-

de Rechtbank en het Hof bevoegd zijn uitleg te geven aan de bepalingen van het Unierecht;

-

de Inspecteur de hoorplicht heeft geschonden;

-

de Inspecteur het verdedigingsbeginsel heeft geschonden;

-

sprake is van een met het Unierecht strijdig verschil in heffingsmodaliteiten ten aanzien van binnenlandse en uit het buitenland afkomstige auto’s, zodat de BPM verminderd moet worden en belanghebbende in verband daarmee aanspraak kan maken op een rentevergoeding wegens de vooruitbetalingsverplichting van de BPM;

-

op grond van het in artikel 110 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (hierna: VWEU) neergelegde discriminatieverbod de Inspecteur van rechtswege verplicht is te waarborgen dat niet meer BPM wordt geheven dan op soortgelijke binnenlandse voertuigen;

-

de berekening van de CO2-uitstoot correct is;

-

voor de bepaling van de afschrijving rekening moet worden gehouden met de kwalificatie ‘ex-rental’;

-

de Inspecteur van rechtswege en zonder een daartoe ingediend verzoek verplicht is aan belanghebbende rente te vergoeden bij vermindering van de verschuldigde BPM;

-

belanghebbende aanspraak kan maken op een rentevergoeding over het betaalde griffierecht; en

-

belanghebbende recht heeft op (integrale) vergoeding van de kosten gemaakt in verband met de behandeling van het bezwaar, het beroep en het hoger beroep.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing