Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 05-07-2022, ECLI:NL:GHARL:2022:5841, 21/00489

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 05-07-2022, ECLI:NL:GHARL:2022:5841, 21/00489

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
5 juli 2022
Datum publicatie
15 juli 2022
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2022:5841
Formele relaties
Zaaknummer
21/00489

Inhoudsindicatie

Wet Woz. Waardevaststelling woning.

Uitspraak

locatie Arnhem

nummer BK-ARN 21/00489

uitspraakdatum: 5 juli 2022

Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

de heffingsambtenaar van Gemeentelijk Belastingkantoor Twente (hierna: de heffingsambtenaar)

tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel (hierna: de Rechtbank) van 23 maart 2021, nummer Awb 20/517, ECLI:NL:RBOVE:2021:1235, in het geding tussen de heffingsambtenaar en

[belanghebbende] te [woonplaats1] (hierna: belanghebbende)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak [adres1] 12 te [woonplaats1] (hierna: de onroerende zaak) voor het jaar 2019 vastgesteld op € 284.000. Tegelijk met deze beschikking is de aanslag onroerendezaakbelasting (hierna: OZB) 2019 voor zover het betreft het eigenaarsgedeelte vastgesteld op € 431,96.

1.2.

Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de eerder vastgestelde waarde verminderd tot € 267.000 en de opgelegde aanslag OZB dienovereenkomstig verminderd tot € 406,10.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraken van de heffingsambtenaar vernietigd, de vastgestelde waarde verminderd tot € 100.000 en de aanslag OZB dienovereenkomstig verminderd.

1.4.

De heffingsambtenaar heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 mei 2022. Daarbij zijn verschenen en gehoord belanghebbende, bijgestaan door zijn echtgenote [naam1] en mr. H. Nijman als zijn gemachtigde, alsmede [naam2] namens de heffingsambtenaar, bijgestaan door [naam3] .

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende is eigenaar van de onroerende zaak, een vrijstaande semibungalow.

2.2.

De onroerende zaak is gelegen naast de [naam4] , een kinderdagcentrum voor kinderen van 0 tot en met 18 jaar met een (meervoudige) verstandelijke beperking of een ontwikkelingsachterstand (hierna: het [naam4] ). Het [naam4] ontvangt deze kinderen gedurende zes dagen per week tussen 9.00 en 15.30 uur. Bij het [naam4] is plaats voor ten hoogste 75 kinderen per dag in tien groepen van zes tot acht kinderen. Aan de achterzijde van het [naam4] is een speelterrein aanwezig dat grenst aan de tuin van de onroerende zaak en waar de kinderen groepsgewijs gedurende de dag buitenspelen. Ten behoeve van belanghebbende is geluidsafscherming in de vorm van een kapschuur gerealiseerd over de lengte van het terrein van het [naam4] dat aan zijn perceel grenst.

2.3.

[naam5] adviseurs voor milieu, geluid, trillingen, brand en bouwfysica heeft met datum 31 mei 2016 in opdracht van de gemeente [gemeente] en in het kader van de totstandkoming van het bestemmingsplan ‘ [gemeente] Noord, [de wijk] ’ (hierna: het bestemmingsplan) een rapport uitgebracht inzake de effecten van de onder 2.3 bedoelde geluidsafscherming (hierna: het [naam5-rapport] ). De bevindingen van het [naam5-rapport] zijn gebaseerd op foto’s, situatietekeningen, spectrale kengegevens van stemgeluiden bij scholen en kinderdagverblijven en op veronderstelde (worst case) geluidsisolatiegegevens van de geluidsafscherming. Hiermee is op basis van een rekenmodel het bij belanghebbende te constateren geluidsniveau bepaald en geconcludeerd dat de geluidsniveaus bij de onroerende zaak met afscherming lager zijn dan op 30 meter afstand van het [naam4] zonder afscherming. Belanghebbende heeft bij het geven van zijn zienswijze op de totstandkoming van het bestemmingsplan op dit rapport gereageerd.

2.4.

Adviesbureau [naam6] sound research heeft met datum 1 september 2020 in opdracht van de gemachtigde van belanghebbende een rapport uitgebracht inzake de impact van de stemgeluiden van het [naam4] (hierna: het [naam6-rapport] ). De bevindingen van het [naam6-rapport] zijn gebaseerd op berekeningen aan de hand van aannames met betrekking tot het geluidsniveau bij belanghebbende en op literatuuronderzoek en een gesprek met belanghebbende en zijn echtgenote. De bevindingen van het [naam6-rapport] luiden als volgt:

“Het geluid van spelende kinderen is in het algemeen een vrolijk geluid dat geen gevoel van zorg of onveiligheid oproept. Natuurlijk kan iemand die naast een schoolplein woont wel last hebben van zo'n geluid, maar dat is niet vanwege de betekenis maar omdat het geluid bij op die plek vaak en luid voorkomt. Daarentegen roept het geluid van ernstig mentaal gehandicapten een gevoel van nood, pijn en misschien onvermogen of frustratie op. De menselijke reactie is om daar wat mee te doen: vluchten of troosten. (…)

Geluid van bedrijvigheid is vrijwel altijd mechanisch of machinaal geluid en heeft daardoor een neutrale betekenis. Het is niet in de eerste plaats de aard van dit type geluid dat hinder veroorzaakt, maar het gegeven dat het geluid activiteiten of concentratie verstoort als het luid is. Bij het geluid van ernstig mentaal gehandicapten geldt iets heel anders: het is de betekenis van het geluid, de associaties die ons brein er onwillekeurig mee maakt, waardoor het aandacht trekt; het geluidsniveau is van minder belang. (…)

De biologische reactie is vergelijkbaar met een reflex: er is altijd een reactie. Door sensitisatie kan die reactie nog sterker worden en als het gedurende lange tijd herhaald optreedt, kan ook het voortdurend verdacht zijn op het geluid bijdragen aan een last die door de herhaling chronisch wordt. (…)

De kans op gezondheidsklachten is groot (bij vaak thuis zijn) doordat er weinig herstel is van de overlast: er is in en bij huis geen rust te vinden, behalve op zondagen. Daardoor blijft de stress voortdurend aanwezig. De steeds weer optredende arousal en de chronische stress kunnen leiden tot een hogere bloeddruk en hartritmestoornissen.”

2.5.

De heffingsambtenaar heeft de voor de onroerende zaak vastgestelde waarde onderbouwd met een taxatierapport van 5 oktober 2020 waarin de waarde per 1 januari 2018 is bepaald door vergelijking met verkoopgegevens van drie andere vrijstaande semibungalows ( [adres2] 38, [adres3] 4 en [adres4] 72) en een onbebouwd perceel ( [adres1] 13). [adres2] 38 en [adres3] 4 zijn op ruim een kilometer afstand gelegen van de onroerende zaak. [adres4] 72 bevindt zich op ongeveer 100 meter van de onroerende zaak aan een naastgelegen straat en [adres1] 13 is gelegen tegenover de onroerende zaak aan dezelfde straat.

2.6.

Ter onderbouwing van de getaxeerde waarde zijn in het taxatierapport van de heffingsambtenaar onder meer de volgende gegevens vermeld. Daarbij zijn de voorzieningen (“V”), het onderhoud (“O”), de kwaliteit (“K”) en de ligging (“L”) van de objecten gewaardeerd op ondergemiddeld (2), gemiddeld (3) of bovengemiddeld (4).

Object

Bouw-jaar

Inhoud woning in m³

Waarde per m³

Kavel-

opp. in m²

Waarde per m²

Overige

V

O

K

L

Getaxeerde waarde / verkoopprijs

en datum verkoop

Onroerende zaak

1978

658

€ 326

1.552

€ 137

Aanbouw 132 m³ (€ 30.122),

Garage 108 m² (€ 23.436),

Tuinhuis 4 m² (€ 600),

Imagoschade (-/- € 46.900)

3

3

3

2

€ 434.000

[adres2] 38

1977

526

€ 488

718

€ 225

Overkapping 42 m² (€ 5.292),

Garage 24 m² (€ 10.080)

4

4

3

3

€ 416.614 (30-06-2017)

[adres3] 4

1988

450

€ 392

524

€ 257

Garage 32 m² (€ 11.904)

3

3

3

3

€ 337.500

(18-08-2018)

[adres4]

72

2004

678

€ 432

419

€ 322

Aanbouw 16 m³ (€ 4.838),

Overkapping 15 m² (€ 2.250)

3

3

3

3

€ 495.000 (29-10-2019)

[adres1]

13

-

-

-

730

€ 258

-

-

-

-

3

€ 197.190 (14-06-2018)

2.7.

In het kader van een hoger beroep van belanghebbende inzake het besluit van 7 oktober 2020 van de gemeenteraad van [gemeente] tot gewijzigde vaststelling van het bestemmingsplan heeft de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak (hierna: StAB) met datum 25 januari 2022 en in opdracht van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State een rapport uitgebracht (hierna: het StAB-rapport). Dit rapport betreft de feiten, de omstandigheden en de gevolgen van het bestemmingsplan, voor zover dit nodig is voor de behandeling van belanghebbendes beroepsgronden in die procedure die betrekking hebben op geluid. De bevindingen van het StAB-rapport zijn gebaseerd op bezoeken aan belanghebbende, het [naam4] en de gemeente [gemeente] . Bij het bezoek aan het [naam4] waren geen kinderen aanwezig. Het StAB-rapport is voorts gebaseerd op van betrokken partijen afkomstige stukken en beeld- en geluidopnames van het [naam4] . De StAB heeft op basis van deze gegevens ook eigen berekeningen gemaakt van de bij belanghebbende in aanmerking te nemen geluidsniveaus. Zowel belanghebbende als de gemeente [gemeente] hebben op een conceptversie van het StABrapport gereageerd. Het StAB-rapport bevat onder meer de volgende bevindingen:

“Ik acht het goed mogelijk dat door de dynamiek en lading van het stemgeluid van de kinderen bij de [naam4] bij appellanten sprake is van hinder, en heftige reactie kan oproepen, ook al wordt voldaan aan de geluidnormen. Bij appellanten wordt de geluidbelasting vrijwel volledig bepaald door het stemgeluid op het buitenterrein van de [naam4] . Naar mijn mening had het daarom in de rede gelegen dat verweerder, vanwege de specifieke klachten van appellanten, op basis van een nadere onderbouwing of onderzoek bij de ruimtelijke procedure een afweging van de aard en beleving van het stemgeluid had gemaakt. Voor die beoordeling zijn echter geen pasklare kaders beschikbaar. De belangrijkste vraag bij de beoordeling door verweerder acht ik echter of in dit geval sprake is van een wenselijke situatie. Het [naam4] , met een buitenterrein waar regelmatig stemgeluid te horen is, grenst direct aan het perceel met de woning en de tuin van [belanghebbende] , waarbij de woning op ongeveer 5 meter afstand van het terrein van het [naam4] staat. Een ander belangrijk aspect bij de beoordeling is naar mijn mening de gevoeligheid van de bewoners voor het stemgeluid. Verweerder stelt dat appellanten bijzonder gevoelig zijn voor het stemgeluid. Tijdens het gesprek met STAB heeft verweerder toegelicht dat andere bewoners op hetzelfde perceel zouden kunnen wonen, zonder dat sprake is van onaanvaardbare geluidoverlast. Hierover merk ik op dat verweerder deze stelling niet nader heeft onderbouwd of onderzocht. (…)

Een afweging van de hinderlijkheid van het stemgeluid ontbreekt. Uit een nadere onderbouwing of onderzoek door verweerder moet blijken hoe hieraan invulling kan worden gegeven. (…)

In het kader van een goede ruimtelijke ordening moet worden beoordeeld of in de plansituatie sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Daarbij is de beoordeling niet per definitie beperkt tot de geluidbelasting op de begane grond van de woning, maar kan het nodig zijn dat ook de geluidbelasting op de verdieping wordt beoordeeld bijvoorbeeld in verband met slapende of studerende mensen. Verweerder heeft in dit kader wel een bepaalde mate van beoordelingsruimte. Uit de milieuaspectenstudie blijkt echter niet dat verweerder deze beoordeling heeft gemaakt. Tijdens het locatiebezoek heb ik geconstateerd dat de woonvertrekken in de woning op de begane grond zijn gesitueerd. Voor reguliere grondgebonden woningen, zoals die van Beermink, is een beoordelingshoogte van 1,5 meter in de dagperiode gebruikelijk. Op de verdieping heeft de kapschuur echter een geringere afschermende werking dan op de begane grond van de woning. Om die reden had verweerder de geluidbelasting op de verdieping dus wel inzichtelijk moeten maken, om zo te kunnen beoordelen of op de verdieping sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

Locatie op de gevel

Het onderzoek [naam5] gaat uit van rekenpunten op de zuidoostelijke hoek van de woning (aan de zijkant als aan de achterkant van de serre) en op punten verder op de achtergevel (zuidgevel) van de woning, tot aan de garage.

Deze punten zijn naar mijn mening representatief voor het geluid van het speelterrein achter de [naam4] .

Bij de [naam4] zijn echter ook buitenruimten aan de voorzijde van het gebouw langs de [adres1] gelegen. Daarom had verweerder ook de geluidbelasting op de noord- en oostgevel aan de voorzijde van de woning moeten bepalen. (…)

Uit het gesprek met [belanghebbende] is mij gebleken dat de geluidhinder in de woning betrekking heeft op de aard van het geluid en de hoorbaarheid ervan (…). Het had daarom in de rede gelegen dat verweerder de geluidhinder in de woning bij de beoordeling had betrokken. (…)

Door [naam5] zijn geen berekeningen gemaakt van de maximale geluidniveaus. Verweerder heeft de totale geluidreductie die is afgeleid uit het rapport [naam5] ook gehanteerd voor de maximale geluidniveaus. Dit is niet juist, omdat in de berekeningen van [naam5] is uitgegaan van oppervlaktebronnen en voor het bepalen van piekgeluiden moet worden uitgegaan van piekbronnen. (…)

In de tuin is het hoogst berekende langtijdgemiddelde beoordelingsniveau 49 dB(A) en is het maximale geluidniveau 70 dB(A). Op een hoogte van 5 meter, dat als representatief wordt aangehouden voor de verdieping van de woning, treden veel hogere geluidniveaus op. Verweerder heeft de geluidniveaus in de tuin en op de verdieping niet bij de besluitvorming betrokken.”

3 Geschil

In geschil is de waarde van de onroerende zaak op de waardepeildatum 1 januari 2018. De heffingsambtenaar stelt zich op het standpunt dat die waarde conform de uitspraak op bezwaar moet worden vastgesteld op € 267.000. Belanghebbende bepleit bevestiging van de door de Rechtbank vastgestelde waarde van € 100.000.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing