Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 30-08-2022, ECLI:NL:GHARL:2022:7505, 20/00348

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 30-08-2022, ECLI:NL:GHARL:2022:7505, 20/00348

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
30 augustus 2022
Datum publicatie
9 september 2022
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2022:7505
Formele relaties
Zaaknummer
20/00348
Relevante informatie
Art. 8:1 Awb, Art. 8:24 Awb, Art. 8:25 lid 1 Awb, Art. 26a AWR

Inhoudsindicatie

BPM. Ontvankelijkheid bezwaar. Diverse formeelrechtelijke punten.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN

locatie Arnhem

nummer BK-ARN 20/00348

uitspraakdatum: 30 augustus 2022

Uitspraak van de eenentwintigste enkelvoudige belastingkamer

op het hoger beroep van [belanghebbende] h.o.d.n. [naam1], te [woonplaats1] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 16 januari 2020, nummer AWB 18/2587, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Centrale administratieve processen (hierna: de Inspecteur)

alsmede de Staat der Nederlanden (de Minister van Justitie en Veiligheid; hierna: de Minister)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Belanghebbende heeft op aangifte een bedrag aan belasting van personenauto’s en

motorrijwielen (hierna: bpm) voldaan.

1.2.

De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar het bezwaar ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de Inspecteur vernietigd, het bezwaar van belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard, de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 256 en de Inspecteur gelast aan belanghebbende het betaalde griffierecht van € 338 te vergoeden.

1.4.

Namens belanghebbende heeft A.F.M.J. Verhoeven van Netcar Juridische Dienstverlening BV tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft verweer gevoerd.

1.5.

Bij tussenuitspraak van 4 juni 2020, heeft het Hof de gemachtigde van belanghebbende A.F.M.J. Verhoeven in deze procedure geweigerd op de voet van artikel 8:25 van de Algemene wet bestuursrecht.

1.6.

Bij bericht van 11 juni 2020 heeft L. Imants zich gesteld als nieuwe gemachtigde van belanghebbende. Per dezelfde datum is een machtiging, ondertekend door [belanghebbende] , aan het Hof gezonden.

1.7.

Het eerste onderzoek ter zitting heeft via beeldbellen plaatsgevonden op 24 augustus 2021. Daarbij zijn verschenen en gehoord als gemachtigde van belanghebbende J. Cardol (hierna: gemachtigde), alsmede namens de Inspecteur [naam2] , bijgestaan door [naam3] . Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

1.8.

Het onderzoek ter zitting op 24 augustus 2021 is geschorst om de belanghebbende de gelegenheid te bieden om een nieuwe machtiging te overleggen.

1.9.

Het tweede onderzoek ter zitting heeft via beeldbellen plaatsgevonden op 11 juni 2021. Daarbij zijn verschenen en gehoord belanghebbende en zijn gemachtigde, alsmede namens de Inspecteur [naam4] , bijgestaan door [naam2] . Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Met dagtekening 23 maart 2017 is door [naam5] B.V. te Utrecht aangifte gedaan voor de bpm voor een personenauto van het merk en type Nissan Micra.

2.2.

De op aangifte verschuldigde bpm is voldaan door belanghebbende.

2.3.

De machtiging in hoger beroep is gedagtekend op 11 april 2017 en is ondertekend door belanghebbende.

2.4.

Bij de machtiging is een uittreksel uit het handelsregister bij de Kamer van Koophandel gevoegd, gedateerd op 12 februari 2020 van een onderneming met de handelsnamen: [naam6] en [naam1] . De eigenaar sinds 1 maart 2017 – datum registratie 3 maart 2017 – is [naam7] .

2.5.

Na de tussenuitspraak van het Hof waarbij A.F.M.J. Verhoeven in deze procedure is geweigerd op de voet van artikel 8:25 van de Algemene wet bestuursrecht heeft L. Imants, werkzaam bij Hefna B.V. zich als nieuwe gemachtigde gesteld en daarbij een machtiging ingebracht. Deze machtiging draagt de dagtekening 11 juni 2020 en is ondertekend door belanghebbende.

2.6.

Bij brief van 31 augustus 2021 is een nieuwe machtiging ingebracht waaruit volgt dat [naam7] , gevolmachtigd bestuurder van [naam1] , L. Imants machtigt. De machtiging draagt de dagtekening 26 augustus 2021 en bij de handtekening staat de naam ‘ [naam7] ’ vermeld.

3 Geschil

3.1.

In geschil is het antwoord op de vraag of de Rechtbank het bezwaar van belanghebbende terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.

3.2.

Voor het geval het Hof van oordeel is dat de voorgaande vraag ontkennend moet worden beantwoord, zijn ter zitting de overige punten die partijen verdeeld houden, limitatief vastgesteld. In dat geval is in geschil of:

-

de hoogte van het geheven griffierecht en de verschuldigdheid daarvan bij aanvang van de gerechtelijke procedure in strijd is met het Unierecht;

-

belanghebbende aanspraak kan maken op een rentevergoeding over het betaalde griffierecht;

-

belanghebbende recht heeft op (integrale) vergoeding van de kosten gemaakt in verband met de behandeling van het bezwaar, het beroep en het hoger beroep;

-

belanghebbende in aanmerking komt voor een vergoeding van immateriële schade in verband met de overschrijding van de redelijke termijn in beroep en hoger beroep; Volgens belanghebbende moet dit verzoek door het Hof in een andere samenstelling dan de huidige zetel worden beoordeeld;

-

de Rechtbank en het Hof bevoegd zijn uitleg te geven aan de bepalingen van het Unierecht en gehouden zijn om prejudiciële vragen te stellen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: HvJ EU).

4 Beoordeling van het geschil

3 Beslissing

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing