Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 06-09-2022, ECLI:NL:GHARL:2022:7636, 21/00600 en 21/00601

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 06-09-2022, ECLI:NL:GHARL:2022:7636, 21/00600 en 21/00601

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
6 september 2022
Datum publicatie
16 september 2022
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2022:7636
Zaaknummer
21/00600 en 21/00601
Relevante informatie
Art. 7 Wet OB 1968, Art. 4 Wet OB 1968, Art. 2 Wet OB 1968, Art. 15 Wet OB 1968

Inhoudsindicatie

OB. Ondernemerschap.

Uitspraak

locatie Arnhem

nummers: BK-ARN 21/00600 en BK-ARN 21/00601

uitspraakdatum: 6 september 2022

Uitspraak van de vijfde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

Stichting [belanghebbende] te [vestigingsplaats] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank) van 12 april 2021, nummer AWB 20/173 en 20/3564, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Arnhem (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Belanghebbende heeft in de aangifte omzetbelasting over het tijdvak 1 juli 2017 tot en met 30 september 2017 om een teruggaaf verzocht van € 9.138.

1.2.

Belanghebbende heeft in de aangifte omzetbelasting over het tijdvak 31 juli 2018 tot en met 31 december 2018 om een teruggaaf verzocht van € 6.293.

1.3.

De Inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar geen teruggaven omzetbelasting verleend.

1.4.

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. De Rechtbank heeft het beroep betreffende het tijdvak 31 juli 2018 tot en met 31 december 2018 ongegrond verklaard. De Rechtbank heeft het beroep betreffende het tijdvak 1 juli 2017 tot en met 30 september 2017 gegrond verklaard voor zover het betreft de schending van de hoorplicht, de uitspraak op bezwaar vernietigd, de bezwaren ongegrond verklaard, bepaald dat de rechtsgevolgen in stand blijven, de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende en de Inspecteur opgedragen het betaalde griffierecht aan belanghebbende te vergoeden.

1.5.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.6.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 juni 2022. Daarbij zijn verschenen en gehoord [het bestuurslid] (bestuurslid belanghebbende), [de penningmeester] (penningmeester belanghebbende) en J.T. de Mooij FA MB RB, als de gemachtigde van belanghebbende, alsmede [naam1] en [naam2] namens de Inspecteur. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende is een stichting die met name de collectieve belangen van de ondernemers in het deelgebied [het deelgebied] in de gemeente [gemeente] tracht te behartigen. Dat doet zij (onder meer) door het inkopen van beveiligingsdiensten bij derden. Deze beveiligingsdiensten zien op het beveiligen van het industrieterrein [het deelgebied] . Incidenteel verwijst zij ook andere ondernemers(-collectieven) door naar de ondernemers die jegens belanghebbende presteren.

2.2.

De akte van oprichting van belanghebbende vermeldt – voor zover hier van belang – het volgende:

“Artikel 1.

1. De stichting draagt de naam: Stichting [belanghebbende].

(…)

Doel.

Artikel 2.

1. De stichting heeft ten doel: het initiëren, stimuleren en coördineren van collectieve beveiligingsprojecten voor bedrijfsterreinen en voorts al hetgeen met een en ander rechtstreeks of zijdelings verband houdt of daartoe bevorderlijk kan zijn, alles in de ruimste zin des woords. De stichting heeft mede ten doel de door haar ontplooide of te ontplooien activiteiten te doen opgaan in een op het bedrijventerrein [het deelgebied] te [plaats] te realiseren parkmanagement.

2. De stichting tracht haar doel onder meer te verwezenlijken door:

a. het geven van voorlichting aan bedrijven, overheden en instanties over de mogelijkheden van collectieve beveiliging van bedrijfsterreinen;

b. het coördineren en begeleiden van collectieve beveiligingsprojecten;

c. het afsluiten van raamcontracten met bedrijven en instanties, werkzaam op het gebied van beveiliging.

Vermogen.

Artikel 3.

Het vermogen van de stichting zal worden gevormd door:

-

subsidies en donaties;

-

schenkingen erfstellingen en legaten;

-

alle andere verkrijgingen en baten.

Bestuur.

Artikel 4.

1. Het bestuur van de stichting bestaat uit tenminste drie leden en wordt voor de eerste maal bij deze akte benoemd. Het aantal leden wordt met inachtneming van het in de vorige zin bepaalde door het bestuur met algemene stemmen vastgesteld.

(…)

Bestuursbevoegdheid en vertegenwoordiging.

Artikel 6.

1. Het bestuur is belast met het besturen van de stichting.

2. Het bestuur is bevoegd tot het sluiten van overeenkomsten tot het kopen, vervreemden of bezwaren van registergoederen,

3, Het bestuur is niet bevoegd tot het sluiten van overeenkomsten, waarbij de stichting zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt, zich voor een derde sterk maakt of zich tot zekerheidstelling voor een schuld van een derde verbindt.

(…)”

2.3.

De gemeente [gemeente] ondersteunt de ondernemersverenigingen en -stichtingen vanuit de middelen die zij verkrijgt vanuit een opslag op de onroerendezaakbelasting op niet-woningen, gevestigd in de gemeente (hierna: de opslag). De opslag is gelijk voor de gehele gemeente en een vast percentage per € 100.000 WOZ-waarde van een niet-woning.

2.4.

Voor de uitvoering van die ondersteuning door de gemeente [gemeente] is de Stichting [naam3] (hierna: [naam3] ) in het leven geroepen. Zij maakt, in samenspraak met de ondernemersverenigingen en ondernemersstichtingen de plannen voor een periode van vier jaar. Op basis van die ingediende plannen dient de [naam3] een subsidieaanvraag in bij de gemeente [gemeente] . Deze heft dan de opslag en betaalt deze, na aftrek van perceptiekosten, uit aan de [naam3] .

2.5.

Verenigingen, samenwerkingsverbanden van ondernemers en stichtingen zoals belanghebbende kunnen door middel van trekkingsrechten hun kosten declareren bij de [naam3] . De grootte van de totale trekkingsrechten is gebaseerd op de grootte en omvang van het deelgebied waar het project plaatsvindt, naar rato van de belastingopbrengsten in dat deelgebied. Er zijn ook mogelijkheden gemeentebrede projecten te ontplooien. De bestedingen van de deelgebieden variëren in de vier jaren al naar gelang de investeringsbehoefte. Eventuele overschotten van de trekkingsrechten komen terecht in een reserve (bestemmingsfonds) voor het desbetreffende deelgebied. Na afloop van de subsidieperiode (van vier jaar) vallen deze reserveringen uit het bestemmingsfonds vrij in een pot voor gemeentebrede initiatieven.

2.6.

De uitvoeringsovereenkomst [naam3] 2016-2019 vermeldt – voor zover hier van belang – het volgende:

“(…)

de gemeente [gemeente] , (…)

en

de Stichting [naam3] , (…)

nemen in overweging dat,

- op initiatief van de gemeente [gemeente] , de [naam4] , de Stichting [belanghebbende] , de [naam5] , de [naam6] , de [naam7] , een ondernemersfonds is opgericht, dat met het collectief belang van de heffingsplichtigen voor ogen, de samenwerking moet stimuleren en tot doel heeft een aantrekkelijk ondernemersklimaat te bevorderen;

(…)

-

de stichting ter verwezenlijking van haar doel eenmaal voor de gehele periode bij de gemeente [gemeente] een subsidieaanvraag zal indienen;

-

de gemeenteraad van [gemeente] op 13 december 2012 een positief besluit heeft genomen over het initiatief voor de oprichting van een ondernemersfonds ter behartiging van collectieve belangen van ondernemers, alsmede over de aanpassing van het tarievenbesluit voor de OZB voor een periode van drie jaar vanaf het jaar 2013 voor de financiering van het fonds;

-

de gemeenteraad van [gemeente] op 15 oktober 2015 heeft besloten tot voortzetting van het ondernemersfonds waarbij de uitvoeringsovereenkomst 4 jaarlijks wordt geactualiseerd;

-

de gemeente [gemeente] in dit kader een faciliterende rol heeft, dat wil zeggen dat zij voor het [naam3] een verhoging van de onroerende zaakbelasting voor nietwoningen int en deze via een subsidie aan het Ondernemersfonds ter beschikking stelt;

(…)

Artikel 3 — Financiering Ondernemersfonds

a. Het ondernemersfonds wordt gefinancierd uit een opslag van € 62,50 per honderdduizend euro WOZ-waarde op het tarief onroerende zaakbelasting voor niet-woningen;

b. De verwachte opbrengst van deze opslag bedraagt voor het eerste jaar € 269.300,- .Dit bedrag wordt voor een periode van vier jaar aan de Stichting uitgekeerd in de vorm van een subsidie.

(…)

Artikel 4 — Aanvraag subsidie, verantwoording en definitieve vaststelling

Op de subsidieverstrekking is de algemene subsidieverordening [gemeente] 2014 (ASV 2014) van toepassing. De subsidie voorvloeiend uit deze uitvoeringsovereenkomst valt onder het regime van de structurele subsidie.

Een subsidieaanvraag voor een structurele subsidie van € 5.000,- of meer dient uiterlijk op 1 april van het jaar voorafgaand aan het subsidietijdvak waarvoor subsidie wordt gevraagd te worden ingediend (zie artikel 7).

Een subsidieaanvraag voor een structurele subsidie boven de € 50.000,- dient te voldoen aan de in

artikel 6 van de ASV 2014 gestelde voorwaarden.

Voor de verantwoording van de subsidie is artikel 15 van de ASV 2014 van toepassing.

a. De stichting levert 1 keer per jaar een tussenrapportage op over het afgelopen jaar, uiterlijk op 1 april. Deze tussenrapportage bestaat uit een inhoudelijk verslag en een financieel verslag.

Het financieel verslag dient voorzien te zijn van accountantsverklaring.

Voor de vaststelling van de structurele subsidie is artikel 17 van de ASV 2014 van toepassing.

b. Jaarlijks vindt bestuurlijk overleg plaats met de Stichting in september. De gemeente neemt

het initiatief om hiervoor een afspraak te maken.

(…)

Artikel 7 — Prestatieafspraken

Aan de Stichting worden de volgende prestatie-eisen gesteld:

a. Behartiging van het collectieve belang van ondernemers en inwoners in [plaats] ;

b. Stimulering van een aantrekkelijk ondernemersklimaat;

c. Ondersteuning van verenigingen en andere samenwerkingsverbanden die tot doel hebben gebruik te maken van trekkingsrechten uit het fonds;

d. Het beheren van de door de gemeente verstrekte subsidie. Zij beoordeelt aanvragen en besluit over de toekenning van de aanvragen. De aanvragen richten zich op collectieve doelen;

e. Bijzondere aandacht voor niet-geografisch gebonden belangen, belangen van niet op een terrein of in een centrum- of winkelgebied gevestigde bedrijven en de belangen van "kleine" OZBplichtigen;

f Het hanteren van vijf zgn. deelgebieden, conform kaart 2012- [nummer1] (OZB model [gemeente] );

g. Zorgdragen voor informatievoorziening over en draagvlakvergroting van het fonds;

h. Het instellen/voortzetten van (een) adviescommissie(s) die als taak heeft/hebben het gevraagd en ongevraagd leveren van adviezen áan de Stichting. Binnen elk deelgebied dient de mogelijkheid te bestaan om een adviescommissie in te stellen;

i. Uitvoeren van de aanbevelingen uit het evaluatierapport van [naam8] (2015);

j. De subsidie wordt middels een systematiek van trekkingsrechten door de Stichting verdeeld over de onder f. genoemde deelgebieden van het ondernemersfonds, waarbij de trekkingsrechten voor de periode 2016, 2017, 2018 en 2019 per deelgebied vastgesteld zijn:

(…)

[het deelgebied] : € 160.200,-

(…)”

3 Geschil

3.1

In geschil is of belanghebbende ondernemer is voor de omzetbelasting. Hierbij is specifiek in geschil of belanghebbende economische prestaties tegen vergoeding aan de [naam3] heeft verricht.

3.2.

Indien belanghebbende geen ondernemer voor de omzetbelasting is, is in geschil of belanghebbende op grond van de goedkeuring in paragraaf 6.3.7 van het Besluit van de Staatssecretaris van 25 november 2011 (hierna: het Besluit) alsnog recht heeft op aftrek van voorbelasting.1

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing