Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 11-10-2022, ECLI:NL:GHARL:2022:8649, 21/00261

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 11-10-2022, ECLI:NL:GHARL:2022:8649, 21/00261

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
11 oktober 2022
Datum publicatie
21 oktober 2022
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2022:8649
Formele relaties
Zaaknummer
21/00261
Relevante informatie
Art. 12a Wet LB, Art. 5.2 lid 1 Wet IB 2001, Art. 5.20 Wet IB 2001, Art. 17a Uitv besl IB 2001, Art. 18 Wet WOZ, Art. 25 lid 3 AWR, Art. 27e lid 1 AWR, Art. 27h lid 2 AWR, Art. 1 EP EVRM

Inhoudsindicatie

IB/PVV. Gebruikelijk loon. Rendementsgrondslag box 3.

Uitspraak

locatie Arnhem

nummer BK-ARN 21/00261

uitspraakdatum: 11 oktober 2022

op het hoger beroep van

[belanghebbende] te [woonplaats] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 24 februari 2021, nummer AWB 20/3165, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Amsterdam (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is voor het jaar 2016 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd. Bij beschikking is belastingrente berekend.

1.2.

De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar het bezwaar ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend. Belanghebbende heeft bij e-mailbericht van 13 juni 2022 nadere stukken ingediend.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 juli 2022. Namens belanghebbende is verschenen [naam1] . Namens de Inspecteur zijn verschenen [naam2] en [naam3] . Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 De vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende is directeur en enig aandeelhouder van [naam4] B.V. (hierna: [naam4] ). [naam4] voert het management over [naam5] B.V. Tot de gedingstukken behoort een managementovereenkomst tussen [naam4] en [naam5] B.V., waarin een jaarlijkse managementfee van € 120.000 exclusief omzetbelasting is overeengekomen.

2.2.

In de aangiften IB/PVV 2014 tot en met 2017 heeft belanghebbende steeds een bedrag van € 75.000 aan looninkomsten afkomstig van [naam4] aangegeven.

2.3.

Rechtbank Amsterdam 31 mei 2017, ECLI:NL:RBAMS:2017:3650, veroordeelde in een civiele procedure [naam5] B.V., belanghebbende en [naam6] onder meer tot betaling van een bedrag van € 453.476 aan [naam7] en [naam8] . Deze veroordeling staat inmiddels onherroepelijk vast en het bedrag is betaald.

2.4.

In de aangifte IB/PVV voor het onderhavige jaar (2016) heeft belanghebbende het inkomen uit werk en woning en de rendementsgrondslag als volgt berekend (bedragen in euro’s):

Loon [naam4] B.V.

75.000

Negatief loon

-/- 226.738

-/- 151.738

Bij: uitkering stamrecht

18.231

Af: aftrekpost eigen woning

-/- 24.422

Inkomen box 1

-/- 157.929

Bank- en spaartegoeden

776.070

Tweede woning

671.000

waaronder:

[adres1] , [plaats1]

120.000

Overige onroerende zaken

3.521.000

waaronder:

[adres2] , [plaats1]

179.000

[adres3] , [plaats1]

613.000

Niet-vrijgesteld deel kapitaalverzekeringen

306.882

Totaal bezittingen

5.274.952

Totaalbedrag schulden

5.332.831

Drempelbedrag schulden

3.000

Aftrekbare schulden

5.329.831

Rendementsgrondslag

nihil

2.5.

In de aangifte vennootschapsbelasting 2016 heeft [naam4] een bedrag van € 75.000 aan loonkosten in aanmerking genomen. [naam4] heeft een herziene aangifte voor de vennootschapsbelasting ingediend met dezelfde belastbare winst, waarin niet een bedrag van € 75.000 als loon staat vermeld, maar wel een even groot bedrag als voorziening voor de claim van [naam5] U.S.A.

2.6.

Naar aanleiding van een verzoek om informatie van de Inspecteur heeft de gemachtigde van belanghebbende op 8 mei 2019 aan de Inspecteur geschreven:

“De lening van 904.762 is foutief opgenomen er is al een lening opgenomen van 711.735.

De lening van 904.762 moet uit het vermogen worden geëlemineerd.”

In een bijlage bij die brief staat een specificatie van de schulden:

“Propertize [de bank1] € 2.196.334

[de bank2] lening [adres4] 2 € 236.000

Hypotheek [adres3] [plaats1] € 784.000

Lening [naam9] b.v. € 500.000

Lening [naam4] b.v. € 711.735

Afwaardering [adres5] leeg € 0

Brandschade [adres1] [plaats1] € 0

Lening [naam4] b.v.ak. € 904.762

+ –––––––––

€ 5.332.831

2.7.

Bij de aanslagregeling IB/PVV 2016 heeft de Inspecteur het bedrag van € 226.738 aan negatief loon gecorrigeerd en het belastbare inkomen uit werk en woning vastgesteld op € 68.809. Verder heeft hij in box 3 een bedrag van € 904.762 aan schulden gecorrigeerd en de rendementsgrondslag vastgesteld op € 825.446. Bij brief van 13 mei 2019 zijn de correcties als volgt gemotiveerd:

“U heeft in uw aangifte € 226.738 als negatief loon aangegeven. Uit de toegezonden grootboekmutatiekaarten blijkt dat u op 19 juni 2017 € 227.000 heeft overgemaakt naar [naam7] in het kader van de aansprakelijkheidsstelling.

In het jaar van betaling kan een negatief loon in aanmerking worden genomen. Daarom wijk ik op dit punt af van de aangifte met € 226.738.

Bij de behandeling van de aangifte inkomstenbelasting 2017 zal ik verder ingaan op de aansprakelijkheidsstelling en op het negatieve loon.

(…)

Uw adviseur (…) heeft mij geïnformeerd over uw voordeel uit sparen en beleggen. In uw aangifte is een bedrag van € 5.329.831 aan schulden aangegeven. Volgens de toegezonden informatie heeft u in deze aangiftepost een bedrag van € 904.762 teveel meegerekend.

Ik wijk dan ook af op dit punt van de aangifte met een bedrag van € 904.772.”

3 Het geschil

In geschil is of de Inspecteur terecht een gebruikelijk loon in aanmerking heeft genomen en of de rendementsgrondslag op het juiste bedrag is vastgesteld.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing