Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 25-10-2022, ECLI:NL:GHARL:2022:9076, 21/00559

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 25-10-2022, ECLI:NL:GHARL:2022:9076, 21/00559

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
25 oktober 2022
Datum publicatie
4 november 2022
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2022:9076
Formele relaties
Zaaknummer
21/00559
Relevante informatie
Art. 17 lid 2 Wet WOZ, Art. 22 Wet WOZ, Art. 8:69a Awb

Inhoudsindicatie

Wet Woz. Relativiteitsvereiste (art. 8:69a Awb).

Uitspraak

locatie Arnhem

nummer BK-ARN 21/00559

uitspraakdatum: 25 oktober 2022

Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[belanghebbende] te [woonplaats] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 12 maart 2021, nummer AWB 20/2151, in het geding tussen belanghebbende en

de heffingsambtenaar van het Gemeentelijk Belastingkantoor Twente te Hengelo (hierna: de heffingsambtenaar)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak [adres1] 55 te [woonplaats] (hierna de onroerende zaak), per waardepeildatum 1 januari 2019 en naar de toestand op die datum, voor het jaar 2020 vastgesteld op € 139.000.

1.2.

Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak op bezwaar de beschikking gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Overijssel (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 mei 2022. Daarbij zijn verschenen en gehoord A. van den Dool als de gemachtigde van belanghebbende, alsmede namens de heffingsambenaar [naam1] en [naam2] . Van de zitting is een proces-verbaal gemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Feiten

2.1.

Belanghebbende huurt de onroerende zaak van woonstichting [naam3] . De onroerende zaak is een in 1992 gebouwde hoek bejaarden- / aanleunwoning met een inhoud van ongeveer 259 m3 en een kaveloppervlakte van 225 m2. De onroerende zaak is geen sociale huurwoning.

2.2.

Met dagtekening 29 februari 2020 heeft eiseres een gecombineerde aanslag gemeentelijke belastingen ontvangen waarop tevens de WOZ-beschikking gebruiker voor de onroerende zaak bekend is gemaakt. De WOZ-waarde is per waardepeildatum 1 januari 2019 vastgesteld op € 139.000.

2.3.

De Rechtbank heeft op grond van het bepaalde in artikel 8:69a Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard. Redengevend daarvoor is dat de WOZ-waarde voor belanghebbende als huurder van een niet-sociale huurwoning, geen enkel belang heeft, waardoor belanghebbende zich beroept op een norm die niet strekt tot bescherming van haar belang.

3 Geschil

3.1.

In geschil of de Rechtbank het beroep terecht ongegrond heeft verklaard met toepassing van artikel 8:69a Awb. Zo neen, dan is de vraag of de waarde van de onroerende zaak te hoog is vastgesteld.

3.2.

Belanghebbende beantwoordt de eerste vraag ontkennend en de tweede vraag bevestigend. De heffingsambtenaar neemt de tegenovergestelde standpunten in.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing