Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 17-10-2023, ECLI:NL:GHARL:2023:8800, 23/72

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 17-10-2023, ECLI:NL:GHARL:2023:8800, 23/72

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
17 oktober 2023
Datum publicatie
27 oktober 2023
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2023:8800
Zaaknummer
23/72
Relevante informatie
Art. 22 Wet WOZ, Art. 30 Wet WOZ, Art. 3:72 BW, Art. 8:24 Awb

Inhoudsindicatie

Wet Woz. Ontvankelijkheid beroep.

Uitspraak

locatie Leeuwarden

nummer BK-ARN 23/72

uitspraakdatum: 17 oktober 2023

Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[belanghebbende] B.V. te [vestigingsplaats] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 2 november 2022, nummer LEE 21/312, in het geding tussen belanghebbende en

de heffingsambtenaar van de gemeente Emmen (hierna: de heffingsambtenaar)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De heffingsambtenaar heeft bij beschikking de WOZ-waarde van de onroerende zaak [adres1] 18 te [plaats1] (hierna: de onroerende zaak) voor het kalenderjaar 2020, naar waardepeildatum 1 januari 2019, vastgesteld op € 1.022.000.

1.2.

De heffingsambtenaar heeft bij uitspraak op bezwaar de vastgestelde waarde gehandhaafd.

1.3.

[naam1] BV is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft bij uitspraak van 2 november 2022 het beroep niet-ontvankelijk verklaard.

1.4.

[naam1] BV heeft op 15 december 2022 tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 augustus 2023 te Leeuwarden. Verschenen is [naam2] van [naam1] BV. Namens de heffingsambtenaar is met een daartoe strekkend bericht van 10 augustus 2023 niemand verschenen.

2 Feiten

2.1

[naam1] B.V. (hierna: [naam1] ) heeft een beroepschrift ingediend bij de Rechtbank tegen de uitspraak op bezwaar van 22 december 2020 tegen de aan belanghebbende gerichte aanslag gemeentelijke belastingen en WOZ-beschikking die zien op de onroerende zaak. Bij het beroepschrift is een machtiging gevoegd. De machtiging staat op naam van belanghebbende en is ondertekend door [naam3] , [naam4] en [naam5] . Op de machtiging is het jaar 2020 afgedrukt als datum van ondertekening, De dag en maand van ondertekening zijn niet ingevuld.

2.2.

In de door [naam1] overgelegde machtiging staat, voor zover hier relevant, het volgende:

“Ondergetekende:

Naam* : [naam3] / [naam4] / [naam5]

Bedrijf** : [belanghebbende] BV/ [naam6] BV

(…)

Verleent hierbij volmacht aan:

[naam1] (…), om hem/haar te vertegenwoordigen in alle zaken betreffende de aanslagen lokale belastingen en de daarop vermelde WOZ-beschikking(-en).

Deze volmacht houdt in hoofdzaak in:

- Het indienen en desgewenst intrekken van bezwaar, (hoger) beroep (…)

(….)

(…)

(…)

Aldus ondertekend:

Naam: [naam3] Naam: [naam4] Naam: [naam5]

Plaats: [plaats2] Plaats: [plaats2] Plaats: [plaats2]

Datum: / - 2020 Datum: / - 2020 Datum: /- 2020

Handtekening: Handtekening: Handtekening:

(…) (…) (…)”.

2.3.

De Rechtbank heeft [naam1] bij brief van 5 februari 2021 verzocht om uiterlijk binnen vier weken het volgende te overleggen:

een schriftelijke machtiging met volledige datum notering waaruit blijkt op welke za(a)k(en) deze betrekking heeft en waaruit blijkt dat deze machtiging zich uitstrekt tot het verrichten van proceshandelingen en het aanwenden van rechtsmiddelen.

- een uittreksel uit het handelsregister (eventueel meerdere uittreksels van bovenliggende rechtspersonen) waaruit blijkt wie als (uiteindelijk) bevoegd bestuurder gerechtigd is beroep in te stellen (niet ouder dan één jaar).

De Rechtbank heeft [naam1] in deze brief gewezen op de mogelijkheid dat het beroep niet-ontvankelijk verklaard kan worden, indien niet wordt voldaan aan het verzoek van de Rechtbank.

2.4.

[naam1] heeft bij fax van 12 februari 2021 een machtiging overgelegd die identiek is aan de machtiging die eerder is overgelegd bij het beroepschrift. Bij deze machtiging heeft [naam1] een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel van belanghebbende overgelegd. Dit uittreksel is gedateerd 4 mei 2020. Uit het uittreksel volgt dat de hiervoor genoemde [naam3] , [naam4] en [naam5] bevoegd zijn om belanghebbende te vertegenwoordigen.

2.5.

De Rechtbank heeft naar aanleiding van de reactie van [naam1] bij brief van 19 september 2022 het volgende geschreven:

De rechtbank heeft u bij brief van 5 februari 2021 verzocht om een schriftelijke machtiging met volledige datum notering toe te sturen waaruit blijkt op welke zaak de machtiging betrekking heeft en waaruit blijkt dat deze machtiging zich uitstrekt tot het verrichten van proceshandelingen en het aanwenden van rechtsmiddelen. De machtiging die de rechtbank naar aanleiding van dit verzoek heeft ontvangen voldoet niet aan de gestelde vereisten.

De rechtbank verzoekt u hierbij wederom om een schriftelijke machtiging te verstrekken waaruit de datering van alle ondertekeningen blijkt (enkel een jaartal is onvoldoende) en waaruit ook concreet blijkt op welke procedure dan wel op welk WOZ-object de machtiging betrekking heeft (in alle zaken betreffende is onvoldoende concreet). De rechtbank attendeert u hierbij voor de volledigheid erop dat bij gebreke van een afdoende machtiging de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk kan verklaren.

2.6.

[naam1] heeft bij brief van 4 oktober 2022 als volgt gereageerd:

Eerder heb ik u de uittreksels uit het handelsregister al verstrekt. U kunt zien dat de juiste personen de machtiging hebben ondertekend. Sterker nog, alle personen die de machtiging tekenden waren ook zelfstandig bevoegd de machtiging af te geven.

Op de machtiging valt te lezen dat deze ook is afgegeven voor alle dochtervennootschappen. De machtiging betreft de gehele vastgoedportefeuille van cliënt en ziet op alle handelingen welke nodig zijn om tot juiste aanslagen, met daarop de WOZ-beschikking, te komen. Het is niet werkbaar om voor elke handeling of object een nieuwe machtiging te verlangen. Deze machtiging is voldoende gespecificeerd, wat niet wegneemt dat ook een meer algemene volmacht juridisch toegestaan zou zijn.

Verder is de datum van ondertekening mijns inziens niet relevant nu de machtiging op dit moment nog geldig is omdat deze niet is ingetrokken. Zie hiervoor met name artikel 3:72 BW. Er kan hier geen discussie zijn over het feit dat de machtiging al was afgegeven ten tijde van het instellen van onderhavige procedure.

Ik ben dan ook van mening dat de reeds verstrekte machtiging volstaat.

2.7.

De Rechtbank heeft, na een behandeling ter zitting, het beroep niet-ontvankelijk verklaard omdat [naam1] ondanks herhaald verzoek van de Rechtbank niet (tijdig) een toereikende schriftelijke machtiging heeft overgelegd. De Rechtbank heeft overwogen dat [naam1] ten onrechte niet een machtiging heeft overgelegd die is voorzien van een volledige datumnotering en dat op basis van het uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel d.d. 4 mei 2020 niet kan worden vastgesteld dat de personen die de machtiging hebben ondertekend op dat moment bevoegd waren om belanghebbende te vertegenwoordigen.

2.8.

[naam1] heeft in hoger beroep dezelfde machtiging als in eerste aanleg overgelegd. [naam1] heeft in hoger beroep voorts een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel van 19 september 2022 overgelegd waarin dezelfde personen staan genoemd om bevoegdelijk namens belanghebbende op te treden als in het eerder overgelegde uittreksel van 4 mei 2020.

3 Geschil

3.1.

In geschil is of de Rechtbank het beroep terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend, de heffingsambtenaar bevestigend.

3.2.

Belanghebbende verzoekt het hoger beroep gegrond te verklaren, de zaak voor inhoudelijke behandeling terug te wijzen naar de Rechtbank en de heffingsambtenaar te veroordelen in de proceskosten.

3.3.

De heffingsambtenaar kan zich vinden in het oordeel van de Rechtbank.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing