Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 09-04-2024, ECLI:NL:GHARL:2024:2431, 22/1067 en 22/1068

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 09-04-2024, ECLI:NL:GHARL:2024:2431, 22/1067 en 22/1068

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
9 april 2024
Datum publicatie
19 april 2024
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2024:2431
Zaaknummer
22/1067 en 22/1068
Relevante informatie
Art. 40 Iw 1990, Art. 16 AWR, Art. 3.110 Wet IB 2001, Art. 3.120 Wet IB 2001, Art. 3.123 Wet IB 2001

Inhoudsindicatie

IB/PVV. Navordering. Nieuw feit? Eigenwoningschuld. Aftrekbare kosten eigen woning.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem

nummers BK-ARN 22/1067 en 22/1068

uitspraakdatum: 9 april 2024

Uitspraak van de vijfde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[belanghebbende] te [woonplaats] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 21 april 2022, nummers AWB 19/2140 en 19/2141, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Arnhem (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is voor het jaar 2012 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van negatief € 24.837 (hierna: de aanslag).

1.2.

Belanghebbende heeft een verzoek ingediend om rekening te houden met een hoger bedrag aan eigenwoningrente.

1.3.

Aan belanghebbende is over het jaar 2012 een navorderingsaanslag in de IB/PVV opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 11.461 (hierna: de navorderingsaanslag).

1.4.

De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken het verzoek afgewezen en het bezwaar tegen de navorderingsaanslag ongegrond verklaard.

1.5.

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep wat betreft de navorderingsaanslag gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd en de navorderingsaanslag verminderd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 3.677. De Rechtbank heeft het beroep tegen de afwijzing van het verzoek ongegrond verklaard.

1.6.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.7.

De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.8.

Belanghebbende heeft een aantal nadere stukken ingediend.

1.9.

De Inspecteur heeft een nader stuk ingediend.

1.10.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 februari 2024. Daarbij zijn verschenen en gehoord belanghebbende, tot bijstand vergezeld van [naam1] , alsmede [naam2] . namens de Inspecteur, bijgestaan door [naam3] .

1.11.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende en zijn echtgenote, [naam4] (hierna: de echtgenote), hebben in 2004 een woning aan de [adres] te [plaats1] (hierna: de eigen woning) gekocht voor een bedrag van € 1.015.000 kosten koper. De aankoop is deels gefinancierd door middel van de verkoopopbrengst van de vorige woning, deels met een hypothecaire lening van [de bank] (hierna: de eigenwoningschuld [de bank] ) en deels met een lening van [naam5] BV (hierna: [naam5] ; de eigenwoningschuld [naam5] ), een vennootschap waarvan de aandelen in bezit zijn van de echtgenote.

2.2.

Tussen belanghebbende en [naam5] is op 1 januari 2004 een rekening-courant overeenkomst (hierna: de Overeenkomst) opgesteld. In de Overeenkomst is onder meer bepaald:

“Artikel 8

1. Over het gemiddelde saldo in enig jaar is de partij wiens gemiddelde saldo negatief is aan de andere partij een rente verschuldigd van 4% per jaar

2. Partijen kunnen, in afwijking van het bepaalde in lid 1 van dit artikel, in onderling overleg voor enig boekjaar bepalen dat er geen rente verschuldigd is als (…).

3. Partijen kunnen in onderling overleg afwijken van het bepaalde in lid 1 van artikel 8 en een ander rentepercentage bepalen.”

Er zijn geen zekerheden verleend.

2.3.

De eigenwoningschuld [naam5] is onderdeel van de onder de Overeenkomst bestaande rekening-courantschuld van belanghebbende aan [naam5] .

2.4.

[naam6] BV heeft in september 2004 van [naam7] BV de aandelen in [naam8] BV gekocht. De laatstgenoemde vennootschap was een zogenoemde herinvesteringsreservevennootschap. In verband met artikel 40 van de Invorderingswet 1990 stond een bedrag van € 680.000 in een depot bij notaris [naam9] (hierna: de notaris). De bedoeling van belanghebbende was, omdat naar verwachting het depot per 1 januari 2006 zou vrijvallen, genoemd bedrag dan te gebruiken voor aflossing van de eigenwoningschuld [de bank] .

2.5.

De eigen woning is vanaf 2005 ingrijpend verbouwd. De verbouwingskosten zijn deels gefinancierd met de eigenwoningschuld [de bank] en deels met de eigenwoningschuld [naam5] .

2.6.

Het in 2.4 vermelde bedrag in depot is op 30 juli 2007 aan [de bank] verpand. Dit was een voorwaarde van [de bank] om haar financiering, zowel privé als zakelijk, voort te zetten.

2.7.

[de bank] heeft bij brief van 27 mei 2011 aan belanghebbende geschreven dat zij een onmiddellijke aflossing op de eigenwoningschuld [de bank] ter grootte van € 680.000 verlangt.

2.8.

Verder heeft [de bank] op 30 mei 2011 bij brief aan de notaris geschreven dat zij als pandhouder recht heeft op het bedrag van € 680.000 dat bij de notaris in depot staat.

2.9.

Belanghebbende heeft op 23 mei 2012 op de eigenwoningschuld [de bank] een bedrag van € 603.482 afgelost, waarbij de eigenwoningschuld [naam5] met hetzelfde bedrag is toegenomen.

2.10.

[de bank] en belanghebbende hebben een vaststellingsovereenkomst gesloten, onder meer inhoudende dat belanghebbende een bedrag van € 625.581 op de eigenwoningschuld [de bank] zal aflossen en dat de executieveiling van de eigen woning zes maanden zal worden opgeschort.

2.11.

Belanghebbende heeft op 12 april 2013 de aangifte IB/PVV 2012 ingediend, waarin een belastbaar inkomen uit werk en woning van negatief € 24.837 is vermeld, berekend als volgt:

€ €

Loon 27.000

Loon uit vroegere arbeid 13.163

Huurwaarde eigen woning 11.778

Aftrekbare kosten (91.567)

(79.789)

Aandeel belanghebbende (65.000)

Belastbare inkomen uit werk en woning (24.837)

De omvang van de eigenwoningschuld per 31 december 2012 en de eigenwoningrente zijn in de aangifte IB/PVV 2012 als volgt toegelicht:

Omschrijving

Rekeningnummer

Schuld

Rente/kosten

[de bank]

[nummer1]

€ 445.000

€ 21.424

[de bank]

[nummer2]

€ 120.000

€ 8.620

[de bank]

[nummer3]

€ 76.518

€ 25.274

[de bank]

[nummer4]

€ 50.000

€ 2.630

[naam5]

€ 871.085

€ 23.619

Kosten voorkoming executieveiling

€ 10.000

Totaal

€ 1.562.603

€ 91.567

Omschrijving Rekeningnummer Schuld Rente/kosten

[de bank] [nummer1] € 445.000 € 21.424

[de bank] [nummer2] € 120.000 € 8.620

[de bank] [nummer3] € 76.518 € 25.274

[de bank] [nummer4] € 50.000 € 2.630

[naam5] € 871.085 € 23.619

Kosten voorkoming

executieveiling € 10.000

Totaal € 1.562.603 € 91.567

2.12.

De aanslag is, met dagtekening 25 september 2015, conform de aangifte IB/PVV 2012 opgelegd.

2.13.

Op 12 oktober 2015 is het verlies (het negatieve belastbare inkomen uit werk en woning) over 2012 deels verrekend met het inkomen uit werk en woning voor het jaar 2011 (hierna: de verliesverrekening).

2.14.

De eigen woning is in 2016 verkocht.

2.15.

De Rechtbank heeft op 16 december 2016, nummers AWB 15/5392 en AWB 15/5393, uitspraak gedaan op de beroepen van belanghebbende over de aanslagen IB/PVV 2010 en IB/PVV 2011.

2.16.

Belanghebbende heeft bij brief van 17 januari 2017 aan de Inspecteur een verzoek om ambtshalve vermindering van de aanslag (hierna: het verzoek) gedaan. Hij heeft de Inspecteur verzocht een hoger bedrag aan eigenwoningrente [naam5] in aanmerking te nemen.

2.17.

Belanghebbende heeft het verzoek bij brief van 27 november 2017 aan de Inspecteur aangevuld. Daarin heeft hij vermeld dat de eigenwoningrente [naam5] moet worden gesteld op € 61.570.

2.18.

De Inspecteur heeft op 15 december 2017 het verzoek afgewezen. Bij de beoordeling van het verzoek heeft de Inspecteur geconstateerd dat hij bij het vaststellen van de aanslag de in de aangifte IB/PVV 2012 vermelde eigenwoningrente [naam5] deels en de kosten ter voorkoming van de executieveiling geheel ten onrechte in aftrek heeft toegelaten. De Inspecteur heeft in plaats van de in de aangifte IB/PVV 2012 vermelde bedragen van respectievelijk € 23.619 en € 10.000, alleen een bedrag van € 10.233 als eigenwoningrente [naam5] geaccepteerd. De Inspecteur heeft een navorderingsaanslag aangekondigd en een correctie van de verliesverrekening.

2.19.

Met dagtekening 30 december 2017 heeft de Inspecteur de navorderingsaanslag opgelegd, waarbij de Inspecteur met betrekking tot de eigen woning is uitgegaan van een 50/50 verdeling over belanghebbende en de echtgenote. Het belastbare inkomen uit werk en woning van belanghebbende heeft de Inspecteur als volgt berekend:

€ €

Loon 27.000

Loon uit vroegere arbeid 13.163

Huurwaarde eigen woning 11.778

Aftrekbare kosten (68.181)

(56.403)

Aandeel belanghebbende (28.202)

Persoonsgebonden aftrek (500)

Belastbare inkomen uit werk en woning 11.461

2.20.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van het verzoek en tegen de navorderingsaanslag.

2.21.

De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken het verzoek afgewezen en het bezwaar ongegrond verklaard.

2.22.

De Rechtbank heeft het beroep wat betreft de navorderingsaanslag gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd en de navorderingsaanslag verminderd. De Rechtbank heeft het beroep tegen de afwijzing van het verzoek ongegrond verklaard. De Rechtbank heeft de eigenwoningrente [naam5] berekend op € 25.802, en wel als volgt:

Eigenwoningschuld [naam5] per 31 december 2011 279.005

Eigenwoningschuld [naam5] per 31 december 2012 882.487

1 januari 2012 - 24 mei 2012: 144/366 x 4% x € 279.005 = 4.391

24 mei 2012 - 31 december 2012: 222/366 x 4% x € 882.487 = 21.411

Totaal 25.802

De Rechtbank heeft vervolgens het belastbare inkomen uit werk en woning berekend op € 3.677, en wel als volgt:

€ €

Loon 27.000

Loon uit vroegere arbeid 13.163

Huurwaarde eigen woning 11.778

Aftrekbare kosten (83.750)

(71.972)

Aandeel belanghebbende (35.986)

Persoonsgebonden aftrek (500)

Belastbaar inkomen uit werk en woning 3.677

3 Geschil

3.1.

In geschil is of er sprake is van een nieuw feit. Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend en de Inspecteur bevestigend. Verder is tussen partijen in geschil de hoogte van de aftrekbare kosten met betrekking tot de eigen woning. Meer specifiek is in geschil of de kosten ter voorkoming van een executieveiling aftrekbaar zijn en de hoogte van de eigenwoningrente [naam5] . Belanghebbende stelt primair dat de eigenwoningrente [naam5] € 54.280 moet zijn en subsidiair € 34.870. De Inspecteur stelt dat de eigenwoningrente [naam5] , conform de Rechtbank, moet worden vastgesteld op € 25.802. De eigenwoningrente [de bank] van (in totaal) € 57.948 is tussen partijen niet in geschil.

3.2.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, van de uitspraken op bezwaar, van de navorderingsaanslag en toewijzing van het verzoek.

3.3.

De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing