Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 11-06-2024, ECLI:NL:GHARL:2024:3927, 22/504, 22/505 en 24/447

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 11-06-2024, ECLI:NL:GHARL:2024:3927, 22/504, 22/505 en 24/447

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
11 juni 2024
Datum publicatie
21 juni 2024
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2024:3927
Zaaknummer
22/504, 22/505 en 24/447
Relevante informatie
Art. 8:119 Awb

Inhoudsindicatie

Herzieningsverzoek.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem

nummers BK-ARN 22/504, BK-ARN 22/505 en BK-ARN 24/447

uitspraakdatum: 11 juni 2024

Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer

op het verzoek van

[verzoeker] te [woonplaats] (hierna: verzoeker)

om herziening als bedoeld in artikel 8:119, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) van de uitspraken van de derde meervoudige belastingkamer van dit Hof van 27 juni 2017, nummer 16/00825 en de vierde meervoudige belastingkamer van dit Hof van 15 februari 2022, nummers 20/00517 en 21/00268, in het geding tussen verzoeker en

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Zwolle (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan verzoeker zijn aanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd over de jaren 2011, 2015 en 2016 (hierna: de aanslagen). Bij beschikkingen is heffingsrente (2011) en belastingrente (2015 en 2016) berekend.

1.2.

Verzoeker heeft tegen de aanslag IB/PVV 2011 en de beschikking heffingsrente bezwaar, beroep en hoger beroep ingesteld. Het Hof heeft op 27 juni 2017, nummer 16/00825, ECLI:NL:GHARL:2017:5322 (hierna: de uitspraak van 27 juni 2017) uitspraak gedaan. Verzoeker heeft hiertegen beroep in cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft bij arrest van 30 maart 2018, nummer 17/03481, ECLI:NL:HR:2018:460 het beroep in cassatie met toepassing van artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie ongegrond verklaard. Verzoeker heeft de Hoge Raad verzocht om herziening van zijn arrest. De Hoge Raad heeft in het arrest van 17 augustus 2018, nr. 18/01439, ECLI:NL:HR:2018:1370 het herzieningsverzoek niet-ontvankelijk verklaard.

1.3.

Verzoeker heeft het Hof verzocht om herziening van de uitspraak van 27 juni 2017. Dit verzoek heeft hij later met brieven en stukken nader onderbouwd.

1.4.

Verzoeker heeft tegen de aanslagen IB/PVV 2015 en 2016 en de beschikkingen belastingrente bezwaar, beroep en hoger beroep ingesteld. Het Hof heeft op 15 februari 2022, nummers 20/00517 en 21/00268, ECLI:NL:GHARL:2022:1073 (hierna: de uitspraak van 15 februari 2022) uitspraak gedaan.

1.5.

Verzoeker heeft het Hof verzocht om herziening van de uitspraak van 15 februari 2022. Dit verzoek heeft hij later met brieven en stukken nader onderbouwd.

1.6.

De Inspecteur heeft een nader stuk ingediend als reactie op het verzoek om herziening van de uitspraak van 15 februari 2022.

1.7.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 februari 2024 te Arnhem. Nadat het Hof heeft geconstateerd dat het verzoek om herziening ook ziet op de uitspraak van 27 juni 2017, heeft de Inspecteur verklaard, dat hij er geen bezwaar tegen heeft en dat hij evenmin in zijn procespositie is geschaad, indien het verzoek om herziening van deze uitspraak op de zitting wordt behandeld.

1.8.

Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Verzoeker is gehuwd met mevrouw [de echtgenote] (hierna: de echtgenote). Beiden zijn (blijvend) invalide als gevolg van een ongeval.

2.2.

Verzoeker verricht activiteiten als beeldend kunstenaar onder de naam “ [naam1] ”. De activiteiten bestaan uit het zelf vervaardigen van schilderijen, alsmede de verkoop van schilderijen en/of zeefdrukken of ander kunstzinnig drukwerk, onder meer via “ [naam2] ”.

Vaststellingsovereenkomst over vervoerskosten:

2.3.

In het jaar 2005 hebben partijen een vaststellingsovereenkomst zonder einddatum gesloten over de aftrek van extra vervoerskosten wegens invaliditeit (hierna: de VSO). Daarin is, voor zover hier van belang, het volgende bepaald:

“Verzoeker legt zich erbij neer dat in de aanslagen vanaf 2003 de aftrek voor kosten eigen vervoer zal worden berekend op de bij de Belastingdienst gebruikelijke wijze: dat is door van de werkelijke door verzoeker gemaakte kosten af te trekken de kosten die een groep van qua inkomen, vermogenspositie en gezinssamenstelling vergelijkbare gezonde (niet gehandicapte) belastingplichtigen maakt, berekend op basis van door het CBS vastgestelde kosteninformatie. De eigen brandstofkosten zal verzoeker voor 2003 en 2004 berekenen op dezelfde wijze als voor 2002, voor de jaren daarna aan de hand van brandstofnotas. De eigen afschrijvingskosten zal verzoeker vanaf 2003 berekenen op basis van vijf jaar afschrijving en een restwaarde van 10% of, voorzover reeds te bepalen, op basis van de werkelijke afschrijvingskosten.”

2.4.

De Inspecteur heeft de VSO (eenzijdig) opgezegd met ingang van belastingjaar 2011.

2.5.

Het Hof heeft in de uitspraak van 27 juni 2017 beslist dat de VSO rechtsgeldig is opgezegd en dat van een schending van de beginselen van behoorlijk bestuur geen sprake is. Het hiertegen gerichte beroep in cassatie van verzoeker is afgewezen, evenals zijn verzoek om herziening van het arrest (zie onder 1.2.).

Donatie aan Stichting [naam3]

2.6.

Op 24 september 2012 is door verzoeker, zijn echtgenote en hun dochter de Stichting [naam3] (hierna: Stichting [naam3] ) opgericht. Bij beschikking van 23 oktober 2012 is Stichting [naam3] aangemerkt als een culturele instelling en bij beschikking van 12 november 2012 met terugwerkende kracht tot de datum van oprichting als ANBI.

2.7.

Op 6 november 2012 heeft verzoeker telefonisch overleg gehad met twee medewerkers van de Belastingdienst. Hij heeft hiervan achteraf voor eigen gebruik gespreksnotities opgemaakt (hierna: de gespreksnotities). In de gespreksnotities is het volgende vermeld:

“(…) 6/11-2012 Om mogelijk verwijt en/of afwijzing van de BD te voorkomen bel ik met mw. [naam4] (kantoor Brabant/cult. ANBI stichtingen): mag ik als maker van het schilderij bij donatie van het schilderij aan de [naam3] in het kader van het 9/11 project de waarde incl. kosten (evt. middels taxatie) in mindering brengen op mijn belastbaar inkomen? Ik vertel mw. [naam4] uitgebreid over [naam3] en project. Mw. [naam4] stelt dat de [naam3] een culturele ANBI status heeft en dat ik dit kan doneren met de ook voor mij geldende regels en voordelen voor donaties, dus kan ik dit in mindering brengen. Zij adviseert mij tevens om contact op te nemen met de Inspecteur Schenkingsrecht van de BD Zwolle aangezien deze toestemming moet geven v.w.b. mijn persoonlijke aftrekbaarheid van de waarde van mijn schilderij.

6/11-plusminus 16 uur: gesproken met dhr. [naam5] afd. Successie & Schenking BD Zwolle.

Heb verteld over de culturele ANBI stichting met mijn naam (oprichter en penningmeester) en mijn voornemen mijn schilderij [naam6] te doneren aan het 9/11 project van de [naam3] . Kom ik in aanmerking voor de fiscale voordelen van de [naam3] als ikzelf mijn schilderij doneer aan de stichting? Volgens dhr. [naam5] kan ik inderdaad na donatie van mijn schilderij aan de [naam3] de waarde periodiek in mindering brengen op mijn belastbaar inkomen omdat dit de geldende regels en voordelen zijn bij een culturele ANBI stichting. Ook al ben ik en de maker van het schilderij en de oprichter en penningmeester van de [naam3] . Afhankelijk van de (taxatie)waarde van het schilderij kan ik dit zelfs in verschillende (evt. 3 of 5) termijnen doen. Mocht ik hierover problemen krijgen volgens de heer [naam5] met de BD dan moet ik verwijzen naar dit gesprek. Helaas was het niet mogelijk dit gesprek/toezeggingen op papier te krijgen “doen we nooit want dit is terug te lezen” maar het noemen van zijn naam “zou voldoende moeten zijn”.

Dhr. [naam5] geeft mij het telefoonnummer (…) van dhr. [naam7] van de Afd. Waardeonderzoek om de waardebepaling en schenkingskwestie nogmaals uit te leggen. Ik wil zekerheid zodat ik later geen problemen met de BD krijg over de constructie van mijn donatie.

6/11- na 16 uur: Dhr. [naam7] , Afd. Waardeonderzoek liet weten dat deze vorm van donatie vaker voorkomt bijv. na overlijden en schenkingen aan musea. (…) Ook hij acht het aanvaardbaar dat ik als maker van het doek dit doneer aan het sponsorproject van de stichting met mijn naam (…) en dat ik in aanmerking kom voor het periodiek in mindering brengen van de waarde op mijn belastbaar inkomen. Hij wenste mij veel succes met mijn donatie. (…)”

2.8.

In opdracht van verzoeker heeft [naam8] , Register Taxateur op het gebied van Kunst, antiek en inboedelgoederen en als zodanig erkend en geregistreerd door Federatie [naam9] en gecertificeerd door Stichting [naam10] , in een taxatierapport van 15 november 2012 de vervangingswaarde (inclusief omzetbelasting) van het door verzoeker vervaardigde schilderij “ [naam6] ” (hierna: het schilderij) bepaald op € 100.000.

2.9.

Op 20 december 2012 is voor notaris [naam11] een akte “Schenking Lijfrente” verleden betreffende de donatie van het schilderij door verzoeker aan Stichting [naam3] . Deze akte luidt, voor zover van belang, als volgt:

“(…) OVERWEGINGEN VOORAF

- de schenker wenst aan de stichting uit vrijgevigheid te schenken: het acrylverfschilderij op doek door [verzoeker] , titel „ [naam6] ” (…), met de bedoeling dat de stichting het schilderij doneert aan het [naam12] te [plaats1] (…);

- de doelstelling van de stichting voorziet in dit doel;

(…)

- aan het schilderij is blijkens aangehecht kopie taxatierapport, opgemaakt door [naam8] , (…) een waarde toegekend van honderdduizend euro (…).

SCHENKING

De schenker verklaart bij deze uit vrijgevigheid te schenken aan de stichting een periodieke schenking (tijdelijke lijfrente) als navolgend omschreven (…).

OMSCHRIJVING PERIODIEKE SCHENKING

1. De periodieke schenking omvat jaarlijks één/vijfde gedeelte van de eigendom van het schilderij, overeenkomende met een waarde van telkens twintigduizend euro (€ 20.000,00) per jaar.

2. De eerste termijn van de schenking casu quo eigendomsoverdracht vindt plaats op heden, de tweede respectievelijk volgende termijn op één januari van elk volgend kalenderjaar.

3. De verplichting tot het doen van de schenkingen eindigt niet bij het overlijden van de schenker.

4. De schenking geschiedt onder de voorwaarde dat het schilderij wordt gedoneerd aan- en tentoongesteld door het museum onder voorwaarden zoals zijn overeengekomen tussen de stichting en het museum.

OVERIGE BEPALINGEN

1. De schenking of een gedeelte daarvan kan worden herroepen door de schenker indien en zolang wegens redenen buiten de wil van de schenker of de stichting niet kan worden voldaan aan de hiervoor onder 4 gestelde voorwaarde alsmede indien de stichting haar status van culturele ANBI verliest voordat de laatste termijn van de schenking heeft plaatsgevonden.

(…).”

2.10.

Bij beschikking van 13 oktober 2015 heeft de Inspecteur met terugwerkende kracht tot datum toekenning - 24 september 2012 - de status van Stichting [naam3] als ANBI en als culturele instelling ingetrokken.

2.11.

In februari 2016 is het schilderij overgedragen aan het [naam12] (hierna: het museum). Op 14 oktober 2016 heeft in het kader daarvan een ceremonie in het museum plaatsgevonden in het bijzijn van verzoeker en zijn echtgenote.

2.12.

De Rechtbank heeft bij uitspraak van 9 mei 2017, ECLI:NL:RBGEL:2017:2562, geoordeeld dat de intrekking van de ANBI- en culturele instellingstatus terecht was omdat de feitelijke werkzaamheden van Stichting [naam3] slechts gericht waren op de overdracht van het schilderij van verzoeker aan het museum en dat Stichting [naam3] daarmee het belang van één van haar bestuurders behartigde en niet het algemeen belang. In deze uitspraak overwoog de Rechtbank verder dat verzoeker met de wijze van schenking via Stichting [naam3] heeft getracht een aftrek in de inkomstenbelasting te creëren waar hij zonder het tussenschuiven van een ANBI niet voor in aanmerking zou komen. Daarnaast stond enkel de promotie van verzoeker als kunstenaar voorop. Het hoger beroep tegen deze uitspraak is niet-ontvankelijk verklaard omdat het griffierecht niet is betaald.

2.13.

Bij uitspraak van 9 oktober 2018, ECLI:NL:GHARL:2018:8807, betreffende de aanslag IB/PVV voor het jaar 2012, heeft dit Hof in het kader van de giftenaftrek geoordeeld dat de donatie van het schilderij aan Stichting [naam3] niet als (aftrekbare) gift is aan te merken, omdat geen sprake is van een bevoordeling uit vrijgevigheid.

2.14.

Bij uitspraak van het Hof van 10 november 2020, ECLI:NL:GHARL:2020:9264, betreffende de aanslagen IB/PVV voor de jaren 2013 en 2014, heeft dit Hof - met verwijzing naar voormelde uitspraak van het Hof betreffende het jaar 2012 - geoordeeld dat de giftenaftrek ter zake van de donatie van het schilderij aan Stichting [naam3] terecht is geweigerd. Verzoeker heeft hiertegen, met tussenkomst van het Hof, beroep in cassatie ingesteld bij de Hoge Raad. De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie met toepassing van artikel 80a van de Wet op de rechtelijke organisatie niet-ontvankelijk verklaard bij arrest van 9 juli 2021.

Aangiften IB/PVV 2015 en 2016:

2.15.

In zijn (herziene) aangiften IB/PVV voor de jaren 2015 en 2016 heeft verzoeker het standpunt ingenomen dat zijn activiteiten als beeldend kunstenaar een onderneming vormen en dat hij als ondernemer een verlies heeft geleden van € 14.196 (€ 4.351 omzet -/- € 17.620 kosten -/- € 927 investeringsaftrek) over het jaar 2015 en van € 9.911 (€ 3.603 omzet -/- € 13.514 kosten) over het jaar 2016.

2.16.

Over de jaren 2005 tot en met 2017 heeft verzoeker in zijn aangiften IB/PVV de volgende resultaten verantwoord als winst uit onderneming (voor toepassing van de ondernemersaftrek):

2005

-/- 9.081

2006

-/- 18.596

2007

-/- 25.665

2008

-/- 16.102

2009

-/- 33.025

2010

-/- 15.837

2011

-/- 14.300

2012

-/- 17.175

2013

-/- 13.051

2014

-/- 7.842

2015

-/- 14.196

2016

-/- 9.911

2017

-/- 4.600

2.17.

Verder heeft verzoeker in zijn aangifte IB/PVV voor het jaar 2015 en de herziene aangifte IB/PVV voor het jaar 2016 de volgende aftrek voor specifieke zorgkosten geclaimd (bedragen in €):

2015

2016

Kosten medicijnen

49

36

Uitgaven voor hulpmiddelen

1.297

125

Uitgaven voor vervoer i.v.m. ziekte of invaliditeit

6.540

2.998

Dieetkosten

850

900

Extra uitgaven voor kleding en beddengoed

620

300

Genees- en heelkundige hulp

150

0

Totaal uitgaven specifieke zorgkosten

9.506

4.359

Af: drempel

- 1.143

- 1.611

Totaal aftrekbaar bedrag specifieke zorgkosten

8.363

2.748

Door verzoeker in aanmerking genomen bedrag

7.167

2.748

2.17.1.

De uitgaven voor vervoer in verband met ziekte of invaliditeit heeft verzoeker, naar aanleiding van vragen van de Inspecteur, voor het jaar 2015 als volgt toegelicht:

Brandstof

2.282,59

Onderhoud/reparaties

1.964,76

Verzekering

889,08

Wegenbelasting

1.316,00

Wasstraat

88,00

Totaal

6.540,43

2.17.2.

Voor het jaar 2016 heeft verzoeker de uitgaven voor vervoer in verband met ziekte of invaliditeit, naar aanleiding van vragen van de Inspecteur, toegelicht aan de hand van een door hem bijgehouden kilometeradministratie (“Reiskosten medische zorg 2016”). Hierin zijn de kilometers opgenomen die verzoeker heeft gemaakt ter verkrijging van medische zorg. Volgens dit overzicht bedraagt het totaal aantal kilometers 2.067,60. De autokosten per kilometer heeft verzoeker aan de hand van gegevens van de ANWB berekend op € 1,45. De vervoerskosten bedragen daarmee: 2.067,60 x € 1,45 = € 2.998,02.

2.18.

In zijn aangifte IB/PVV voor het jaar 2015 heeft verzoeker geen giftenaftrek geclaimd. Voor het jaar 2016 heeft verzoeker in zijn herziene aangifte IB/PVV € 21.250 aan aftrekbare giften opgevoerd, te weten een periodieke gift van € 20.000 aan “Stichting [naam3] ” met een verhoging van € 1.250 voor giften aan culturele instellingen.

2.19.

De aangifte IB/PVV voor het jaar 2015 vermeldt een rendementsgrondslag in Box 3 van € 33.639. Hiervan heeft verzoeker € 26.545 in aanmerking genomen, zodat het voordeel uit sparen en beleggen voor hem € 1.061 bedraagt waarover € 318 belasting is verschuldigd. In zijn herziene aangifte IB/PVV voor het jaar 2016 heeft verzoeker geen rendementsgrondslag en voordeel uit sparen en beleggen in aanmerking genomen.

Aanslagen IB/PVV 2015 en 2016

2.20.

Bij het opleggen van de aanslag IB/PVV voor het jaar 2015 heeft de Inspecteur de aangegeven belastbare winst (het verlies) en de vervoerskosten in verband met ziekte en invaliditeit volledig gecorrigeerd.

2.21.

Bij het opleggen van de aanslag IB/PVV voor het jaar 2016 heeft de Inspecteur de aangegeven belastbare winst (het verlies) gecorrigeerd, de vervoerskosten in verband met ziekte en invaliditeit tot een bedrag van € 2.998 geaccepteerd (zonder rekening te houden met extra vervoerskosten) en de giftenaftrek geweigerd.

Bezwaar en beroep

2.22.

Bij uitspraak op bezwaar voor het jaar 2015 heeft de Inspecteur geen bron van inkomen en geen giftenaftrek in aanmerking genomen, maar wel alsnog een bedrag van € 6.044 geaccepteerd aan vervoerskosten ter verkrijging van medische zorg (te weten: 4.835 kilometer - conform opgaaf verzoeker - maal € 1,25). De werkelijke autokosten zijn bepaald op € 10.540 (te weten: € 6.540 en aanvullend € 4.000 afschrijvingslasten). Voor een aftrek in verband met extra vervoerskosten heeft de Inspecteur geen aanleiding gezien, aangezien de werkelijke autokosten (€ 10.540) minus de reeds geaccepteerde vervoerskosten ter verkrijging van medische zorg (€ 6.044) beneden het zogenoemde normbedrag (€ 7.959) blijven. De persoonsgebonden aftrek wegens uitgaven voor specifieke zorgkosten komt hierdoor uit op € 7.165, waarvan - conform de wens van verzoeker - € 6.005 is toegerekend aan verzoeker en € 1.160 aan de echtgenote. Het belastbaar inkomen uit werk en woning is hierdoor verminderd tot € 29.863. Het belastbaar inkomen uit sparen en beleggen is ongewijzigd gebleven (€ 1.061). Het verzoek om toekenning van een dwangsom is afgewezen.

2.23.

Bij uitspraak op bezwaar voor het jaar 2016 heeft de Inspecteur evenmin een bron van inkomen of een giftenaftrek in aanmerking genomen. De persoonsgebonden aftrek wegens uitgaven voor specifieke zorgkosten heeft de Inspecteur als volgt berekend:

Uw zorgkosten

Medicijnen

36

Kosten hulpmiddelen

125

Uitgaven voor vervoer i.v.m. ziekte en invaliditeit

2.998

Dieetkosten

900

Kleding en beddengoed

300

4.359

Zorgkosten echtgenote

Uitgaven voor vervoer i.v.m. ziekte en invaliditeit

2.100

Dieetkosten

900

Kleding en beddengoed

300

3.300

TOTAAL

7.659

-/- drempel

-/- 2.037

Aftrekbaar bedrag

5.622

Hiervan is uiteindelijk € 3.940 aan verzoeker toegerekend en € 1.683 aan de echtgenote. Het belastbaar inkomen uit werk en woning is hierdoor verminderd tot € 37.547.

2.24.

Verzoeker is tegen voormelde uitspraken op bezwaar in beroep gekomen bij de Rechtbank. De Rechtbank heeft de beroepen bij twee afzonderlijke uitspraken, van 4 maart 2020 en van 10 februari 2021, ongegrond verklaard.

2.25.

In de uitspraak van 15 februari 2022 heeft het Hof het hoger beroep van verzoeker ongegrond verklaard.

2.26.

Het Hof heeft op 31 maart 2022 het herzieningsverzoek van verzoeker ontvangen.

3 Herzieningsgronden

3.1.

Verzoeker heeft bij zijn verzoek verschillende stukken gevoegd waarop hij zijn verzoek om herziening van de uitspraak van 15 februari 2022 heeft gestoeld. In aanvulling daarop heeft verzoeker bij brieven van 3 maart 2023, 15 mei 2023 en 1 februari 2024 stukken overgelegd. Van de belangrijkste stukken volgt hierna een opsomming met een beknopte omschrijving:

  1. Concept license agreement met begeleidende ongedateerde mail waarin wordt verwezen naar een openingsdatum in de herfst van 2012

  2. Een mail van 4 oktober 2011 van [naam12]

  3. Een mail van 22 oktober 2018 van [naam12] , en delen van (niet ingevulde) ‘individual income tax return’-formulieren over 2015 en 2016

  4. Pagina 6 van de uitspraak van de Rechtbank van 18 december 2018, AWB 17/2590, ECLI:NL:RBGEL:2018:5547

  5. Pagina 10 van de aangifte IB/PVV 2015 van verzoeker

  6. Uitdraai uit Dacas betreffende de aanslag IB/PVV 2008

  7. Ongedateerde brief van [naam13] aan verzoeker over de aan hem uitgekeerde schadevergoeding, waarin materiële schade over de periode 1991 tot en met 2003 wordt berekend

  8. Delen van het verweerschrift van 9 augustus 2017 van de Inspecteur aan de Rechtbank inzake procedure ARN 17/2590 van verzoeker, alsmede de begeleidende brief bij het verweerschrift

  9. Delen van de uitspraak van de Rechtbank van 22 juli 2010, AWB 09/2765

  10. Delen van de uitspraak van de Rechtbank van 18 januari 2011, AWB 10/1630

  11. Delen van de uitspraak van de Rechtbank van 18 januari 2011, AWB 10/1632

  12. Delen van de uitspraak en het proces-verbaal van het Hof van 27 juni 2017, 16/00825

  13. Deel van een brief van 29 maart 2017 van de Inspecteur aan verzoeker

  14. Delen van de uitspraak van het Hof van 10 november 2020, 19/00058 en 19/00532

  15. Brief van 9 augustus 2018 van de Inspecteur aan de Rechtbank inzake procedure ARN 18/2968 van verzoeker, alsmede delen van het verweerschrift van die procedure

  16. Bijlage bij aangifte IB/PVV 2015, Autokosten op grond van cijfers CBS, Nibud

  17. Tabellen met gemiddelde jaar/kilometrage van de jaren tot en met 1999

  18. Een overzicht van notities van verzoeker beginnend met ‘Connect People’

  19. Een bladzijde uit de Wikipedia over de persoonsgebonden aftrek

  20. Een oplegvel met als ontvangstdatum 17 december 2019

  21. Autokosten o.g.v. Cijfers CBS, Nibud over het jaar 2016

  22. Brief van verzoeker aan het Hof van 6 augustus 2021

  23. Mail van Nibud van 9 maart 2022 met foto’s van het Nibud Budgethandboek 2015 en 2016

  24. Webpagina van Beroepkunstenaar.nl

  25. Aan verzoeker opgelegde aanslag IB/PVV 2020 van 10 maart 2023

  26. Aan de echtgenote opgelegde aanslag IB/PVV 2020 van 10 maart 2023

  27. Drempelberekening door verzoeker van extra vervoerskosten 2020

  28. Webpagina van Nibud over aftrek extra vervoerskosten afgedrukt op 6 maart 2021

  29. Overzicht zorgkosten IB 2020

  30. Mailbericht van 28 september 2011 van [naam14]

  31. Informatie over een inbreukprocedure van de EU van 6 april 2011

  32. Deel van aangifte IB/PVV 2016

  33. Brief van Belastingdienst Oost-Brabant van 23 oktober 2012 over toekenning status culturele ANBI (zie onder 2.6.)

  34. Informatie van een website met publicatiedatum 1 juni 2023 over gevolgen voor giften bij intrekking anbi-status

  35. Delen uit schenkingsakte (zie onder 2.9.)

  36. Mail van verzoeker van 6 september 2023 aan een medewerker van het Ministerie van Buitenlandse zaken.

  37. Mail van verzoeker van 10 september 2023 aan [naam12]

  38. Brief van Belastingdienst van 13 juni 2019 met uitspraak op bezwaar tegen aanslag IB/PVV 2015

  39. Acceptgiro en betaalbewijs aanslag IB/PVV 2015 uit 2019

  40. Brief van Belastingdienst van 27 maart 2020 met uitspraak op bezwaar tegen aanslag IB/PVV 2016

  41. Acceptgiro en betaalbewijs aanslag IB/PVV 2016 uit 2019 en 2020

  42. Een ongedateerde brief van verzoeker aan de pers die verzoeker op de zitting van het Hof heeft overgelegd.

3.2.

Verzoeker stelt dat hij voor de IB/PVV als ondernemer moet worden aangemerkt en dat hij recht heeft op de aftrek van extra vervoerskosten wegens invaliditeit.

3.3.

Zijn verzoek om herziening van de uitspraak van 27 juni 2017 heeft verzoeker gebaseerd op de onder 2.14 genoemde uitspraak van het Hof van 10 november 2020.

3.4.

Verzoeker heeft zijn verzoek om herziening van de uitspraak van 15 februari 2022 gebaseerd op de onder 3.1. opgesomde stukken. Verder stelt hij dat de Inspecteur bij verzoeker het vertrouwen heeft gewekt dat de reiskostenaftrek voor de jaren 2015 en 2016 moet worden toegestaan, omdat de Inspecteur deze bij het vaststellen van de aanslagen IB/PVV 2020 heeft geaccepteerd (zie r.o. 3.1. onder 25 tot en met 29).

4 Beoordeling van de verzoeken

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing