Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 23-01-2024, ECLI:NL:GHARL:2024:619, 22/1758

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 23-01-2024, ECLI:NL:GHARL:2024:619, 22/1758

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
23 januari 2024
Datum publicatie
2 februari 2024
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2024:619
Formele relaties
Zaaknummer
22/1758
Relevante informatie
Art. 228a Gemw

Inhoudsindicatie

Rioolheffing. Belastingplicht.

Uitspraak

locatie Leeuwarden

nummer BK-ARN 22/1758

uitspraakdatum: 23 januari 2024

Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[belanghebbende] te [woonplaats] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 10 juni 2022, nummer 21/1985, ECLI:NL:RBNNE:2022:1961, in het geding tussen belanghebbende en

de heffingsambtenaar van de gemeente Waadhoeke (hierna: de heffingsambtenaar)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende een aanslag in de rioolheffing voor het jaar 2021 opgelegd ten bedrage van € 84.

1.2.

Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak op bezwaar de aanslag gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.5.

De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.6.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 oktober 2023. De onderhavige zaak is ter zitting gelijktijdig en gezamenlijk behandeld met de zaken met procedurenummers BK-ARN 22/1756, 22/1757 en 22/1759 tot en met 22/1770. Daarbij zijn verschenen en gehoord mr. H.A. Sarolea, als de gemachtigde van belanghebbende, bijgestaan door [naam1] (belanghebbende in de zaak met procedurenummer 22/1756) en diens zoon [naam2] , en [naam3] (belanghebbende in de zaak met procedurenummer 22/1770), alsmede [naam4] namens de heffingsambtenaar, bijgestaan door [naam5] . Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende is eigenaar en gebruiker van de onroerende zaak [adres] te [woonplaats] (hierna: het perceel).

2.2.

De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende voor het gebruik van het perceel een aanslag in de rioolheffing voor het jaar 2021 opgelegd ten bedrage van € 84. Dit tarief wordt op het aanslagbiljet aangeduid als het basistarief.

2.3.

Het perceel is niet aangesloten op de gemeentelijke riolering. Belanghebbende heeft zelf voorzieningen getroffen met betrekking tot de inzameling, afvoer en verwerking van hemelwater en de beheersing van de grondwaterstand op het perceel. De kosten die hiermee samenhangen, draagt hij zelf.

2.4.

De aanslag is opgelegd op grond van de Verordening op de heffing en de invordering van rioolheffing 2021, zoals vastgesteld door de raad van de gemeente Waadhoeke in zijn vergadering van 17 december 2020 (hierna: de Verordening).

2.5.

De Verordening luidt, voor zover hier van belang, als volgt:

Artikel 2. Aard van de belasting

Onder de naam rioolheffing wordt een directe belasting geheven ter bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan:

a. de inzameling en het transport van huishoudelijk afvalwater en bedrijfsafvalwater, alsmede de zuivering van huishoudelijk afvalwater; en

b. de inzameling van afvloeiend hemelwater en de verwerking van het ingezamelde hemelwater, alsmede het treffen van maatregelen teneinde structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken.

Artikel 3. Belastbaar feit en belastingplicht

1. De belasting wordt geheven van de gebruiker van een bebouwd perceel.

(…)

Artikel 4. Zelfstandige gedeelten

1. Voorwerp van de belasting is een perceel.

2. Als perceel wordt aangemerkt:

a. de onroerende zaak, bedoeld in hoofdstuk III van de Wet waardering onroerende zaken;

b. de roerende zaak, welke duurzaam aan een plaats gebonden is;

c. een gedeelte van een in onderdeel b bedoelde roerende zaak dat blijkens zijn indeling is bestemd om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt;

d. een samenstel van twee of meer in onderdeel b bedoelde roerende zaken of in onderdeel c bedoelde gedeelten daarvan die bij dezelfde persoon in gebruik zijn en die, naar de omstandigheden beoordeeld, bij elkaar behoren;

e. het binnen de gemeente gelegen deel van de in onderdeel b bedoelde roerende zaak, van een in onderdeel c bedoeld gedeelte daarvan of van een in onderdeel d bedoeld samenstel.

Artikel 5. Maatstaf van heffing

1. De belasting wordt geheven naar een vast bedrag per bebouwd perceel.

2. Naast de belasting bedoeld in het eerste lid wordt een belasting geheven naar een vast bedrag per bebouwd perceel van waaruit water direct of indirect op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd.

3. De belasting bedoeld in het tweede lid wordt ingeval van een woning geheven naar het aantal personen per huishouden, onderscheiden naar een één- of meerpersoonshuishouden. Voor de vaststelling van het aantal personen, is de situatie op 1 januari van het belastingjaar voor het gehele betreffende jaar maatgevend, met dien verstande dat ingeval de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, de situatie bij de aanvang van de belastingplicht maatgevend is voor het resterende tijdvak in het betreffende belastingjaar.

4. De belasting bedoeld in het tweede lid wordt ingeval van een overige niet-woningen geheven naar een vast bedrag per perceel.

5. De belasting bedoeld in het tweede lid wordt ingeval van een niet-woning, welke uitsluitend in gebruik is als garagebox geheven naar het aantal kubieke meters water dat naar het perceel is toegevoerd of opgepompt. Het aantal kubieke meters water wordt gesteld op het aantal kubieke meters leidingwater, grondwater en oppervlaktewater dat in het aan het belastingjaar voorafgaande kalenderjaar naar het perceel is toegevoerd of opgepompt. Ingeval de verbruiksperiode niet gelijk is aan een periode van twaalf maanden, wordt de hoeveelheid water door herleiding naar tijdsgelang bepaald. Bij die herleiding wordt een gedeelte van een kalendermaand voor een volle maand gerekend.

6. De belasting bedoeld in het tweede lid wordt ingeval van een recreatieterrein, ongeacht de verblijfsduur, geheven naar een bedrag per recreatieterrein.

Artikel 6. Belastingtarieven

Het tarief van de rioolheffing als bedoeld in artikel 5 lid 1 bedraagt

€ 84,00

Het tarief als bedoeld in het eerste lid wordt voor een perceel dat wordt gebruikt als woning verhoogd:

a. indien het perceel wordt gebruikt door één persoon, met

€ 140,00

b. indien het perceel wordt gebruikt door twee of meer personen met

€ 196,00

Het tarief als bedoeld in het eerste lid wordt verhoogd indien dat perceel wordt gebruikt als overige niet-woning, met

€ 308,00

Het tarief als bedoeld in het eerste lid wordt verhoogd indien dat wordt gebruikt als een recreatieterrein, met

€ 56,00

Het vaste tarief bedraagt voor een perceel indien dat perceel wordt gebruikt als niet-woning en uitsluitend in gebruik is als garagebox zonder een wateraansluiting, dan wel met een wateraansluiting en het waterverbruik minder dan 10 m3

€ 84,00

In afwijking van het bepaalde in het eerste tot en met het derde lid geldt voor het gebruik van een perceel of een gedeelte daarvan als bedoeld in artikel 4, voor zover het perceel niet dient voor bewoning, er geen sprake is van een wateraansluiting, de bij die percelen behorende aansluitpunten uitsluitend dienen voor de afvoer van hemelwater én een kleiner bebouwd grondoppervlak hebben dan 35 m2 een tarief van

€ 0,00”

2.6.

Aan 14 andere belastingplichtigen elk afzonderlijk is door de heffingsambtenaar eveneens een aanslag in de rioolheffing voor het jaar 2021 opgelegd voor het gebruik van hun respectievelijke percelen. Op de bezwaarschriften van deze belanghebbenden heeft de heffingsambtenaar bij afzonderlijke uitspraken op bezwaar de aanslagen gehandhaafd. De gemachtigde van belanghebbende heeft in één geschrift beroep ingesteld bij de Rechtbank tegen deze uitspraken op bezwaar. De Rechtbank heeft met dagtekening 10 juni 2022 in één geschrift uitspraak gedaan in deze 15 zaken.

2.7.

De gemachtigde van belanghebbende (die eveneens de gemachtigde is van de andere 14 belanghebbenden) heeft, in één geschrift vervat, hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de Rechtbank. Bij e-mailbericht van 26 juli 2022 heeft de gemachtigde van belanghebbende aan het Hof zijn visie meegedeeld over het bepaalde in artikel 8:41, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) (samenhang) met betrekking tot het verschuldigde griffierecht in de genoemde 15 zaken. Bij brief van 8 augustus 2022 heeft het Hof meegedeeld dat van elk van de 15 belanghebbenden, waaronder dus van belanghebbende, griffierecht zal worden geheven.

2.8.

Belanghebbende heeft het verschuldigde griffierecht betaald.

3 Geschil

In geschil is of de heffingsambtenaar terecht aan belanghebbende een aanslag in de rioolheffing voor het jaar 2021 heeft opgelegd. Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend, de heffingsambtenaar bevestigend. Voorts is in geschil of terecht van belanghebbende ter zake van het hoger beroep griffierecht is geheven.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing