Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 06-02-2024, ECLI:NL:GHARL:2024:889, 22/822 t/m 22/824

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 06-02-2024, ECLI:NL:GHARL:2024:889, 22/822 t/m 22/824

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
6 februari 2024
Datum publicatie
12 februari 2024
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2024:889
Formele relaties
Zaaknummer
22/822 t/m 22/824
Relevante informatie
Art. 2.17 Wet IB 2001, Art. 2 BPB, Art. 3 BPB

Inhoudsindicatie

IB/PVV. Belastbaar inkomen uit werk en woning.

Zie tussenuitspraak: ECLI:NL:GHARL:2023:8247

Uitspraak

locatie Arnhem

nummers BK-ARN 22/822, 22/823 en 22/824

uitspraakdatum: 6 februari 2024

Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[belanghebbende] te [woonplaats] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank) van 15 april 2022, nummers AWB 21/4156, 21/4159 en 21/4160, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Rotterdam (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Voor het ontstaan en de loop van het geding tot de mondelinge behandeling van de zaak door het Hof op 16 augustus 2023 verwijst het Hof naar zijn tussenuitspraak van 26 september 2023 in dit geding, nummers 22/822, 22/823 en 22/824, ECLI:NL:GHARL:2023:8247 (hierna: de tussenuitspraak).

1.2.

In de tussenuitspraak heeft het Hof het onderzoek heropend en belanghebbende in de gelegenheid gesteld nadere informatie te verstrekken. Belanghebbende heeft nadere informatie verstrekt. De Inspecteur heeft daarop gereageerd. Belanghebbende heeft vervolgens gereageerd op de reactie van de Inspecteur.

1.3.

Bij brief van 17 november 2023 heeft het Hof partijen gevraagd of zij behoefte hebben aan een nadere mondelinge behandeling. Partijen hebben het Hof bericht dat het Hof uitspraak kan doen zonder nadere mondelinge behandeling.

1.4.

Het Hof heeft vervolgens het onderzoek gesloten en bepaald dat uitspraak zal worden gedaan.

2 Vaststaande feiten en geschil

Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van het geschil verwijst het Hof naar de tussenuitspraak.

3 Beoordeling van het geschil

3.1.

De heropening van het onderzoek was uitsluitend gericht op het voor de jaren 2015, 2016 en 2017 berekenen van de hoogte van de belastbare inkomsten uit eigen woning, de herrekening van de belastbare winst uit onderneming en het daaruit voorvloeiende belastbare inkomen uit werk en woning (box 1).

3.2.

Het Hof begrijpt uit de nadere informatie dat belanghebbende en haar fiscale partner met toepassing van artikel 2.17 van de Wet IB 2001 gezamenlijk hebben gekozen om de belastbare inkomsten uit eigen woning in de jaren 2015, 2016 en 2017 en de gezamenlijke grondslag sparen en beleggen in de jaren 2015 en 2016 volledig aan belanghebbende toe te rekenen.

3.3.

Partijen hebben overeenstemming bereikt dat het belastbare inkomen uit werk en woning (box 1) van belanghebbende voor het jaar 2015 moet worden vastgesteld op € 94.792, voor het jaar 2016 op € 54.059 en voor het jaar 2017 op € 68.313.

3.4.

Het Hof zal partijen hierin volgen en dienovereenkomstig beslissen.

Slotsom
Op grond van het vorenstaande is het hoger beroep gegrond.

4 Griffierecht en proceskosten

5 Beslissing