Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 01-07-2025, ECLI:NL:GHARL:2025:4110, 23/2367 t/m 23/2370
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 01-07-2025, ECLI:NL:GHARL:2025:4110, 23/2367 t/m 23/2370
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 1 juli 2025
- Datum publicatie
- 11 juli 2025
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBGEL:2023:3227, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 23/2367 t/m 23/2370
- Relevante informatie
- Art. 4.12 Wet IB 2001, Art. 16 AWR, Art. 67e AWR
Inhoudsindicatie
IB/PVV. Navorderingsbevoegdheid. Vergrijpboete. Voorwaardelijke opzet?
Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem
nummers BK-ARN 23/2367, 23/2368, 23/2369 en 23/2370
uitspraakdatum: 1 juli 2025
Uitspraak van de vijfde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Eindhoven (hierna: de Inspecteur)
en het incidentele hoger beroep van
[belanghebbende] te [woonplaats] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 6 juni 2023, nummers ARN 20/6810, 20/6811, 22/383 en 22/386, ECLI:NL:RBGEL:2023:3227, in het geding tussen de Inspecteur en belanghebbende.
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is over het jaar 2012 met dagtekening 25 januari 2019 een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 160.936 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 40.666. Bij beschikking is een bedrag aan belastingrente berekend van € 11.979.
Aan belanghebbende is over het jaar 2013 met dagtekening 25 januari 2020 een navorderingsaanslag IB/PVV opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 140.757 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 43.559. Bij beschikkingen is een bedrag aan belastingrente berekend van € 10.412 en is een vergrijpboete van € 46.049 opgelegd.
Aan belanghebbende is over het jaar 2014 met dagtekening 27 november 2020 een navorderingsaanslag IB/PVV opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 195.221, een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 500.000 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 32.792. Bij beschikkingen is een bedrag aan belastingrente berekend van € 14.286 en is een vergrijpboete van € 68.130 opgelegd.
Aan belanghebbende is over het jaar 2015 met dagtekening 17 april 2021 een navorderingsaanslag IB/PVV opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 451.562 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 29.689. Bij beschikkingen is een bedrag aan belastingrente berekend van € 37.032 en is een vergrijpboete van € 199.907 opgelegd.
De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken van 11 november 2020 de bezwaren voor de jaren 2012 en 2013 ongegrond verklaard. De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken van 15 oktober 2021 de bezwaren voor de jaren 2014 en 2015 ongegrond verklaard.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft de beroepen gegrond verklaard, de uitspraken van de Inspecteur vernietigd, de navorderingsaanslag IB/PVV 2012 verminderd tot een belastingaanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 181.168 en een inkomen uit sparen en beleggen van nihil, de navorderingsaanslag IB/PVV 2013 verminderd tot een belastingaanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 140.757 en een inkomen uit sparen en beleggen van nihil, de navorderingsaanslag IB/PVV 2014 verminderd tot een belastingaanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 195.221, een inkomen uit aanmerkelijk belang van € 500.000 en een inkomen uit sparen en beleggen van nihil, de navorderingsaanslag IB/PVV 2015 verminderd tot een belastingaanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 451.562 en een inkomen uit sparen en beleggen van nihil, de beschikkingen belastingrente dienovereenkomstig verminderd, de boetebeschikkingen vernietigd, en vergoedingen voor immateriële schade, proceskosten en griffierecht toegekend van respectievelijk € 2.000, € 3.399 en € 97.
De Inspecteur heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft incidenteel hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de Rechtbank, waarop de Inspecteur schriftelijk heeft gereageerd.
De Inspecteur heeft een nader stuk ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 mei 2025. Daarbij zijn verschenen belanghebbende, zijn echtgenote [de echtgenote] , zijn schoonzoon [de schoonzoon] en zijn gemachtigde mr. T.G.M. van Benthem. Namens de Inspecteur zijn verschenen [naam1] , [naam2] en [naam3] . Belanghebbende en de Inspecteur hebben ter zitting een pleitnota ingebracht en voorgedragen. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat bij deze uitspraak is gevoegd.
2 Vaststaande feiten
Belanghebbende houdt sinds de oprichting op 28 november 1997 alle aandelen in [naam4] B.V. Op 30 mei 2001 heeft [naam4] B.V. de vennootschap [naam5] B.V. opgericht. Belanghebbende was bestuurder van [naam5] B.V. en was daar als apotheker werkzaam.
Belanghebbende heeft een aanbod van 13 december 2007 van [de adviseur] (de adviseur) namens [naam6] B.V. ondertekend om onder meer de jaarcijfers en aangiften vennootschapsbelasting van [naam4] B.V en [naam5] B.V. en de aangiften inkomstenbelasting van belanghebbende te verzorgen.
In 2008 is belanghebbende gestart met de ontwikkeling van een onroerende zaak aan de [adres] , bestemd voor de bedrijfsuitoefening door [naam5] B.V. (hierna ook: de onroerende zaak). In de aangiften IB/PVV vanaf 2008 heeft belanghebbende de onroerende zaak aangegeven in box 3.
De adviseur heeft in een aan belanghebbende gericht “advies herstructurering onderneming” met datum 1 februari 2008 onder meer geschreven:
“Op 23 januari en 18 februari hebben wij elkaar gesproken over de jaarrekening 2007 en de toekomstige ontwikkeling van uw onderneming. U heeft aangegeven dat de onderneming op dit moment een sterke groei doormaakt en dat ook de lange termijn vooruitzichten goed te noemen zijn. Wij hebben u tevens kort geïnformeerd over de mogelijkheid in de toekomst belasting te besparen door gebruik te maken van de Cyprus route. In dit advies werken wij deze optie nader voor u uit. Onderstaand geven wij eerst een overzicht van de huidige situatie, daarna gaan wij in op de fiscale aspecten van de voorgenomen plannen tot nieuwbouw en verkoop van de huidige onroerende zaak, vervolgens volgt een uitleg over de Cyprus route met daarbij de voor- en nadelen en een overzicht van de kosten. Tot slot integreren wij de Cyprus route in uw huidige situatie om u op die manier concreet te laten zien hoe de herstructurering en herpositionering van het onroerend goed in uw situatie zal uitpakken.
(…)
U heeft aangegeven de Cyprus route te willen toepassen. Dit impliceert indirect dat het onroerend goed vanuit privé zal worden ontwikkeld waarover in de volgende paragraaf meer. (…)
Nieuwbouwproject
(…)
Een vraag die tijdens de bespreking naar voren kwam is wie het onroerend goed moet gaan aankopen, ontwikkelen en exploiteren. In feite zijn er drie mogelijkheden te weten:
-
[naam4] B.V.
-
Een nieuw op te richten onroerend goedvennootschap
-
Uzelf in privé
Wij hebben alle drie de mogelijkheden met u besproken. De uitkomst was dat in de Nederlandse situatie het onroerend goed het beste in een tussenholding kan worden gesitueerd. Bij de keuze voor Cyprus is optie 3 (ontwikkeling in privé vanuit box 3) het meest voordelig. De feitelijke huurinkomsten worden niet belast evenmin als de toekomstige boekwinst. Kosten zijn niet aftrekbaar. (…)
De koopsom van de nieuwbouw bedraagt exclusief inrichting en aankleding naar schatting € 1.300.000. Dit bedrag dient in privé te worden gefinancierd. (…)
De kosten voor inventaris en inrichting schat u op € 500.000. Wij adviseren u deze posten door [naam5] B.V. te laten betalen en financieren. De inventaris en inrichting worden dan geactiveerd op de balans en worden in vijf jaar afgeschreven ten laste van het resultaat van de apotheek. Dit is in box 3 niet mogelijk.
(…)
3 Werknemersparticipatie
U heeft aangegeven dat de heer [naam7] , thans werkzaam als tweede apotheker in de toekomst waarschijnlijk de apotheek zal overnemen. De daarbij gangbare route is dat hij eerst vijf jaar tweede apotheker is, daarna vijf jaar beherend apotheker en tot slot de gehele onderneming overneemt. Gelet op de lengte van dit traject is besloten eerst de herstructurering af te ronden en dan pas naar de mogelijkheden tot een werknemersparticipatie te kijken. Daarbij hebben wij reeds nu aangegeven dat het voor de heer [naam7] waarschijnlijk voordelig is eerst een aandelenbelang onder de 5% te nemen en op die manier nog een tijd de aanmerkelijk belang heffing te ontlopen.