Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 08-07-2025, ECLI:NL:GHARL:2025:4296, 23/2334

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 08-07-2025, ECLI:NL:GHARL:2025:4296, 23/2334

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
8 juli 2025
Datum publicatie
18 juli 2025
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2025:4296
Formele relaties
Zaaknummer
23/2334
Relevante informatie
Art. 13 SW, Art. 35b SW

Inhoudsindicatie

Erfbelasting. Compromis ter zitting.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem

nummer BK-ARN 23/2334

uitspraakdatum: 8 juli 2025

Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

de inspecteur van de Belastingdienst/Particulieren/Kantoor Zwolle (hierna: de Inspecteur)

tegen de uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland van 29 juni 2023, nummer LEE 21/2978, in het geding tussen de Inspecteur en

[belanghebbende] te [woonplaats] (hierna: belanghebbende)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is een aanslag in de erfbelasting opgelegd van € 651.514.

1.2.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen deze aanslag. De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar het bezwaar gegrond verklaard en de aanslag verminderd.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de Inspecteur vernietigd, de aanslag verminderd en de Inspecteur opgedragen het griffierecht te vergoeden.

1.4.

De Inspecteur heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 juni 2025. Daarbij zijn verschenen en gehoord drs. A. Hoogland, als de gemachtigde van belanghebbende, alsmede [naam1] en [naam2] namens de Inspecteur.

2 Geschil

2.1.

In geschil is het antwoord op de vraag of de Inspecteur de aan belanghebbende opgelegde aanslag erfbelasting tot een te hoog bedrag heeft vastgesteld.

2.2.

Belanghebbende beantwoordt deze vraag bevestigend en de Inspecteur beantwoordt deze ontkennend.

3 Beoordeling van het geschil

3.1.

Partijen zijn ter zitting van het Hof overeengekomen dat de aandelen [naam3] niet tot het ondernemingsvermogen behoren en de vrijstelling van de bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) moet worden vastgesteld op € 2.450.000. Partijen zijn akkoord dat de aanslag met in achtneming van deze uitgangspunten wordt verminderd. Het Hof volgt partijen hierin. Dit heeft voor de aanslag de volgende gevolgen:

Privévermogen

€ 1.500

Bank spaar contant

€ 13.258

Vorderingen en teruggaven

€ 7.602

[naam3] -aandelen

€ 337.430

Aangegeven waarde onderneming

€ 3.072.051

Aangeven waarde [naam3] aandelen

€ 337.430

af: belastinglatentie

€ 44.925

Eliminatie [naam3] -aandelen uit ondernemingsvermogen

€ 292.505

Waarde onderneming

€ 2.779.546

€ 3.139.336

Schulden

€ 2.500

€ 3.136.836

Begrafenis

€ 14.042

saldo nalatenschap

€ 3.122.794

erfdeel 1/1

€ 3.122.794

art 13 SW , periodieke uitkering

€ 30.609

€ 3.153.403

Vrijstelling BOR

€ 2.450.000

€ 703.403

basis vrijstelling

€ 2.129

Belaste verkrijging

€ 701.274

Herrekening aanslag

Eerste schijf

€ 122.269

30%

€ 36.680

Tweede schijf

€ 579.005

40%

€ 231.602

€ 701.274

Erfbelasting

€ 268.282

3.2.

De belastingrente wordt overeenkomstig de bestaande regels berekend.

Slotsom

Op grond van het vorenstaande is het hoger beroep gegrond.

4 Griffierecht en proceskosten

5 Beslissing