Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 28-01-2025, ECLI:NL:GHARL:2025:459, 22/1802 t/m 22/1808
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 28-01-2025, ECLI:NL:GHARL:2025:459, 22/1802 t/m 22/1808
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 28 januari 2025
- Datum publicatie
- 7 februari 2025
- Zaaknummer
- 22/1802 t/m 22/1808
- Relevante informatie
- Art. 3.119a Wet IB 2001, Art. 3.120 Wet IB 2001, Art. 5.3 Wet IB 2001, Art. 6.16 Wet IB 2001
Inhoudsindicatie
IB/PVV. Diverse correcties over verschillende jaren.
Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem
nummers BK-ARN 22/1802 t/m 22/1808
uitspraakdatum: 28 januari 2025
Uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer
op de hoger beroepen van
[belanghebbende] te [woonplaats] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank) van 21 juni 2022, nummers AWB 20/1267, 20/2050, 20/2052 t/m 20/2055 en 20/2736 in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Almelo (hierna: de Inspecteur).
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende zijn (voor 2012 ambtshalve) de volgende (navorderings)aanslagen inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) en inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (hierna: Zvw) opgelegd:
jaar |
aanslagnummer |
dagtekening |
zaaknummer Rechtbank |
zaaknummer Hof |
2011 |
H.16.01 |
29 januari 2016 |
20/2050 |
22/1803 |
2011 |
W.16.01.4 |
29 januari 2016 |
20/2054 |
22/1806 |
2012 |
H.26.01 |
23 augustus 2017 |
20/2052 |
22/1804 |
2012 |
W.26.01.4 |
23 augustus 2017 |
20/2055 |
22/1807 |
2013 |
H.36.01 |
7 november 2018 |
20/2736 |
22/1808 |
2013 |
W.36.01.4 |
7 november 2018 |
20/1267 |
22/1802 |
2013 |
H.37.01 |
18 januari 2020 |
20/2053 |
22/1805 |
Bij beschikkingen is heffingsrente dan wel belastingrente in rekening gebracht. Voor het jaar 2012 (IB/PVV) is een verzuimboete opgelegd.
De Inspecteur heeft bij verschillende uitspraken op bezwaar de aanslagen IB/PVV 2011 en 2012 verlaagd, de aanslag IB/PVV 2013 gehandhaafd, de aanslag Zvw 2011 gehandhaafd, de aanslagen Zvw 2012 en 2013 verlaagd en de navorderingsaanslag IB/PVV 2013 vernietigd wegens het ontbreken van een nieuw feit. De beschikkingen heffingsrente dan wel belastingrente zijn dienovereenkomstig verminderd. De verzuimboete is gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. De Rechtbank heeft het beroep tegen de navorderingsaanslag IB/PVV 2013 niet-ontvankelijk verklaard, de beroepen tegen de aanslagen IB/PVV 2011 tot en met 2013 en de aanslagen Zvw 2011 en 2012 ongegrond verklaard en de beroepen tegen de aanslag Zvw 2013 en de boetebeschikking bij de aanslag IB/PVV 2012 gegrond verklaard. De Rechtbank heeft verder een vergoeding voor immateriële schade toegekend van € 4.500 alsmede een proceskostenvergoeding en gelast dat de Inspecteur het griffierecht vergoedt.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft verweerschriften ingediend.
Belanghebbende heeft verzocht om uitstel van de zitting. Het Hof heeft dat verzoek afgewezen (zie punt 4.1 - 4.2).
Het eerste onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 april 2024. Daarbij zijn verschenen en gehoord belanghebbende en [naam1] , bijgestaan door [naam2] , namens de Inspecteur. Ter zitting is het onderzoek geschorst en heeft het Hof beide partijen nadere vragen gesteld. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat bij deze uitspraak is gevoegd.
Bij brief van 31 mei 2024 heeft de Inspecteur een reactie ingezonden.
Belanghebbende heeft bij brief van 3 juni 2024 gereageerd.
Het Hof heeft de Inspecteur in de gelegenheid gesteld op de reactie van belanghebbende te reageren. Daarvan heeft de Inspecteur gebruik gemaakt bij brief van 27 juni 2024.
Belanghebbende heeft voorafgaande aan de tweede zitting nadere stukken ingediend.
Het tweede onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 november 2024. Daarbij zijn dezelfde personen verschenen. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat bij deze uitspraak is gevoegd.
2 Vaststaande feiten
Belanghebbende is in 2010 van tafel en bed gescheiden van haar ex-echtgenoot [de ex-echtgenoot] (hierna: [de ex-echtgenoot] ). Het huwelijk is ontbonden in 2014. De afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden is nog onderwerp van een civiele procedure.
Belanghebbende houdt 50% van de aandelen in [naam3] BV. De andere 50% zijn eigendom van de ex-echtgenoot, die tevens bestuurder is van [naam3] BV. [naam3] BV is op haar beurt enig aandeelhouder van [naam4] BV. [naam3] BV heeft als activiteiten om, al dan niet tezamen met haar dochtermaatschappij dan wel gelieerde lichamen als [naam3] VOF, [naam5] en [naam6] , gelden in en (hypothecair) uit te lenen.
De ex-echtgenoot is registeraccountant en dreef een onderneming onder de naam [naam7] .
Belanghebbende dreef tot en met 2013 een eenmanszaak onder de naam [naam8] . In 2014 is deze onderneming verkocht.
Belanghebbende heeft – net als haar ex-echtgenoot – ook vanuit privé (hypothecair) gelden uitgeleend.
Namens belanghebbende heeft de ex-echtgenoot aangifte IB/PVV 2011 gedaan op 11 juli 2013 - en vervolgens op 29 november 2013 een verbeterde aangifte - naar een inkomen uit werk en woning van € 61.399 en een inkomen uit sparen en beleggen van € 150.000. Het inkomen uit werk en woning bestaat onder meer uit een winst uit onderneming en een resultaat uit overige werkzaamheden (terbeschikkingstelling vermogensbestanddelen). Het aandeel van belanghebbende in het saldo van de eigen woning is volgens de aangifte (negatief) € 15.251.
Belanghebbende heeft geen aangifte IB/PVV 2012 gedaan.
De Inspecteur – in de persoon van [naam9] (hierna: [naam9] ) – heeft onderzoek gedaan naar de aangiften IB/PVV van belanghebbende en haar ex-echtgenoot over de jaren 2003 tot en met 2010. Naar aanleiding van deze controle heeft meermalen overleg plaatsgevonden tussen [naam9] en belanghebbende en tussen [naam9] en de ex-echtgenoot. De gesprekken met belanghebbende hebben plaatsgevonden tussen oktober 2015 en december 2016.
Met dagtekening 29 januari 2016 is de aanslag IB/PVV 2011 overeenkomstig de aangifte opgelegd. Op dezelfde dag is de aanslag Zvw 2011 opgelegd naar een bijdrage-inkomen van € 25.126.
Hiertegen heeft belanghebbende tijdig bezwaar gemaakt. Daarin staat vermeld dat pro forma bezwaar wordt gemaakt tegen de ter behoud van rechten opgelegde aanslagen.
Naar aanleiding van het boekenonderzoek zijn met dagtekening 9 februari 2017 rapporten opgemaakt inzake belanghebbende en inzake haar ex-echtgenoot, waarvan de openbare gedeelten aan beiden zijn toegezonden. In de rapporten staat onder meer vermeld dat de rapporten moeten worden gezien als een aanbod voor een compromis, waarover de Inspecteur niet wil onderhandelen.
Op verschillende data in februari 2017 hebben belanghebbende, de ex-echtgenoot en [naam9] een vaststellingsovereenkomst (hierna: de VSO) getekend. De rapporten van het boekenonderzoek maken als bijlagen onderdeel uit van de VSO. Ook het rapport van het boekenonderzoek is ondertekend en belanghebbende heeft bij die ondertekening toegevoegd "voor akkoord vaststelling inkomsten 2003 t/m 2010". In de VSO staat onder meer:
" 5. Inhoud van de overeenkomst
De hiervoor genoemde overleggen hebben uiteindelijk tot de volgende overeenkomst geleid.
De aangiften inkomstenbelasting voor de jaren 2002 tot en met 2010 zullen vastgesteld worden conform de aan deze vaststellingsovereenkomst gehechte rapporten, d.d. 9 februari 2017, met betrekking tot de inkomstenbelasting van, ieder afzonderlijk, [belanghebbende] en [de ex-echtgenoot] .
Voor de jaren 2011 tot en met 2016 zal dezelfde methodiek gevolgd worden voor de berekening van de in box 1 te belasten rente en het in box 3 te belasten vermogen op grond van artikel 3.92 wet IB 2001.
6 Reikwijdte van de overeenkomst
Van deze overeenkomst gaat geen precedentwerking uit en er is geen sprake van fiscaal beleid. Anderen dan genoemde partijen kunnen aan deze overeenkomst geen rechten ontlenen.
Het gehanteerde rentepercentage met betrekking tot de hypotheek voor de eigen woning zal voor de jaren 2011 e.v. wel ter discussie kunnen komen te staan.
(…) "
Belanghebbende heeft op 8 juni 2017 de aangifte IB/PVV 2013 ingediend naar de volgende bedragen.
box 1 |
||
row |
27.000 |
|
row vermogensbestanddelen* |
14.960 |
|
eigen woningsaldo |
- 41.135 |
|
- huurwaardeforfait |
1.560 |
|
- rente ew-schuld |
42.695 |
|
box 3 |
||
bezittingen* |
1.929.185 |
|
heffingvrij vermogen |
21.139 |
|
voordeel uit sparen en beleggen |
76.321 |
|
verzamelinkomen |
77.146 |
* Bij deze posten heeft belanghebbende in de aangifte vermeld dat zij verwijst naar overleg met de Belastingdienst.
De aanslag IB/PVV 2012 is met dagtekening 23 augustus 2017 ambtshalve vastgesteld naar een geschat inkomen uit werk en woning van € 90.000 en een inkomen uit sparen en beleggen van € 183.978. Daarbij is bij beschikking een verzuimboete opgelegd. De aanslag Zvw 2012 is gelijktijdig ambtshalve vastgesteld naar een bijdrage-inkomen van € 39.000.
Belanghebbende heeft hiertegen tijdig bezwaar gemaakt.
De aanslag IB/PVV 2013 is met dagtekening 7 november 2018 overeenkomstig de aangifte vastgesteld. De aanslag Zvw 2013 is op dezelfde dag opgelegd naar een bijdrage-inkomen van € 27.000.
Belanghebbende heeft hiertegen tijdig bezwaar gemaakt en daarbij vermeld dat zij aangifte onder voorbehoud heeft moeten doen wegens gesprekken met de Belastingdienst en het niet beschikken over gegevens, hetgeen zij ook heeft aangegeven.
Belanghebbende en de ex-echtgenoot hebben nader overleg gevoerd met [naam9] over de afhandeling van de bezwaren over de jaren 2011 tot en met 2013. Zowel belanghebbende als de ex-echtgenoot hebben in dat kader gegevens overgelegd. Op basis hiervan heeft [naam9] een voorstel gemaakt voor de vaststelling van de aanslagen IB/PVV 2011 tot en met 2013 (hierna: het voorstel- [naam9] ). Eind 2018 heeft [naam9] de Belastingdienst verlaten in verband met zijn pensioen.
Bij afzonderlijke brieven van 4 februari 2019 heeft de Inspecteur belanghebbende verzocht haar bezwaren nader te motiveren.
Belanghebbende heeft onder meer bij e-mail van 19 maart 2019 gereageerd en overzichten gezonden van de jaren 2011 tot en met 2013 die zij naar eigen zeggen eerder al had gedeeld met [naam9] en waaruit de onderbouwing van haar bezwaren volgt. In die e-mail verwijst belanghebbende ook naar de "opstelling [de ex-echtgenoot] ". Naar aanleiding hiervan heeft de Inspecteur nadere vragen gesteld en verzocht de "opstelling [de ex-echtgenoot] " toe te zenden. Vervolgens hebben belanghebbende en de Inspecteur verder gecorrespondeerd.
Bij de uitspraken op bezwaar heeft de Inspecteur het voorstel- [naam9] overgenomen en de aanslagen IB/PVV vastgesteld naar de volgende bedragen.
2011 |
2012 |
2013 |
|
box 1 |
|||
winst uit onderneming |
37.869 |
44.232 |
28.515 |
ondernemersaftrek |
- 7.266 |
- 7.280 |
- 7.280 |
MKB-winstvrijstelling |
- 3.673 |
- 4.435 |
- 2.973 |
belastbare winst |
26.930 |
32.517 |
18.262 |
ROW – bloot eigendom |
1.524 |
1.524 |
1.524 |
ROW – rente |
765 |
14.188 |
14.918 |
tbs-vrijstelling |
- 275 |
- 1.885 |
- 1.974 |
huurwaardeforfait |
1.476 |
1.590 |
2.904 |
rente ew-schuld |
- 22.260 |
- 22.260 |
- 11.962 |
buitengewone uitgaven |
- 6.000 |
||
inkomen uit werk en woning |
2.160 |
25.674 |
23.674 |
inkomsten box 3 |
|||
vermogen box 3 [belanghebbende] (50%) |
1.348.898 |
||
overige onroerende zaken |
270.000 |
||
(aandeel in) grondslag |
813.800 |
1.100.848 |
1.597.759 |
voordeel sparen en beleggen |
32.552 |
44.034 |
63.910 |
verzamelinkomen |
34.712 |
69.707 |
87.582 |
De aanslagen Zvw 2012 en 2013 zijn verminderd naar bijdrage-inkomen van respectievelijk € 32.517 en € 18.262
De bezwaren tegen de aanslagen IB/PVV 2011 en 2012 en Zvw 2012 en 2013 zijn gegrond verklaard. De bezwaren tegen de aanslag IB/PVV 2013 en Zvw 2011 zijn ongegrond verklaard.
De Inspecteur heeft daarnaast een navorderingsaanslag IB/PVV 2013 opgelegd overeenkomstig het voorstel- [naam9] , omdat dat tot een hoger verzamelinkomen leidt. Bij uitspraak op bezwaar van 18 april 2020 heeft de Inspecteur die navorderingsaanslag weer vernietigd, omdat de Inspecteur heeft geconstateerd dat uit het dossier volgt dat de aanslag IB/PVV 2013 is opgelegd terwijl belanghebbende in gesprek was met [naam9] en dat de aanslag gedurende deze gesprekken niet is geblokkeerd, zodat een nieuw feit ontbreekt.
Tegen de uitspraken op bezwaar heeft belanghebbende beroep ingesteld bij de Rechtbank. De Rechtbank heeft het beroep tegen de aanslagen IB/PVV 2011 tot en met 2013 en Zvw 2011 en 2012 ongegrond verklaard en het beroep tegen de aanslag Zvw 2013 gegrond en de aanslag verminderd naar een bijdrage-inkomen van € 16.542. Het beroep tegen de boetebeschikking 2012 is eveneens gegrond verklaard en de verzuimboete is vernietigd. De Rechtbank heeft het beroep tegen de navorderingsaanslag IB/PVV 2013 niet-ontvankelijk verklaard vanwege het ontbreken van procesbelang. Ook heeft de Rechtbank een vergoeding voor immateriële schade toegekend van € 4.500 en een proceskostenvergoeding van € 35,20 en bepaald dat het griffierecht moet worden vergoed.