Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 22-07-2025, ECLI:NL:GHARL:2025:4601, 23/2624 t/m 23/2627

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 22-07-2025, ECLI:NL:GHARL:2025:4601, 23/2624 t/m 23/2627

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
22 juli 2025
Datum publicatie
1 augustus 2025
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2025:4601
Formele relaties
Zaaknummer
23/2624 t/m 23/2627
Relevante informatie
Art. 27e AWR

Inhoudsindicatie

VPB. Omkering en verzwaring van de bewijslast. Redelijke schatting.

Uitspraak

locatie Arnhem

nummers BK-ARN 23/2624 tot en met 23/2627

uitspraakdatum: 22 juli 2025

Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[belanghebbende] S.à.r.l. te [plaats1] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 25 juli 2023, nummer ARN 21/4745 tot en met 21/4748, ECLI:NL:RBGEL:2023:4242, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Amsterdam (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende zijn voor de jaren 2012 tot en met 2015 aanslagen in de vennootschapsbelasting opgelegd naar belastbare bedragen van respectievelijk € 17.528.003 (2012), € 23.880.606 (2013), € 26.185.032 (2014) en € 44.640.210 (2015). Daarbij zijn de volgende bedragen aan belastingrente berekend: € 1.132.847 (2012), € 945.905 (2013), € 1.267.919 (2014) en € 2.228.461 (2015).

1.2.

Belanghebbende heeft daartegen bezwaar gemaakt. De Inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar van 11 augustus 2021 de aanslagen en de beschikkingen belastingrente gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraken van de Inspecteur in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft de beroepen gegrond verklaard, de aanslagen vennootschapsbelasting verminderd tot aanslagen naar belastbare bedragen van respectievelijk € 12.120.632 (2012), € 21.477.112 (2013), € 23.668.705 (2014) en € 42.236.716 (2015), de beschikkingen belastingrente dienovereenkomstig verminderd en vergoedingen voor proceskosten en griffierecht toegekend van € 1.046,25 en € 360.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.5.

De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.6.

Belanghebbende heeft op 4 juni 2024 een conclusie van repliek ingediend.

1.7.

De Inspecteur heeft op 19 juni 2024 een conclusie van dupliek ingediend.

1.8.

Raadsheer Okhuizen heeft op 3 juni 2025 verzocht zich in deze procedure te mogen verschonen. De meervoudige kamer voor de behandeling van wrakings- en verschoningsverzoeken heeft bij uitspraak van 11 juni 2025 het verzoek tot verschoning afgewezen.

1.. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 juni 2025 te Arnhem. Namens belanghebbende zijn verschenen [naam1] , [naam2] , [naam3] en [naam4] . Namens de Inspecteur zijn verschenen [naam5] en [naam6] . De zaken met de nummers 23/2623 tot en met 23/2627 zijn gelijktijdig en gezamenlijk behandeld. Belanghebbende heeft ter zitting een pleitnota ingebracht en voorgedragen. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat bij deze uitspraak is gevoegd.

2 Overwegingen

Ingetrokken hoger beroepen inzake de jaren 2012, 2013 en 2015

2.1.

Ter zitting heeft belanghebbende verklaard de hoger beroepen inzake de jaren 2012, 2013 en 2015 in te trekken, omdat over die jaren geen geschil meer bestaat over de vastgestelde aanslagen vennootschapsbelasting en de beschikkingen belastingrente. Dit brengt mee dat uitsluitend nog de aanslag vennootschapsbelasting 2014 en de daarmee samenhangende beschikking belastingrente, ter beoordeling van het Hof voorligt. Hierna zullen deze aanslag en beschikking worden beoordeeld.

Aanslag vennootschapsbelasting 2014; omkering bewijslast

2.2.

Artikel 27e Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) bepaalt dat het (hoger) beroep van de belastingplichtige ongegrond wordt verklaard indien de vereiste aangifte niet is gedaan, tenzij de belastingplichtige overtuigend kan aantonen dat en in hoeverre de uitspraak op het bezwaar onjuist is (omkering en verzwaring van de bewijslast).

2.3.

Ondanks daartoe te zijn uitgenodigd en aangemaand, heeft belanghebbende pas in de bezwaarfase – de aanslag was al voordien opgelegd – de aangifte vennootschapsbelasting 2014 ingediend. Dit kan niet worden aangemerkt als het doen van de vereiste aangifte.1 De in deze aangifte opgenomen gegevens maken slechts onderdeel uit van het ingediende bezwaarschrift tegen de aanslag. Dit brengt mee dat belanghebbende niet de vereiste aangifte heeft gedaan, zodat voornoemde bewijsregel van artikel 27e AWR van toepassing is.

2.4.

Belanghebbende betoogt in dat verband dat de aangifte vennootschapsbelasting 2014 weliswaar te laat is gedaan, maar dat dit niet aan belanghebbende kan worden verweten, zodat de omkering en verzwaring van de bewijslast niet aan de orde kan zijn.2Volgens belanghebbende zijn de aandelen in [naam7] NV in mei 2017 gedwongen overgedragen aan een derde en zijn de nieuwe directie, de stille curator en [de bank] ernstig nalatig geweest bij het tijdig doen van een aangifte, hetgeen niet aan belanghebbende kan worden verweten. Dit betoog kan niet slagen. Na aanmaning had de aangifte op 13 augustus 2015 moeten zijn ingediend, zodat de omstandigheden vanaf mei 2017 in dat verband niet relevant zijn. Nu jegens belanghebbende dus een verwijt kan worden gemaakt ter zake van het niet doen van de vereiste aangifte, vindt de bewijssanctie van artikel 27e AWR toepassing.

2.5.

De zogenoemde omkering en verzwaring van de bewijslast ontslaat de Inspecteur niet van zijn verplichting de door hem aangebrachte correcties niet naar willekeur vast te stellen. De aanslag dient te berusten op een redelijke schatting. De Inspecteur heeft de correcties gebaseerd op de commerciële jaarrekening van de gevoegde dochters waarbij correcties voor fiscale doeleinden in aanmerking zijn genomen. Gelet daarop kan niet worden gezegd dat deze correcties onredelijk of willekeurig zijn vastgesteld.

2.6.

Indien en voor zover een belanghebbende de juistheid van de voor de schatting gebruikte gegevens of de juistheid van de schatting van de Inspecteur anderszins betwist, dient hij daarvoor tegenbewijs te leveren op de in artikel 27e AWR bedoelde wijze. Belanghebbende heeft lopende de procedure in hoger beroep haar bezwaren tegen de correcties inzake de voorziening verzekeringsplichtigen (VVP) en de herwaardering hypothecaire vorderingen, ingetrokken. Voor het overige heeft belanghebbende geen gronden of argumenten aangevoerd, laat staan overtuigend aangetoond, dat en in hoeverre de geschatte aanslag te hoog is vastgesteld. Ter zitting van het Hof heeft belanghebbende nieuwe stellingen aangevoerd waarbij zij voor het eerst naar voren heeft gebracht welke onderdelen van de geschatte aanslag zij wenst te bestrijden. Deze stellingen worden als tardief buiten beschouwing gelaten. De aanslag vennootschapsbelasting 2014 zal dan ook niet worden verminderd.

Belastingrente

2.7.

Het hoger beroep wordt geacht mede betrekking te hebben op de in rekening gebrachte belastingrente. Belanghebbende heeft geen zelfstandige gronden daartegen aangevoerd. Nu de aanslag wordt gehandhaafd, dient ook de in rekening gebrachte belastingrente te worden gehandhaafd.

Slotsom
2.8. Het hoger beroep van belanghebbende slaagt niet.

3 Griffierecht en proceskosten

Het Hof ziet geen aanleiding voor een vergoeding van de proceskosten of het griffierecht.

4 Beslissing