Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 05-08-2025, ECLI:NL:GHARL:2025:4941, 24/361 en 24/362

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 05-08-2025, ECLI:NL:GHARL:2025:4941, 24/361 en 24/362

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
5 augustus 2025
Datum publicatie
15 augustus 2025
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2025:4941
Formele relaties
Zaaknummer
24/361 en 24/362
Relevante informatie
Art. 11 lid 1 onderdeel b Wet OB 1968

Inhoudsindicatie

OB. Verhuur woning. Short stay.

Uitspraak

locatie Arnhem

nummers BK-ARN 24/361 en 24/362

uitspraakdatum: 5 augustus 2025

Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Eindhoven (hierna: de Inspecteur)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank) van 17 januari 2024, nummers ARN 22/5092 en 22/5093, ECLI:NL:RBGEL:2024:194, in het geding tussen de Inspecteur en

[belanghebbende] B.V. te [plaats1] (hierna: belanghebbende)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is over het tijdvak eerste kwartaal 2021 een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd van € 125.393.

1.2.

De Inspecteur heeft voor het tweede kwartaal 2021 een verzoek om teruggaaf van omzetbelasting van € 199.562 afgewezen en een beschikking ‘geen teruggaaf’ afgegeven.

1.3.

De Inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar het bezwaar tegen de naheffingsaanslag ongegrond verklaard, het bezwaar van belanghebbende tegen de beschikking ‘geen teruggaaf’ heeft de Inspecteur gegrond verklaard met betrekking tot de voorbelasting die niet toerekenbaar is aan de verbouwing en inrichting van de woning aan de [adres] te [plaats2] . Dit heeft voor het tweede kwartaal 2021 geresulteerd in een teruggaaf van € 28.007 (de beschikking teruggaaf), vermeerderd met belastingrente. In een afzonderlijke beschikking heeft de Inspecteur een proceskostenvergoeding toegekend.

1.4.

Belanghebbende is tegen de onder 1.3 genoemde uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de naheffingsaanslag vernietigd, de beschikking teruggaaf vastgesteld op € 199.562 (exclusief belastingrente) en bepaald dat deze uitspraak in de plaats komt van de vernietigde uitspraken op bezwaar. De Rechtbank heeft daarbij de Inspecteur veroordeeld tot betaling van € 1.750 aan proceskosten aan belanghebbende en bepaald dat de Inspecteur het griffierecht van € 365 aan belanghebbende moet vergoeden.

1.5.

De Inspecteur heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.6.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 juni 2025. Daarbij zijn verschenen en gehoord [naam1] namens belanghebbende en mr. C.G. Dijkstra, als de gemachtigde van belanghebbende, bijgestaan door [naam2] , alsmede [naam3] namens de Inspecteur, bijgestaan door [naam4] en [naam5] . Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat bij deze uitspraak is gevoegd.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende is ondernemer voor de omzetbelasting in de zin van artikel 7 van de Wet op de omzetbelasting 1968 (hierna: Wet OB). De heer [naam1] (hierna: [naam1] ) houdt alle certificaten van aandelen in belanghebbende middels Stichting [naam6] en is tevens enig bestuurder van belanghebbende.

2.2.

Belanghebbende participeert via verschillende tussenhoudsters in actieve (vastgoed)ondernemingen. Zij bezit en exploiteert zelf geen vastgoed.

2.3.

Belanghebbende heeft op 1 september 2020 de woning aan de [adres] te [plaats2] (hierna: de woning) in eigendom verkregen voor een bedrag van € 2.010.000.

2.4.

Belanghebbende heeft de woning in 2020 en 2021 laten verbouwen en heeft deze opnieuw ingericht en gemeubileerd. Het periodieke onderhoud van de tuin is door belanghebbende extern uitbesteed. Een aantal facturen, waaronder facturen van [naam7] en [naam8] , zijn in eerste instantie gericht aan [naam1] in privé en niet aan belanghebbende. Deze facturen zijn nadien hersteld en uit de financiële gegevens van belanghebbende volgt dat deze kosten voor rekening van belanghebbende zijn gekomen.

2.5.

Op 4 september 2021 hebben [de bank] en belanghebbende een kredietovereenkomst gesloten, die door belanghebbende op 9 september 2021 is getekend. Het betreft een 10-jarige lening van € 1.600.000. Het doel van de lening is volgens die overeenkomst het financieren van een woning voor niet-permanente eigen bewoning. Hierbij heeft [naam1] zich borg gesteld voor € 1.600.000. In de kredietovereenkomst staat onder andere het volgende:

“(…)

4. Overige afspraken

Voor deze financiering gelden de volgende overige afspraken:

- Deze financiering wordt verstrekt (mede) op basis van de door u met de huurder(s) gesloten huurovereenkomst(en) en de daarin genoemde huurprijzen, die u aan de bank heeft gegeven. De bank heeft haar beslissing om u deze financiering te verstrekken (mede) hierop gebaseerd.

U verklaart aan de bank:

- dat deze huurovereenkomst(en) en de daarin genoemde huurprijzen een volledige en juiste weergave zijn van alle afspraken met de betrokken partijen;

- dat u bestaande huurovereenkomsten niet aanpast zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de bank. U mag huurovereenkomst(en) wel ongewijzigd verlengen.

Tijdens de looptijd van de financiering moet u de volgende documenten op een door de bank aangegeven wijze aanleveren (de inhoud ervan moet volgens de bank acceptabel zijn):

- de nieuwe huurovereenkomsten bij verandering van huurder;

- eenmaal per jaar een pandlijst van de huurvorderingen, een volledig overzicht van de huurders en een gespecificeerd overzicht jaarlijkse huurinkomsten.

- U geeft de bank de huurcontract(en) ter inzage (verpanding huurvorderingen). De inhoud ervan moet volgens de bank acceptabel zijn.

- U moet uw betalingsverkeer zoveel mogelijk via de bank laten lopen.

(…)

- De woning wordt gebruikt voor eigen, niet permanente (recreatieve) bewoning. In de huurovereenkomst moeten hiervoor bepalingen over worden opgenomen.

(…)”

2.6.

Op 4 september 2021 is de verpanding van de huurvorderingen overeengekomen, die door belanghebbende op 9 september 2021 is getekend. In de pandlijst van de huurvorderingen is [naam1] als huurder opgenomen, met datum overeenkomst van 7 september 2021.

2.7.

Op 7 september 2021 is een huurovereenkomst getekend tussen belanghebbende en [naam1] , die tevens in de huurovereenkomst belanghebbende vertegenwoordigt als verhuurder. Hierin staat het volgende:

“(…)

1. Huurobject, bestemming

1.1

Verhuurder verhuurt aan huurder en huurder huurt van verhuurder de vakantiewoning, hierna 'het gehuurde' of 'het huurobject, gelegen aan het adres [adres] te [plaats2] kadastraal bekend [de gemeente] [nummer1] .

1.2

Het gehuurde wordt in gemeubileerde staat gehuurd.

1.3

Huurder is verplicht het huurobject uitsluitend te gebruiken als recreatiewoning. Permanente bewoning is uitdrukkelijk verboden.

2 Huurtijd

2.1

Deze overeenkomst is aangegaan voor de tijd van 1 jaar, ingaande op 1 september 2021 en lopende tot en met 31 augustus 2022.

2.2

Deze huurovereenkomst eindigt aan het einde van de in 2.1 bedoelde tijd, zonder dat daarvoor opzegging is vereist.

3 Huurprijs, eventuele service(kosten) en betalingsverplichtingen van huurder.

3 Geschil

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing