Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 21-10-2025, ECLI:NL:GHARL:2025:6613, 24/2087

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 21-10-2025, ECLI:NL:GHARL:2025:6613, 24/2087

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
21 oktober 2025
Datum publicatie
31 oktober 2025
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2025:6613
Formele relaties
Zaaknummer
24/2087
Relevante informatie
Art. 27e AWR, Art. 52 AWR

Inhoudsindicatie

VPB. Vereiste aangifte. Redelijke schatting.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem

nummer BK-ARN 24/2087

uitspraakdatum: 21 oktober 2025

Uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[belanghebbende] B.V. te [vestigingsplaats] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de Rechtbank Gelderland van 5 november 2024, nummer ARN 23/3201, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Belastingdienst PDB Den Haag (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is voor het jaar 2017 een aanslag vennootschapsbelasting (VpB) opgelegd. Bij beschikking is belastingrente berekend.

1.2.

De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar het bezwaar ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Belanghebbende heeft op 5 september 2025 een nader stuk ingediend.

1.6.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 september 2025. Daarbij zijn verschenen en gehoord: namens belanghebbende [naam1] en mr. F. Jagersma, als de gemachtigde van belanghebbende, alsmede [naam2] , [naam3] en [naam4] namens de Inspecteur. Het hoger beroep is gezamenlijk behandeld met het hoger beroep van belanghebbende in de zaak 24/73. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat bij deze uitspraak is gevoegd.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende is de moedermaatschappij van een fiscale eenheid in de zin van de vennootschapsbelasting. De fiscale eenheid bevatte in 2017 de volgende dochtermaatschappijen:

- [bedrijf1] B.V. ;

- [bedrijf2] B.V. ;

- [bedrijf3] B.V. ;

- [bedrijf4] B.V. ;

- [bedrijf5] B.V. ;

- [bedrijf6] B.V. ;

- [bedrijf7] B.V.;

- [bedrijf8] B.V. ;

- [bedrijf9] B.V. ;

- [bedrijf10] B.V..

2.2.

[naam1] ( [naam1] , 88% van de aandelen) en [naam5] ( [naam5] , 12% van de aandelen) zijn aandeelhouder van belanghebbende.

2.3.

[naam1] is bestuurder van belanghebbende, [bedrijf2] B.V., [bedrijf1] B.V., [bedrijf4] B.V., [bedrijf9] B.V. en [bedrijf3] B.V..

2.4.

Belanghebbende is op 1 maart 2018 uitgenodigd om aangifte VpB 2017 te doen. Omdat indiening uitbleef, is belanghebbende op 26 juni en 21 november 2018 herinnerd en vervolgens op 25 januari 2019 aangemaand om aangifte VpB 2017 te doen, uiterlijk op 8 februari 2019. Op die dag (8 februari 2019) heeft belanghebbende aangifte VpB 2017 gedaan naar een belastbare winst van nihil en een belastbaar bedrag van nihil. In de aangifte is alleen de fiscale balans van belanghebbende (de moedermaatschappij) gevoegd. De vraag of aangifte wordt gedaan voor een fiscale eenheid is in de aangifte met 'Nee' beantwoord. De enkelvoudige balansen van de gevoegde dochtermaatschappijen ontbreken in de aangifte.

2.5.

Naar aanleiding van de aanslagregeling VpB 2016 is bij belanghebbende ten behoeve van de aanslagregeling VpB 2017 op 30 maart 2020 een boekenonderzoek gestart.

2.6.

Op 28 januari 2021 heeft de controlerend ambtenaar een brief over de bevindingen aan belanghebbende gestuurd en verzocht voor 12 februari 2021 daarop te reageren. Belanghebbende heeft op 12 februari 2021 gereageerd en gesteld dat het belastbaar bedrag € 180.806 dient te zijn en dat er sprake is van € 21.241 aan te verrekenen dividendbelasting.

2.7.

Het concept-controlerapport dateert van 3 maart 2021 en vermeldt onder meer het volgende:

“(…) 1.3 Verloop van het onderzoek

Op 30 maart 2020 is de brief voor een opvraag ter aanlevering van de digitale administratie aan de belastingplichtige verzonden. Hierop is niet gereageerd, dus op 7 mei 2020 heb ik een rappel met betrekking tot de opvraag van de digitale administratie gestuurd. Op 12 mei 2020 reageerde de contactpersoon, de heer [naam1] , per mail. Hij schreef dat hij alleen de kolommenbalansen kon aanleveren, welke hij gebruikt voor de aangifte vennootschapsbelasting en dat hij hiervan gewoon een auditfile kon maken die hij mij toe zou sturen.

Vervolgens bleef het stil en werden er geen bescheiden opgestuurd naar mij. Tijdens diverse telefonische gesprekken zegde de heer [naam1] mij toe dat hij nog even iets moest nakijken en dan kon hij de auditfiles versturen. In oktober 2020 bleek er een brand te zijn geweest in het pand waar [plaats1] 39 waardoor de heer [naam1] ten eerste niet bij de server van de administraties kon komen en ten tweede zijn hoofd wel even ergens anders naar stond dan het aanmaken van auditifiles. Hier heb ik enig begrip voor op kunnen brengen, maar het leidde er toe dat ik toch weer brieven en mails moest sturen om de heer [naam1] ervan te overtuigen dat hij de auditfiles moest insturen. Uiteindelijk heeft hij van het gehele concern dat onder de fiscale eenheid [belanghebbende] BV valt van de vier actieve ondernemingen ( [belanghebbende] BV, [bedrijf2] , [bedrijf4] , [bedrijf3] en [bedrijf1] BV) de auditfiles ingestuurd. De overige auditfiles die ingestuurd waren bevatten geen mutaties sinds het jaar 2014 en waren derhalve leeg.

Bij bestudering van de auditfiles bleken de over en weer rekeningcourantverhoudingen niet met elkaar te kloppen. Hierop heb ik de heer [naam1] gevraagd om voor 12 februari 2021 de juiste auditfiles in te sturen en de aangiften vennootschapsbelasting 2017 in te dienen. Op 12 februari 2021 kreeg ik per mail het bericht dat de heer [naam1] mijn schrijven in goede orde had ontvangen, dat hij wist dat er in de rekeningcourantverhoudingen nog het een en ander aangepast moest worden, maar dat hij dat nog moest doen. Tevens kon hij de aangifte vennootschapsbelasting nog niet indienen, omdat er een technisch probleem was omtrent de verlenging van een certificaat waarbij eerst de oude code ingetrokken moest worden en pas daarna kon de nieuwe code gebruikt worden. Maar zogauw alles hersteld was, zou hij mij alle bescheiden toezenden.

Mocht ik alsnog een aanslag vennootschapsbelasting op willen leggen, dan zou dit volgens hem naar een belastbare winst van € 180.806 opgelegd kunnen worden.

Tot op heden heb ik echter geen bescheiden van de heer [naam1] mogen ontvangen.

(…)

2.4.2

Aansluiting

De ingezonden auditfiles bleken onderling op de rekening-courantverhoudingen geen

overeenstemming te hebben.

Omdat er geen aangifte vennootschapsbelasting 2017 is ingediend, kan ook niet worden nagegaan of deze ingezonden auditfiles tot een volledige en juiste aangifte leiden.

Er viel derhalve niets te controleren.

2.4.3

Administratieplicht

Er wordt niet voldaan aan de administratieplicht overeenkomstig artikel 52 Algemene wet inzake rijksbelastingen, omdat de belastingplichtige niet die bescheiden instuurt die de basis van het boekenonderzoek vormen, namelijk de juiste auditfiles en de aangifte vennootschapsbelasting 2017. Gevolg van het niet voldoen aan de administratieplicht is Het boekenonderzoek wordt gestaakt en er wordt een ambtshalve aanslag vennootschapsbelasting opgelegd.

(…)

3.2

Fiscale resultatenrekening

Nu ik niet beschik over de juiste auditfiles en de aangifte vennootschapsbelasting 2017, kan ik geen uitspraak doen over de resultatenrekening. Ik kan me alleen beroepen op de omzet die de belastingplichtige vanuit de niet juiste auditfiles aangeeft. Tevens heeft de belastingplichtige de uitgaven die ik wel in de auditfiles terug zou kunnen vinden, niet aannemelijk gemaakt.

Ik zal de aanslag vennootschapsbelasting 2017 laten opleggen naar een belastbare winst van

€ 1.975.975. (…)

Omdat de aangifte vennootschapsbelasting 2017 niet is ingediend, kan ik niet zomaar uitgaven aan de hand van de niet juiste auditfiles gaan beoordelen. Ik weet niet eens óf en zo ja, op welke manier een uitgaven in de aangifte wordt meegenomen.”

2.8.

In een brief van de Inspecteur aan belanghebbende van 11 maart 2021 staat onder meer het volgende:

Geachte heer [naam1] ,

Zoals u weet, moet zeer binnenkort de aanslag vennootschapsbelasting 2017 worden opgelegd. Hiervoor moet u de herziene aangifte vennootschapsbelasting 2017 van [belanghebbende] BV indienen.

Tot op heden zegde u steeds toe dat u de rekening-courantverhoudingen zo snel mogelijk zult

aanpassen, waarna de auditfiles ingestuurd worden en dat "deze week" de aangifte

vennootschapsbelasting 2017 zal worden ingediend. Na deze toezegging op 12 februari 2021 heb ik niets van u mogen vernemen.

Omdat mijn collega, mevrouw [naam6] , u inmiddels heeft toegezegd dat zij het be[z]waar [toevoeging Hof: tegen de aanslag VpB 2016] pas in behandeling gaat nemen wanneer ik het boekenonderzoek heb afgerond, terwijl ik het boekenonderzoek niet kan uitvoeren, omdat er geen herzien[e] aangifte vennootschapsbelasting 2017 is ingediend, moet ik nu naar een noodoplossing grijpen om de aanslag 2017 ter behoud van rechten op te laten leggen.

Ik ben het met u eens, dat mijn opstelling van 26 januari 2021 heel hoog ingezet is. Vandaar dat ik het volgende heb gedaan:

U geeft zelf aan dat de belastbare winst (voor verliesverrekening) € 180.806 bedraagt. Ik heb de auditfiles erbij gepakt en gekeken bij welke onderdelen van de balansposten en uitgaven ik zo mijn vragen heb. Hier kwam ik op het volgende lijstje uit: (…)

Een en ander leidt tot de volgende opstelling van de belastbare winst. Dit is de

winst vóór verliesverrekening:

Ik heb mijn collega gevraagd de aanslag vennootschapsbelasting ter behoud van rechten naar dit bedrag op te leggen. Omdat we niet beschikken over de bedragen van ingehouden dividendbelasting en dergelijke, worden deze bedragen niet bij het opleggen van de aanslag meegenomen.

Wanneer u de herziene aangifte vennootschapsbelasting heeft ingediend en mij de juiste auditfiles hebt toegestuurd, zal ik het boekenonderzoek weer oppakken. De onjuist aangebrachte correcties worden dan teruggedraaid, maar eventueel andere geconstateerde correcties worden wel weer meegenomen.’

2.9.

De Inspecteur heeft met dagtekening 27 maart 2021 de onderhavige aanslag VpB 2017 opgelegd, berekend naar een belastbare winst van € 322.065 en een belastbaar bedrag van € 322.065.

Bij uitspraak op bezwaar met dagtekening 20 februari 2023 heeft de Inspecteur het bezwaar ongegrond verklaard.

2.10.

Gedurende de beroepsfase heeft belanghebbende op 12 oktober 2023 zonder nadere toelichting een herziene aangifte VpB 2017 ingediend. Het daarin aangegeven belastbaar bedrag is -/- € 114.245 en er is € 21.709 aan dividendbelasting als voorheffing in aanmerking genomen.

2.11.

Daags voor de zitting in hoger beroep, op 5 september 2025, heeft belanghebbende nadere stukken bij het Hof ingediend.

3 Geschil

3.1.

In hoger beroep is in geschil of de bewijslast moet worden omgekeerd en verzwaard wegens het niet doen van de vereiste aangifte en of de aanslag is vastgesteld naar een te hoog bedrag.

3.2.

Belanghebbende beantwoordt de eerste vraag ontkennend en de tweede bevestigend, en concludeert tot vernietiging van zowel de uitspraak van de Rechtbank, als van de uitspraak op bezwaar, tot vaststelling van de aanslag naar een bedrag van nihil, tot vaststelling van een verlies van -/- € 114.245 en tot het in aanmerking nemen van een te verrekenen voorheffing dividendbelasting van € 21.709. De Inspecteur beantwoordt deze vragen in tegengestelde zin, en concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing