Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 11-11-2025, ECLI:NL:GHARL:2025:7168, 24/967

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 11-11-2025, ECLI:NL:GHARL:2025:7168, 24/967

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
11 november 2025
Datum publicatie
21 november 2025
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2025:7168
Zaaknummer
24/967
Relevante informatie
Art. 225 Gemw, Art. 2 BPB

Inhoudsindicatie

Parkeerbelasting. Proceskostenvergoeding bezwaar.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden

nummer BK-ARN 24/967

uitspraakdatum: 11 november 2025

Uitspraak van de vierde enkelvoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[belanghebbende] te [woonplaats] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 29 februari 2024, nummer LEE 23/1452, in het geding tussen belanghebbende en

de heffingsambtenaar van het Noordelijk Belastingkantoor (hierna: de heffingsambtenaar)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De heffingsambtenaar heeft een naheffingsaanslag in de parkeerbelasting van € 69,00 (€2,50 aan parkeerbelasting en € 66,50 aan kosten) opgelegd.

1.2.

Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak op bezwaar de naheffingsaanslag vernietigd en een proceskostenvergoeding toegekend van € 148.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Noord-Nederland. (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft geen verweerschrift ingediend.

1.5.

Het Hof heeft partijen gevraagd of zij ter zitting willen worden gehoord. Partijen hebben binnen de gestelde termijn van twee weken daarop niet gereageerd. Het Hof heeft vervolgens bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende heeft een auto met kenteken [nummer1] op 1 november 2022 geparkeerd aan de [adres1] te [plaats1] , een plek waar tegen betaling van parkeerbelasting maximaal twee uren mag worden geparkeerd. Belanghebbende heeft parkeerbelasting op aangifte voldaan voor de maximale duur van twee uren, te weten van 19:02 tot en met 21:02. Op het in de naheffingsaanslag vermelde tijdstip stond de auto daar langer dan twee uur.

2.2.

Het bezwaar tegen de naheffingsaanslag is op 24 februari 2023 gegrond verklaard wegens strijd met het arrest van de Hoge Raad van 11 maart 2022, ECLI:NL:HR:2022:346. De heffingsambtenaar heeft daarbij de naheffingsaanslag vernietigd. Het beroep op dit arrest is tijdens de hoorzitting gedaan.

2.3.

Belanghebbende laat zich in alle fases van het geschil bijstaan door een professionele gemachtigde. De bij uitspraak op bezwaar van 24 februari 2023 door de heffingsambtenaar op de voet van artikel 7:15, lid 2, Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) toegekende proceskostenvergoeding bedraagt € 148. Deze vergoeding is ingevolge het artikel 1, aanhef en onder a, van het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: Besluit) als volgt berekend:

-

i) bezwaarschrift en hoorzitting: 2 punten,

-

ii) de waarde per punt die is neergelegd in onderdeel B2 van de bijlage bij het Besluit (€ 296), zoals die waarde op 24 februari 2023 gold voor besluiten genomen op grond van een wettelijk voorschrift inzake belastingen, en

-

iii) de in onderdeel C1 van de bijlage bij het Besluit opgenomen wegingsfactor van zeer licht: 0,25.

2.4.

Voor de Rechtbank was uitsluitend de wegingsfactor van 0,25 in geschil. De Rechtbank heeft die wegingsfactor in stand gelaten.

3 Geschil

3.1.

In geschil in hoger beroep is de hoogte van de in bezwaar toegekende proceskostenvergoeding. Niet alleen de wegingsfactor is in geschil, maar ook de hoogte van de waarde per punt in die vergoeding.

3.2.

Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat het geschil in bezwaar een wegingsfactor 0,5 rechtvaardigt. Wat betreft de waarde per punt van de procesvergoeding voor de bezwaarfase beroept belanghebbende zich in hoger beroep op het arrest van de Hoge Raad van 12 juli 2024, ECLI:NL:HR:2024:1060. Zij stelt zich op het standpunt dat de door de heffingsambtenaar lage waarde per punt in strijd is met het discriminatieverbod.

4 Beoordeling van het geschil

1 Wegingsfactor C1 (gewicht van de zaak)

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing