Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 18-02-2025, ECLI:NL:GHARL:2025:969, 23/2310
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 18-02-2025, ECLI:NL:GHARL:2025:969, 23/2310
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 18 februari 2025
- Datum publicatie
- 28 februari 2025
- Zaaknummer
- 23/2310
- Relevante informatie
- Art. 8:36c Awb
Inhoudsindicatie
IB/PVV. Hoogte aanslag.
Uitspraak
locatie Arnhem
nummer BK-ARN 23/2310
uitspraakdatum: 18 februari 2025
Uitspraak van de drieëntwintigste enkelvoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[belanghebbende] te [woonplaats] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 16 mei 2023, nummer ARN 21/4395, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Arnhem (hierna: de Inspecteur)
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is voor het jaar 2019 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 14.184. Bij beschikking is € 60 belastingrente berekend.
De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar het bezwaar ongegrond verklaard en de beschikking belastingrente gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld
De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 januari 2025. Daarbij zijn verschenen en gehoord namens de Inspecteur [naam1] bijgestaan door [naam2] . Namens belanghebbende is niemand verschenen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat bij deze uitspraak is gevoegd.
Bij bericht van 11 november 2024 van de griffier van het Hof is belanghebbende uitgenodigd voor de zitting van 22 januari 2025 om 11.00 uur te Arnhem. De uitnodiging is op 11 november 2024 aan het digitale dossier toegevoegd en tevens is op 11 november 2024 om 10:53 uur hiervan aan belanghebbende een notificatie gezonden aan het door belanghebbende voor dit doel opgegeven e-mailadres. Op grond hiervan neemt het Hof aan dat belanghebbende dit bericht heeft ontvangen, en wel, gelet op artikel 8:36c, tweede lid, van de Awb, op 6 september 2023 en dus tijdig en op de juiste wijze is uitgenodigd.
2 Vaststaande feiten
Belanghebbende is geboren [in] 1977. Belanghebbende staat in 2019 ingeschreven op hetzelfde adres als zijn moeder
Belanghebbende heeft in het belastingjaar 2019 een Wajonguitkering van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (hierna: het UWV) ontvangen.
Belanghebbende heeft op 3 maart 2020 zijn aangifte IB/PVV voor het jaar 2019 ingediend.
De Inspecteur heeft op 13 juni 2020 en voorlopige aanslag overeenkomstig de aangifte opgelegd naar een inkomen uit werk en woning van € 14.330, wat leidt tot een door belanghebbende te ontvangen bedrag van € 525.
Op 30 juni 2020 heeft belanghebbende een herziene aangifte voor de IB/PVV voor het jaar 2019 ingediend.
De Inspecteur heeft op 17 juli 2020 een nadere voorlopige aanslag overeenkomstig de aangifte van 30 juni 2020 opgelegd naar een inkomen uit werk en woning van € 8.651, wat leidt tot een door belanghebbende in totaal te ontvangen bedrag van € 2.562.
Bij brief van 30 maart 2021 heeft de Inspecteur het voornemen kenbaar gemaakt om af te wijken van de aangifte van 30 juni 2020.
De Inspecteur heeft op 22 mei 2021 de definitieve aanslag opgelegd. Het verzamelinkomen is vastgesteld op € 14.184 en bestaat uit:
Inkomsten uit vroegere dienstbetrekking € 15.783
Specifieke zorgkosten € 951 -/-
Giften € 648 -/-
Verzamelinkomen € 14.184
Dit leidt tot een door belanghebbende terug te betalen bedrag van € 2.043. De berekening van het te betalen bedrag is als volgt berekend:
Inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen € 1.983
Loonheffing € 2.562 af
Eerdere voorlopige aanslagen € 2.562 bij
In rekening gebrachte belastingrente € 60
Te betalen € 2.043
Op 23 mei 2021 heeft belanghebbende een nieuwe aangifte IB/PVV voor het jaar 2019 ingediend. Verweerder heeft deze aangifte aangemerkt als bezwaarschrift.
In totaal heeft belanghebbende voor het jaar 2019 een zestal aangiftes IB/PVV ingediend.
De Inspecteur heeft een renseignement overgelegd van het UWV voor het belastingjaar 2019 betreffende belanghebbende, met een loon van € 15.783 en een loonheffing van € 2.562.
3 Geschil
In hoger beroep is, blijkens het hoger beroepschrift, in geschil of de Rechtbank ten onrechte geen uitstel heeft verleend voor de mondelinge behandeling en of er sprake is van een openstaand bedrag van € 2.562.
Belanghebbende beantwoordt deze vragen bevestigend.
De Inspecteur beantwoordt deze vragen ontkennend en concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.