Home

Gerechtshof Arnhem, 30-10-1989, AW2363, 1023/1987

Gerechtshof Arnhem, 30-10-1989, AW2363, 1023/1987

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem
Datum uitspraak
30 oktober 1989
Datum publicatie
4 april 2013
ECLI
ECLI:NL:GHARN:1989:AW2363
Zaaknummer
1023/1987
Relevante informatie
4.12 IB, 4.16 IB, 4.17a IB, 4.17c IB

Uitspraak

Uitspraak

op het beroep van X, wonende te Z, tegen de uitspraak van de inspecteur der directe belastingen te P op zijn bezwaar tegende hem voor het jaar 1981 opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting.

1. Aanslag, bezwaar enberoep

1.01. De primitieve aanslag is in afwijking van de aangifte opgelegd naar een belastbaar inkomen van f - met toepassing van het bijzonder tarief van artikel 57, lid 2 van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 (hierna: de Wet) op een bedrag van f - en met inachtneming van een belastingvrije som van f 13.624.

1.02. Bij de uitspraak, gedagtekend 4 maart 1987, waarvan beroep, is de bovenvermelde aanslag verminderd tot een, berekend naar een belastbaar inkomen van f - met toepassing van het bijzonderetarief van artikel 57 lid 2 van de Wet op een bedrag van f - en met toepassing van het bijzondere tarief van artikel 57 lid 4 van de Wet op een bedrag van f -en inachtneming van dezelfde belastingvrije som.

1.03. Het beroepschrift is op 16 april 1987 ter griffie ingekomen en aangevuld bij eenbrief van 27 april 1987.

1.04. De belanghebbende verzoekt in beroep vaststelling van het belastbare inkomen op f - met verrekening van f - aanloonbelasting.

1.05. De inspecteur concludeert primair tot vaststellingvan het belastbaar inkomen, met toepassing van het bijzonder tarief en met inachtneming van een belastingvrije som zoals bij het opleggen van de aanslagin aanmerking is genomen en subsidiair tot vaststelling van het belastbaarinkomen, met toepassing van het bijzonder tarief en met inachtneming van een belastingvrije som overeenkomstig de bestreden uitspraak, in beide gevallen rekening houdend met een bedrag van f - aan ingehouden loonbelasting.

1.06. Ter zitting van 10 juni 1988 te Arnhem heeft het hof gehoord (...) alsmede de inspecteur voornoemd.

2. De gedingstukken

2.01. Het beroepschrift met aanvulling enbijlagen.

2.02. Het vertoogschrift van de inspecteur met bijlagen.

2.03. De ingezonden conclusie van repliek, ten aanzien waarvan het bepaalde in artikel 9 van de Wet administratieve rechtzaak belastingzaken toepassing heeft gevonden.

2.04. De door belanghebbendes gemachtigde en de inspecteur overgelegde notities van hun bij de mondelinge behandeling gehoudenpleidooien, met (voor wat betreft die van belanghebbendes gemachtigde) bijlage, die als in deze uitspraak ingelast moeten worden beschouwd.

3. De feiten

Op grond van de stukken en het ter zitting verhandelde kan het volgende als voor dit geding vaststaand worden aangemerkt:

3.01. Belanghebbende was tot 17 juli 1981 directeur en enig aandeelhouder van X BV te Z. Het maatschappelijk kapitaal bedroeg f 250.000, waarvan f 50.000 was geplaatst voor een nominale waarde van f 1000 per aandeel. Het bedrijf was te Z gevestigd.

De hoofdboekhouding van X BV werd door D BV te Z gevoerd. Als vergoeding daarvoor werd aan D BVjaarlijks f voldaan. Aandeelhouders in D BV waren belanghebbende, zijn drie hierna te noemen zonen, en twee anderen.

De drie zonen AX, BX en CXzijn via een personal holding respectievelijk genaamd A BV, B BV en C BV aandeelhouders in H BV te Z, welke BV op 7 mei 1980 werd opgericht met een maatschappelijk kapitaal van f 1.500.000, waarvan f 300.000 werd geplaatst (iedere personalholding f 100.000). Directeur was AX te Z. In 1978 richtten de drie zonen een afzonderlijke verkooporganisatie, te weten V BV te Z op met een geplaatst kapitaal van f 300.000 (ieder f 100.000).

De aandelen V BV werden tegen intrinsieke waarde ingebracht in de personal holdings ter volstorting van de aandelen. De personal holdings brachten de aandelen V BV weerin in H BV ter volstorting van hun deelnames. Directeur van V BV was CX. Aanvankelijk werd zijn salaris voor 50% aan V BV berekend, later voor 100%. Voor het voeren van de boekhouding werd door V BV f - per jaar voldaan aan DBV.

3.02. Op 17 juli 1981 is door een notaris een akte houdende een wijziging van de statuten van X BV verleden. Bij deze statutenwijziging zijn de op dat tijdstip geplaatste aandelen in deze BV, ter onderscheiding van de nieuw gecreerde aandelen vernoemd tot aandelen A.

Met betrekking tot kapitaal en aandelen bepaalt artikel 4 van de nieuwe statuten (hierna: de statuten):

'1. Het maatschappelijk kapitaal der vennootschap bedraagt twee miljoen gulden (f 2.000.000), verdeeld in vijftig aandelen A, elk groot eenduizend gulden (f 1000) en negentienhonderdvijftig aandelen B, elk groot eenduizend gulden (f 1.000).

Hiervan zijn geplaatst en a pari volgestort vijftig aandelen A en zevenhonderdvijftig aandelen B. 2. Uitgifte van niet geplaatste aandelen geschiedt door de directie alleen tegen volstorting en krachtens besluit van de algemene vergadering van aandeelhouders (hierna te noemen algemene vergadering), welke vergadering tevens de koers van uitgifte, die niet beneden pari mag zijn, en de verdere voorwaarden vaststelt.

3. Bij verdere uitgifte van aandelen hebben houders van reeds geplaatste aandelen recht van voorkeur op die aandelen in verhouding tot hun aandelenbezit, ongeacht welk soort van aandelen deze bezitten.'

Ten aanzien van het aantal uit te brengen stemmen per aandeel bepaalt artikel 17 van de statuten:

'Ieder aandeel geeft recht op een stem, zulks met dezebeperking dat voor het totaal aantal aandelen aan een persoon toebehorende maximaal (in persoon en/of bij gemachtigde) eenhonderd stemmen uitgebracht mogen worden.'

Ten aanzien van de winstverdeling wordt in de statuten als volgt bepaald:

'Artikel 21. Onder winst wordt verstaan het batig saldo der door de algemene vergadering vastgestelde winst- en verliesrekening over het afgelopen boekjaar.

Artikel 22. De aldus vastgestelde winstkomt voor de helft ten goede aan de houders van aandelen A en voor de wederhelft aan die van aandelen B.

Indien dividenduitkering wordt overwogen, brengen uitsluitend de houders van aandelen A, casu quo die van aandelen B een bindend advies uit aan de Algemene Vergadering over de hoogte van het dividend op de aandelen A casu quo van dat op de aandelen B; voorzover de winst niet als dividend op de betreffende categorie van aandelen wordt uitgekeerd, zal die resterende winst worden geboekt op onderscheiden rekeningen, te weten 'Reserve aandelen A' en 'Reserve aandelen B'.

Gelet op het feit dat eerst heden aandelen B zijn gecreerd en gemitteerd wordt de gehele - na afsluiting van de boeken der vennootschap over het kalenderjaar negentienhonderdtachtig - in de boeken der vennootschapvoorkomende reserve uitsluitend toegerekend aan- en overgebracht op de rekening Reserve aandelen A, terwijl voorts de grootte van de eventuele stille reserves per die datum middels minnelijke taxatie zal worden vastgesteld en bij het toekomstige vrijvallen van die reserves eveneens ook uitsluitend ten gunste vande Reserve A zal worden gebracht.

Voorzover over enig boekjaar geleden verlies niet uit enige reserve is bestreden of op andere wijze gedelgd, zal inde volgende jaren geen winstuitkering plaatshebben zolang dit verlies niet is aangezuiverd.'

Met betrekking tot de vereffening bij ontbinding en liquidatie bepaalt artikel 24, lid 2, van de statuten:

'2. Uit hetgeen na voldoening van de schuldeisers overblijft, wordt allereerst (naar evenredigheid) uitgekeerd het bedrag waarop een aandeelhouder A recht kan doel gelden; eerst na algehele voldoening van de rechten van aandeelhouders A wordt het restant uitgekeerd aan de aandeelhouders B naar evenredigheid van het nominaal bedrag hunner aandelen.'

Op 17 juli 1981 heeft belanghebbende in zijn hoedanigheid van directeur van de gemelde vennootschap onder meer verklaard:

'- dat hij, ondergetekende, als enig aandeelhouder niet genteresseerd was om aandelen B te verwerven en derhalve geen gebruik heeft gemaakt van zijn voorkeursrecht;

- dat in verband daarmede die 750 aandelen B geplaatst dienden te worden bij derden, welke plaatsing met zijn toestemming geschiedde bij H BV, gevestigd te Z;

- dat dientengevolge HBV eigenares is geworden van 750/1000 aandelen B in X BV en dat hij als directeur die eigendomsverwerving zal aantekenen in het aandeelhoudersregister van X BV'.

3.03. H BV heeft de 750 bij haar geplaatste aandelen B in X BV gefinancierd met bankleningen.

3.04. In verband met artikel 22 van de statuten heeft een taxateur op 17 december 1981 de in de boeken van X BV voorkomende reserve per 31 december 1980 bepaald of f en de stille reserve op die datum op f.

3.05. De statutenwijziging had tot gevolg dat belanghebbende een zogenaamd aflopend aanmerkelijk belang in X BV kreeg.

4. Het geschil

5. Het oordeel van het hof

6. De conclusie

7. De beslissing