Home

Gerechtshof Arnhem, 13-02-2002, AE1031, 99-00439

Gerechtshof Arnhem, 13-02-2002, AE1031, 99-00439

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem
Datum uitspraak
13 februari 2002
Datum publicatie
5 april 2002
ECLI
ECLI:NL:GHARN:2002:AE1031
Formele relaties
Zaaknummer
99-00439

Inhoudsindicatie

-

Uitspraak

Gerechtshof Arnhem

Vierde enkelvoudige belastingkamer

nummer 99/00439

U i t s p r a a k

op het beroep van [X te Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de gemeenteambtenaar, belast met de heffing van gemeentelijke belastingen van de Gemeente Harderwijk (hierna: de Ambtenaar) op het bezwaarschrift van belanghebbende tegen de hierna te melden beschikking inzake waardevaststelling ingevolge de Wet waardering onroerende zaken.

1. Beschikking en bezwaar

1.1. Bij beschikking, met nummer 19968 en gedagtekend 31 augustus 1998, is de waarde van de zaak plaatselijk bekend [a-straat 1 te Q] per peildatum 1 januari 1995 door de Ambtenaar vastgesteld op f 101.000.

1.2. Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de Ambtenaar bij uitspraak van 21 januari 1999 de beschikking gehandhaafd.

2. Geding voor het Hof

2.1. Het beroepschrift is ter griffie ontvangen op 16 februari 1999. Het beroepschrift is aangevuld op 15 april 1999, waarbij bijlagen zijn overgelegd.

2.2. Tot de stukken van het geding behoren het vertoogschrift en de daarin genoemde bijlagen.

2.3. Bij de mondelinge behandeling op 20 januari 2000 te Arnhem zijn gehoord belanghebbende en [A] als zijn gemachtigde, alsmede [de Ambtenaar, bijgestaan door taxateur B]. Van het verhandelde ter zitting is proces-verbaal opgemaakt. Een afschrift van dit proces-verbaal is aan deze uitspraak gehecht.

2.4. De notities van het pleidooi dat de gemachtigde van belanghebbende bij de mondelinge behandeling heeft gehouden worden als hier herhaald en ingelast beschouwd.

2.5. Na de zitting heeft met partijen een briefwisseling plaatsgevonden, waarop het bepaalde in de artikelen 14 en 16 van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken toepassing heeft gevonden.

3. De vaststaande feiten

Het Hof stelt op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting, als tussen partijen niet in geschil dan wel door een der partijen gesteld en door de wederpartij niet weersproken, de volgende feiten vast.

3.1. Belanghebbende heeft op 31 oktober 1995 een perceel grond van 360 m2 gekocht in het recreatiepark [b te Q]. De koopprijs inclusief belastingen bedroeg f 29.375.

3.2. Op het perceel heeft belanghebbende een stacaravanchalet laten plaatsen. Het stacaravanchalet is geplaatst op houten bielzen. Aan de onderzijde van het stacaravanchalet bevinden zich wielen, waardoor het is te verplaatsen. De onderzijde is aan de zijkanten dichtgemaakt met tegels. Het stacaravanchalet is aangesloten op water, gas, elektra, het rioolstelsel, op de tv-kabel en op het telefoonnet. De inhoud van het stacaravanchalet is ongeveer 150 m3.

3.3. In de gemeente Harderwijk bevinden zich een viertal campings/parken waar stacaravanchalets als die van belanghebbende zijn geplaatst. Op twee van deze parken, waaronder het park [b], hebben de stacaravanchalets en het onderliggende perceel dezelfde eigenaar. Het gaat daarbij om in totaal 312 percelen met daarop geplaatste stacaravanchalets. De Ambtenaar heeft deze percelen en stacaravanchalets als één object aangemerkt.

Eén ander park kent 71 percelen, waarvan 6 percelen zijn verkocht aan eigenaren van daarop geplaatste stacaravanchalets. Deze 6 objecten, perceel én stacaravanchalet, zijn aangemerkt als zelfstandige objecten en als zodanig voor de Wet waardering onroerende zaken (hierna: Wet WOZ) gewaardeerd. De overige 65 percelen op dit park zijn samen met de resterende grond van het park aangemerkt als één object en als zodanig - hoofdzakelijk grond - voor de Wet WOZ gewaardeerd. De stacaravanchalets op deze 65 percelen staan op gehuurde grond zonder dat er een zakelijk recht is gevestigd. Deze stacaravanchalets zijn door de Ambtenaar niet als onroerende zaak aangemerkt en buiten de waardering gehouden.

Op het laatste park hebben alle 278 percelen en stacaravanchalets een verschillende eigenaar. Ook hier is niet ten behoeve van de stacaravanchalets een zakelijk recht gevestigd. Het totale park - hoofdzakelijk grond - is door de Ambtenaar aangemerkt als één object, waarbij voor de stacaravanchalets niet een afzonderlijke waarde is vastgesteld.

4. Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

4.1. Partijen houdt verdeeld.

a. of het stacaravanchalet van belanghebbende is aan te merken als onroerende zaak in de zin van artikel 16 Wet WOZ;

b. of de Ambtenaar heeft gehandeld in strijd met het gelijkheidsbeginsel door stacaravanchalets op één of meer andere van de onder de feiten genoemde parken niet aan te merken als onroerende zaak in de zin van artikel 16 Wet WOZ.

4.2. Partijen hebben de voor hun respectievelijke standpunten aangevoerde gronden vermeld in de van hen afkomstige stukken. Ter zitting is daaraan door partijen toegevoegd hetgeen in het aangehechte proces-verbaal is vermeld.

4.3. Belanghebbende verzoekt vernietiging van de bestreden uitspraak en wijziging van de beschikking in een naar een waarde van f 29.375, zijnde de waarde van de grond.

4.4. De Ambtenaar concludeert tot bevestiging van de bestreden uitspraak.

5. Beoordeling van het geschil

5.1. Voor de betekenis van het begrip 'onroerende zaak' moet worden aangesloten bij artikel 3:3 van het Burgerlijk Wetboek. Als onroerend hebben volgens die bepaling onder meer te gelden de gebouwen en werken die duurzaam met de grond zijn verenigd.

5.2. Een gebouw kan - gelet op HR 31 oktober 1997, nr. 16 404, NJ 1998, 67 - duurzaam met de grond zijn verenigd doordat het naar aard en inrichting is bestemd om duurzaam ter plaatse te blijven. Niet van belang is dan dat technisch bezien de mogelijkheid aanwezig is en blijft bestaan om het bouwsel te verplaatsen. Bij de beantwoording van de vraag of een gebouw bestemd is om duurzaam ter plaatse te blijven moet worden gelet op de bedoeling van de bouwer of degene in wiens opdracht het bouwwerk is aangebracht, voorzover deze bedoeling naar buiten kenbaar is.

5.3. Het stacaravanchalet van belanghebbende is blijkens aard en inrichting als onder de feiten beschreven, alsmede gelet op de tot de stukken van het geding behorende foto's, bestemd om duurzaam ter plaatse de functie van woning te vervullen. Aannemelijk noch gesteld is dat belanghebbende met betrekking tot zijn stacaravanchalet een ander voornemen zou hebben. Het stacaravanchalet is derhalve aan te merken als een onroerende zaak in de zin van artikel 16 van de Wet WOZ (vergelijk onder meer ook HR.28 september 2001, nr. 36 224, BNB 2001/403*).

5.4. Belanghebbende heeft aangevoerd dat de Ambtenaar bij het beoordelen van de vraag of stacaravanchalets die staan in de gemeente Harderwijk zijn aan te merken als onroerende zaak heeft gehandeld in strijd met het gelijkheidsbeginsel. Stacaravanchalets die zijn geplaatst op eigen grond worden aangemerkt als onroerende zaak, terwijl gelijke stacaravanchalets die zijn geplaatst op grond die geen eigen grond is en die over dezelfde voorzieningen beschikken door de Ambtenaar niet worden aangemerkt als onroerende zaak.

5.5. In de briefwisseling heeft de Ambtenaar betoogd, dat van stacaravanchalets die zonder enig zakelijk recht op gehuurde grond zijn geplaatst niet aannemelijk is dat de eigenaren de bedoeling hebben hun stacaravanchalet duurzaam ter plaatse te laten staan. De Ambtenaar, die deze stelling niet verder heeft onderbouwd, heeft op die grond besloten voor deze stacaravanchalets geen WOZ-waarde vast te stellen.

5.6. Het Hof deelt de zienswijze van de Ambtenaar niet. Stacaravanchalets als de onderhavige zijn naar aard en inrichting bestemd om langdurig op eenzelfde plaatst te blijven staan. Aansluitingen op energievoorzieningen, riool, tv en telefoon duiden daar ook op. De enkele omstandigheid dat die stacaravanchalets zijn geplaatst op gehuurde grond brengt niet mee dat het er daarom voor moet worden gehouden dat een duurzame plaatsing door de eigenaren niet zal zijn beoogd. De Ambtenaar heeft mitsdien ten onrechte voor die stacaravanchalets geen WOZ-waarde vastgesteld.

5.7. Uit het voorgaande volgt dat op de vier parken in de gemeente Harderwijk in totaal 661 stacaravanchalets zijn geplaatst, dat voor 312 van die stacaravanchalets wel een WOZ-waarde is vastgesteld en dat voor 343 stacaravanchalets die waardevaststelling ten onrechte achterwege is gebleven. Aldus doet zich het geval voor dat een meerderheid van gelijke gevallen door de Ambtenaar gunstiger is behandeld dan een minderheid van die gelijke gevallen, terwijl dit verschil in behandeling niet berust op een schrijf- of tikfout of daarmee gelijk te stellen vergissing. De Ambtenaar heeft daarmee gehandeld in strijd met het gelijkheidsbeginsel, op welk beginsel belanghebbende zich derhalve terecht heeft beroepen.

5.8. In de door belanghebbende bestreden beschikking heeft de Ambtenaar het perceel van belanghebbende en het stacaravanchalet aangemerkt als één onroerende zaak. Nu het in 5.7. vermelde oordeel meebrengt dat in de objectafbakening ten onrechte het stacaravanchalet is begrepen, rest het Hof niet anders dan de conclusie dat de beschikking wegens een onjuiste objectafbakening niet in stand kan blijven. Vermindering van de waarde tot de waarde van de grond, zoals door belanghebbende bepleit, is te dezen niet mogelijk.

6. Slotsom

Het beroep van belanghebbende is gegrond.

7. Proceskosten

Het Hof berekent belanghebbendes proceskosten op (2,5 x f 710 x 0,25) f 443,75.

8. Beslissing

Het Gerechtshof

- vernietigt de bestreden uitspraak en de daarbij gehandhaafde beschikking;

- gelast de Ambtenaar aan belanghebbende het voor het instellen van het beroep betaalde griffierecht van € 36,30 (f 80) te vergoeden;

- veroordeelt de Ambtenaar in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 201,36 (f 443,75), te vergoeden door de Gemeente Harderwijk.

Aldus gedaan op 13 februari 2002 door mr Matthijssen, raadsheer, lid van de vierde enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van de heer N. Wagener, als griffier. Bij verhindering van mr Matthijssen is de uitspraak ondertekend door mr Röben, vice-president, lid van de vijfde enkelvoudige belastingkamer.

De griffier is buiten staat deze uitspraak mede te ondertekenen.

De voorzitter,

(J.B.H. Röben)

Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 27 februari 2002

Ieder van de partijen kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. Het instellen van beroep in cassatie geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij dit gerechtshof (zie voor het adres de begeleidende brief).

2. Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.

3. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. de dagtekening;

c. een vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad.

In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.