Home

Gerechtshof Den Haag, 06-07-2016, ECLI:NL:GHDHA:2016:1962, 2200446215

Gerechtshof Den Haag, 06-07-2016, ECLI:NL:GHDHA:2016:1962, 2200446215

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Den Haag
Datum uitspraak
6 juli 2016
Datum publicatie
6 juli 2016
ECLI
ECLI:NL:GHDHA:2016:1962
Formele relaties
Zaaknummer
2200446215

Inhoudsindicatie

De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de mishandeling van zijn toenmalige echtgenote.

Het hof veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van

25 (vijfentwintig) uren.

Uitspraak

Rolnummer: 22-004462-15

Parketnummer: 10-652041-14

Datum uitspraak: 6 juli 2016

TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van 17 september 2015 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [plaats] op [dag] 1949,

[adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 22 juni 2016.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.

Procesgang

In eerste aanleg is de verdachte van het onder 2 ten laste gelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 1. ten laste gelegde veroordeeld tot een geldboete van € 750,-, subsidiair vijftien dagen hechtenis.

Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

De verdachte is in eerste aanleg vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 2 is ten laste gelegd. Het hoger beroep is namens de verdachte onbeperkt ingesteld en mitsdien mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is – voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen - ten laste gelegd dat:

1.hij op of omstreeks 08 december 2013 te Rotterdam opzettelijk mishandelend zijn echtgenoot, althans een persoon, te weten [slachtoffer],

- meermalen, althans eenmaal op/tegen de (scheen)be(e)n(en) heeft getrapt/geschopt, en/of

- op/tegen het gezicht, althans het hoofd heeft geslagen/ gestompt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.

Het vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

1.hij op of omstreeks 08 december 2013 te Rotterdam opzettelijk mishandelend zijn echtgenote, althans een persoon, te weten [slachtoffer],

- meermalen, althans eenmaal op/tegen de (scheen)be(e)n(en) heeft getrapt/geschopt, en/of

- op/tegen het gezicht, althans het hoofd heeft geslagen/ gestompt,

waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.

Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewijsvoering

Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.

In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.

Nadere bewijsoverweging

De raadsman van de verdachte heeft op gronden als vermeld in zijn overgelegde en in het procesdossier gevoegde pleitaantekeningen betoogd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde. Daartoe heeft hij – kort samengevat - aangevoerd dat de aangeefster onbetrouwbaar is, nu hetgeen op de door haar gemaakte geluidsopname is te horen door haar is geënsceneerd. De geluidsopname kan derhalve niet dienen als steunbewijs van de aangifte.

Het hof overweegt te dien aanzien als volgt.

Op 11 december 2013 doet de aangeefster aangifte van mishandeling door de verdachte. Uit de aangifte volgt dat de aangeefster destijds met de verdachte was getrouwd, maar dat zij al enige tijd uit elkaar waren. Samen hebben zij twee kinderen, destijds vier en zes jaar oud. Aangeefster heeft verklaard dat de verdachte in de vroege avond van 8 december 2013 de kinderen kwam terugbrengen en dat de verdachte toen een discussie begon over de naderende kerstvakantie. Aangeefster ging hier niet op in, waarop de verdachte boos werd en haar meermalen tegen beide scheenbenen trapte.

Aangeefster droeg tijdens dit voorval een memorecorder bij zich. De geluidsopname die zij met deze memorecorder heeft gemaakt, heeft zij overgedragen aan de politie. Het NFI heeft nader onderzoek verricht aan deze geluidsopname, waaruit is gebleken dat er geen aanwijzingen zijn dat de geluidsopname is gemanipuleerd of samengesteld. Het hof gaat er daarom van uit dat de opname weergeeft wat daadwerkelijk te horen was op de bewuste avond.

Het hof is voorts van oordeel dat hetgeen op de geluidsopname is te horen, ook niet is geënsceneerd, zoals door de verdediging tijdens de behandeling in hoger beroep is gesuggereerd. Daartoe overweegt het hof dat op de opname is te horen dat één van de toen aldaar aanwezige kinderen “Papa, niet schoppen” en vervolgens zeven seconden later weer “Niet schoppen” zegt, zonder dat daarvóór door aangeefster (of iemand anders) over schoppen is gesproken. Het hof gaat er daarom vanuit dat dit kind dit spontaan en op grond van eigen waarneming heeft gezegd. Dat de aangeefster voorafgaand aan de ontmoeting met de verdachte (één van) haar kinderen zou hebben geïnstrueerd om dat te zeggen acht het hof ook niet aannemelijk, nu de kinderen dat weekend juist bij de verdachte hadden doorgebracht en de aangeefster hiertoe derhalve geen gelegenheid heeft gehad.

Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen acht het hof de geluidsopname betrouwbaar, in die zin dat hetgeen daarop is te horen niet in scène is gezet door de aangeefster. Daarmee acht het hof ook de aangifte betrouwbaar, voor zover deze door de geluidsopname wordt ondersteund. De mogelijke motieven van de aangeefster om de verdachte in diskrediet te brengen en de andere incidenten tussen de verdachte en de aangeefster waarnaar door de verdediging is verwezen tijdens de zitting in hoger beroep, doen daaraan niets af.

Het hof verwerpt het verweer van de raadsman.

Voorwaardelijk getuigenverzoek

De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep van 22 juni 2016 het verzoek gedaan om, voor het geval het hof tot een bewezenverklaring zou komen, [naam] als getuige te horen. Nu het hof de verklaring van [naam] niet tot het bewijs zal bezigen, is het horen van [naam] niet noodzakelijk. Ook overigens is de noodzaak daartoe niet gebleken, zodat het verzoek van de raadsman wordt afgewezen.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:

mishandeling, begaan tegen zijn echtgenoot.

BESLISSING

Veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van