Home

Gerechtshof Den Haag, 06-10-2021, ECLI:NL:GHDHA:2021:2111, BK-21/00257

Gerechtshof Den Haag, 06-10-2021, ECLI:NL:GHDHA:2021:2111, BK-21/00257

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Den Haag
Datum uitspraak
6 oktober 2021
Datum publicatie
11 november 2021
ECLI
ECLI:NL:GHDHA:2021:2111
Zaaknummer
BK-21/00257

Inhoudsindicatie

Artikel 3.76 en 3.78a van de Wet inkomstenbelasting 2001. Zelfstandigenaftrek en startersaftrek bij arbeidsongeschiktheid.

Uitspraak

Team Belastingrecht

meervoudige kamer

nummer BK-21/00257

in het geding tussen:

(gemachtigde: C.J. van der Have)

en

(vertegenwoordiger: […] )

op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag (de Rechtbank) van 4 maart 2021, nummer SGR 20/2858.

Procesverloop

1.1.1.

Aan belanghebbende is voor het jaar 2016 een aanslag in de inkomstenbelasting en premievolksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 80.650 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van nihil (de aanslag). Bij gelijktijdig gegeven beschikking is € 281 aan belastingrente in rekening gebracht (de beschikking belastingrente) en is een verzuimboete van € 369 opgelegd.

1.1.2.

Bij uitspraak op bezwaar heeft de Inspecteur belanghebbendes bezwaar tegen de aanslag ongegrond verklaard.

1.2.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep bij de Rechtbank ingesteld. Ter zake daarvan is een griffierecht van € 47 geheven. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof. Er is een griffierecht van € 134 geheven. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.4.

De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 14 september 2021. Belanghebbende is, zonder bericht van verhindering, niet verschenen. De Inspecteur is verschenen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.

Feiten

2.1.

Belanghebbende ontving in het jaar 2016 een arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (de WIA-uitkering) als bedoeld in artikel 3.78a, lid 2, letter a, van de Wet inkomstenbelasting 2001 (Wet IB 2001).

2.2.

Belanghebbende heeft op 20 oktober 2016 een onderneming bij de Kamer van Koophandel ingeschreven onder de handelsnaam " [naam] " voor werkzaamheden op het gebied van "support, bemiddeling en advies t.b.v. bedrijven- ondernemers en natuurlijke personen inzake juridische problemen, bedrijfsmanagement, beleidsadvisering, financiële administratie en doorstart problematiek van bedrijven en (ex)ondernemers die in schuldenpositie verkeren" (de onderneming).

2.3.

Aan belanghebbende is uitgenodigd tot het doen van aangifte IB/PVV voor het jaar 2016. Aan belanghebbende is vervolgens uitstel verleend tot 1 september 2017. Belanghebbende heeft binnen de gestelde termijn geen aangifte ingediend en is daarop herinnerd en aangemaand. In de aanmaning is 17 november 2017 genoemd als uiterste termijn.

2.4.

Belanghebbende heeft op 10 maart 2018 de aangifte IB/PVV voor het jaar 2016 ingediend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 53.158. Belanghebbende heeft daarbij een zelfstandigenaftrek van € 7.280 en een startersaftrek van € 2.123 (de ondernemersaftrek) in aanmerking genomen, leidend tot een belastbare winst van € 9.472 negatief.

2.5.

De Inspecteur heeft wegens het uitblijven van de aangifte met dagtekening 28 maart 2018 ambtshalve de aanslag IB/PVV voor het jaar 2016 opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 80.650. De Inspecteur heeft daarbij een bedrag van € 65.650 aan WIA-uitkering en € 15.000 aan resultaat uit overige werkzaamheden in aanmerking genomen. Voorts is de aanslag inkomensafhankelijke bijdrage zorgverzekeringswet (ZVW) vastgesteld op nihil.

2.6.

Belanghebbende heeft op 28 juni 2018 een tweede aangifte IB/PVV ingediend naar een verzamelinkomen van € 54.293, waarbij belanghebbende eveneens de zelfstandigenaftrek en startersaftrek bij arbeidsongeschiktheid in aanmerking heeft genomen. De Inspecteur heeft deze aangifte aangemerkt als bezwaar.

2.7.

Belanghebbende heeft op 28 juni 2018 een overzicht met de aan de onderneming bestede uren overgelegd. In het overzicht staat vermeld dat belanghebbende in het jaar 2016 1870 uren aan de onderneming heeft besteed, waarvan 590 uren in het kader van “voorbereidingen door middel van opleidingen en trainingen” en 1280 uren in het kader van overige” werkzaamheden.

2.8.

Op 14 maart 2019 heeft bij belanghebbende een boekenonderzoek plaatsgevonden, waarvan met dagtekening 17 juni 2019 een rapport is opgemaakt. In dat rapport is opgenomen dat belanghebbende niet voldoet aan de voorwaarden voor toepassing van de in de aangifte IB/PVV voor het jaar 2016 in aanmerking genomen zelfstandigenaftrek en startersaftrek bij arbeidsongeschiktheid.

2.9.

Belanghebbende heeft op 20 mei 2019, ter verantwoording van de aan de onderneming bestede uren, nieuwe overzichten overgelegd. Volgens deze overzichten heeft belanghebbende in totaal 1532 uren aan de onderneming besteed.

2.10.

Bij uitspraak op bezwaar van 11 juli 2019 heeft de Inspecteur het bezwaar van belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding en vervolgens ambtshalve beoordeeld. Daarbij is naar aanleiding van het boekenonderzoek een verlies van € 291 in aanmerking genomen, de zelfstandigenaftrek en startersaftrek bij arbeidsongeschiktheid gecorrigeerd en de verzuimboete gehandhaafd.

2.11.

Na daartegen beroep te hebben ingesteld hebben partijen in onderling overleg besloten de procedure als bezwaar voort te zetten. Belanghebbende heeft hierop het beroep ingetrokken en de Inspecteur heeft belanghebbendes beroepschrift aangemerkt als bezwaarschrift.

2.12.

Bij uitspraak op bezwaar van 4 maart 2020 heeft de Inspecteur belanghebbendes bezwaar afgewezen. De verzuimboete is daarbij gehandhaafd.

Oordeel van de Rechtbank

3. De Rechtbank heeft, voor zover van belang, het volgende geoordeeld, waarbij belanghebbende is aangeduid als eiser en de Inspecteur als verweerder:

“Startersaftrek bij arbeidsongeschiktheid

12. Ingevolge artikel 3.78a van de Wet IB 2001 geldt voor de startersaftrek bij arbeidsongeschiktheid het verlaagde-urencriterium van 800 uren. Het vierde lid van artikel 3.78a van de Wet IB 2001 bepaalt dat de startersaftrek bij arbeidsongeschiktheid niet meer bedraagt dan hetgeen aan winst is genoten. Nu eiser geen positieve winst heeft behaald in 2016 kan deze startersaftrek reeds hierom niet in aanmerking worden genomen.

Zelfstandigenaftrek

13. Op grond van artikel 3.6 en 3.76, eerste lid, van de Wet IB 2001 geldt de zelfstandigenaftrek voor de ondernemer die aan het urencriterium van 1.225 uren per kalenderjaar voldoet.

14. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser, op wie de bewijslast rust, niet aannemelijk gemaakt dat hij daaraan heeft voldaan. Weliswaar heeft eiser in zijn reactie van 20 mei 2019 overzichten verstrekt ter verantwoording van zijn uren (1.532) in het kader van het urencriterium, maar deze overzichten zijn te algemeen van aard en niet nader gespecificeerd. Het betreft standaardoverzichten met een totaal aantal uren per week, oplopend tot tien uur per dag, 6 dagen per week. Nu deze uren te globaal en niet controleerbaar zijn is, nog afgezien van het grote aantal gestelde scholings- en opleidingsuren, niet aannemelijk gemaakt dat is voldaan aan het urencriterium. Eiser heeft dan ook geen recht op de zelfstandigenaftrek.

15. Gelet op wat hiervoor is overwogen is het beroep ongegrond verklaard.

16. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.”

Omschrijving geschil in hoger beroep en conclusies van partijen

Beoordeling van het hoger beroep

Proceskosten

Beslissing