Home

Gerechtshof Den Haag, 05-07-2022, ECLI:NL:GHDHA:2022:1282, BK-21/00562

Gerechtshof Den Haag, 05-07-2022, ECLI:NL:GHDHA:2022:1282, BK-21/00562

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Den Haag
Datum uitspraak
5 juli 2022
Datum publicatie
1 augustus 2022
ECLI
ECLI:NL:GHDHA:2022:1282
Formele relaties
Zaaknummer
BK-21/00562
Relevante informatie
Art. 8:70 Awb

Inhoudsindicatie

Proceskostenvergoeding. Geen rechtsregel brengt mee dat de rechter is gehouden de veroordeling in één proceskostenvergoeding voor alle ter zitting behandelde zaken gezamenlijk in de eerste zaak waarin uitspraak wordt gedaan uit te spreken.

Uitspraak

Team Belastingrecht

meervoudige kamer

nummer BK-21/00562

in het geding tussen:

en

(vertegenwoordiger: […] )

op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag (de Rechtbank) van 20 mei 2021, nr. SGR 19/7125.

Procesverloop

1.1.

Aan belanghebbende is een aanmaning ter zake van de aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2014 (de aanslag) verzonden. Hierbij is € 16 aan kosten in rekening gebracht.

1.2.

Bij uitspraak op bezwaar heeft de Ontvanger het bezwaar tegen de aanmaningskosten kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep bij de Rechtbank ingesteld. De Rechtbank heeft een griffierecht geheven van € 47. De beslissing van de Rechtbank luidt:

“De rechtbank:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar;

- vermindert de aanmaningskosten tot nihil en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;

- draagt [de Ontvanger] op het betaalde griffierecht van € 47 aan [belanghebbende] te vergoeden.

1.4.

Belanghebbende is tegen de uitspraak van de Rechtbank in hoger beroep gekomen bij het Hof. In verband daarmee is een griffierecht geheven van € 134. De Ontvanger heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 24 mei 2022. Belanghebbende is verschenen. De Ontvanger heeft in een e-mail van 20 mei 2022 aangegeven niet ter zitting te verschijnen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.

Feiten

2.1.

Aan belanghebbende is met dagtekening 17 mei 2019 de aanslag opgelegd naar een te betalen bedrag van € 2.750. Op 28 juni 2019 heeft belanghebbende tegen de aanslag bezwaar gemaakt en daarbij tevens om uitstel van betaling verzocht. Bij brief van 23 juli 2019 is voor de aanslag uitstel van betaling verleend.

2.2.

Met dagtekening 16 juli 2019 is belanghebbende ter zake van de betaling van de aanslag aangemaand waarbij een bedrag van € 16,00 aan aanmaningskosten in rekening is gebracht. Hiertegen heeft belanghebbende op 15 juli 2019 bezwaar gemaakt.

2.3.

Het bezwaar tegen de in rekening gebrachte aanmaningskosten is bij uitspraak op bezwaar van 1 oktober 2019 kennelijk niet-ontvankelijk verklaard wegens gebrek aan belang.

2.4.

Het proces-verbaal van het verhandelde ter zitting bij de Rechtbank op 6 mei 2021, vermeldt het volgende:

“[De Ontvanger] verklaart:

- We komen terug op het eerder door ons ingenomen standpunt; het bezwaar is ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard.

- We zien geen aanleiding voor vergoeding van verletkosten. [Belanghebbende] had het beroep ook kunnen intrekken en dan had hij deze zitting niet hoeven bijwonen.

[Belanghebbende] verklaart:

- Ik trek het beroep niet in. Ik verzoek om € 50 proceskostenvergoeding voor de gehele ochtend. [rechtbank: voorafgaande aan de behandeling van deze zaak heeft de rechtbank andere zaken van [belanghebbende] behandeld].”

2.5.

De Rechtbank heeft bij uitspraak van 15 juli 2021 (nr. SGR 19/7336) in de zaak tussen belanghebbende en de Inspecteur met betrekking tot de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2015, welke zaak ook ter zitting van 6 mei 2021 is behandeld, het volgende geoordeeld:

“Proceskosten

17. De rechtbank veroordeelt [de Inspecteur] in de door [belanghebbende] gemaakte proceskosten. [Belanghebbende] heeft verzocht om vergoeding van in totaal € 50 aan verletkosten voor de behandeling van onderhavige zaken en een aantal op dezelfde zitting behandelde zaken van hemzelf en zijn fiscaal partner. Daarbij heeft hij gewezen op werkzaamheden die hij als freelancer verricht. Naar het oordeel van de rechtbank is een dergelijke vergoeding redelijk. [De Inspecteur] heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat geen sprake is van verletkosten. Het enkele feit dat het door [belanghebbende] aangegeven bedrag aan resultaat uit overige werkzaamheden gering is, is daartoe ontoereikend. [De Inspecteur] dient derhalve € 50 aan verletkosten te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:

- (…)

- veroordeelt [de Inspecteur] in de proceskosten van [belanghebbende] tot een bedrag van € 50;

- (…)”

Oordeel van de Rechtbank

Omschrijving geschil in hoger beroep en conclusies van partijen

Beoordeling van het hoger beroep

Proceskosten en griffierecht

Beslissing