Gerechtshof Den Haag, 19-03-2025, ECLI:NL:GHDHA:2025:464, BK-24/622
Gerechtshof Den Haag, 19-03-2025, ECLI:NL:GHDHA:2025:464, BK-24/622
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Den Haag
- Datum uitspraak
- 19 maart 2025
- Datum publicatie
- 14 april 2025
- Zaaknummer
- BK-24/622
- Relevante informatie
- Art. 234 Gemw
Inhoudsindicatie
Naheffingsaanslag parkeerbelasting terecht in stand gelaten. Eventuele onjuistheid door parkeerapp weergegeven parkeerzone kan niet aan gemeente worden tegengeworpen. Geen sprake van overmacht of een bijzondere omstandigheid. Geen geslaagd beroep op coulance.
Uitspraak
Team Belastingrecht
meervoudige kamer
nummer BK-24/622
in het geding tussen:
en
(vertegenwoordiger: […] )
op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Rotterdam (de Rechtbank) van 7 juni 2024, nummer ROT 23/2509.
Procesverloop
Aan belanghebbende is een naheffingsaanslag in de parkeerbelastingen opgelegd ten bedrage van € 79,40, bestaande uit € 6,50 aan verschuldigde parkeerbelasting en € 72,90 aan kosten voor het opleggen van de naheffingsaanslag (de naheffingsaanslag).
Belanghebbende heeft tegen de naheffingsaanslag bezwaar gemaakt. Bij uitspraak op bezwaar heeft de Heffingsambtenaar het bezwaar gegrond verklaard en de naheffingsaanslag verminderd met € 2,50.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep bij de Rechtbank ingesteld. Er is een griffierecht geheven van € 50. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. In verband daarmee is van belanghebbende een griffierecht geheven van € 138. Op 20 november 2024 heeft de Heffingsambtenaar een verweerschrift ingediend en op voormelde datum heeft het Hof een reactie op het verweerschrift ontvangen van belanghebbende.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 5 februari 2025. Partijen zijn verschenen. Belanghebbende heeft een pleitnota overgelegd. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.
Feiten
Op 15 januari 2023 stond de auto van belanghebbende met kenteken [kenteken] (de auto) van 14:41 uur tot 16:56 uur geparkeerd ter hoogte van de [adres] te [woonplaats] . Deze locatie is door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Den Haag aangewezen als een plaats waar alleen tegen betaling van parkeerbelasting of met een geldige parkeervergunning mag worden geparkeerd. Tijdens een controle op voormelde datum is om 14:49 uur geconstateerd dat de auto geen geldige parkeervergunning had en dat er geen parkeerbelasting was voldaan voor GSM/zone-code [zone 1] , de parkeerzone waar de [straat] zich in bevindt en waarvoor een uurtarief geldt van € 6,50. Naar aanleiding daarvan heeft de Heffingsambtenaar de naheffingsaanslag opgelegd.
Belanghebbende heeft tegen de naheffingsaanslag bezwaar gemaakt. In dat bezwaar heeft belanghebbende aan de Heffingsambtenaar een screenshot van parkeerapp ParkMobile verstrekt waaruit blijkt dat belanghebbende voor die tijdsperiode parkeerbelasting heeft voldaan voor GSM/zone-code [zone 2] , in welke zone een uurtarief geldt van € 2,50.
Naar aanleiding van het bezwaar tegen de naheffingsaanslag heeft de Heffingsambtenaar de naheffingsaanslag met € 2,50 verminderd.
Oordeel van de Rechtbank
De Rechtbank heeft geoordeeld, waarbij belanghebbende is aangemerkt als eiser:
“(…)
Het is de verantwoordelijkheid van eiser om voor de juiste parkeerzone parkeerbelasting te voldoen. Dat de parkeerapp van eiser een andere parkeerzone aangaf, komt daarom voor zijn rekening. De parkeerapp is immers geen product van de heffingsambtenaar, maar enkel een dienst die wordt aangeboden om de parkeerbelasting mee te voldoen. De parkeerder heeft daarbij volgens vaste rechtspraak een onderzoeksplicht voorafgaand aan het parkeren.[3] Het lag op de weg van eiser om bij aanmelding via de parkeerapp te controleren of de parkeeractie werd gestart voor de juiste zone (bijvoorbeeld door te kijken naar de bebording in de straat). Dit geldt ook wanneer een zone automatisch door een parkeerapp wordt ingevuld.[4] De jurisprudentie waar eiser naar verwijst leidt niet tot een ander oordeel. In die zaak had eiser een foutief kenteken ingevoerd in de parkeerapp, maar wel alle parkeerbelasting voldaan. Dit is niet dezelfde situatie als de situatie van eiser, nu eiser onvoldoende parkeerbelasting heeft voldaan voor de zone waarin hij geparkeerd stond.
De rechtbank overweegt verder dat de omstandigheid dat eiser niet de intentie had
om niet aan zijn betaalverplichting te voldoen, het oordeel evenmin anders maakt. Voor het opleggen van een naheffingsaanslag van parkeerbelasting is namelijk geen opzet of schuld aan het niet betalen van parkeerbelasting vereist. De parkeerbelasting is een zogenaamde objectieve belasting. Dat wil zeggen dat de persoonlijke omstandigheden van de belastingplichtige in beginsel niet in de weg kunnen staan aan de naheffing als aan de voorwaarden voor naheffing is voldaan. Dit is slechts anders als er sprake is van een acute noodsituatie waardoor de parkeerder verhinderd was of niet in staat was om (tijdig) parkeerbelasting te betalen.[5] Van overmacht is in het geval van eiser niet gebleken.
De rechtbank volgt eiser ook niet in zijn stelling dat het bestreden besluit onvoldoende is gemotiveerd omdat niet duidelijk is naar welke algemene voorwaarden de heffingsambtenaar verwijst. Zoals de heffingsambtenaar ter zitting duidelijk heeft gemaakt, is bedoeld te verwijzen naar de algemene voorwaarden van de door eiser gehanteerde parkeerapp. Het is niet aan de heffingsambtenaar om eiser van deze algemene voorwaarden (dan wel de vindplaats daarvan) te voorzien nu het een door eiser zelf gebruikte applicatie betreft.