Gerechtshof Den Haag, 30-04-2025, ECLI:NL:GHDHA:2025:839, BK-24/872 en BK-24/873
Gerechtshof Den Haag, 30-04-2025, ECLI:NL:GHDHA:2025:839, BK-24/872 en BK-24/873
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Den Haag
- Datum uitspraak
- 30 april 2025
- Datum publicatie
- 27 mei 2025
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBDHA:2024:13052, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Zaaknummer
- BK-24/872 en BK-24/873
- Relevante informatie
- Art. 6 AWR, Art. 27e AWR, Art. 52 AWR, Art. 67f AWR, Art. 67n AWR
Inhoudsindicatie
Art. 3:46 Awb, art. 3:2 Awb, art. 7:11 Awb en art. 7:12 Awb, art. 27e AWR, art. 67f AWR. Deugdelijke motivering bestreden besluit. Heroverweging in bezwaar. Geen strijd met motiveringsbeginsel, verdedigingsbeginsel of ander beginsel van behoorlijk bestuur. Fair trial. Naheffingsaanslagen loonheffingen na boekenonderzoek. Schoonmaakbedrijf. Gefactureerde uren wegens schoonmaakwerk komen niet overeen met loonadministratie. Vereiste aangiften loonheffingen niet gedaan. Loon van anonieme werknemers. Opzet bewezen. Boetes gematigd in verband met omkering van bewijslast en persoonlijke omstandigheden
Uitspraak
Team Belastingrecht
meervoudige kamer
nummers BK-24/872 en BK-24/873
in het geding tussen:
(gemachtigde: M.K. Bhadai)
en
(vertegenwoordiger: […] )
inzake het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag (de Rechtbank) van 8 augustus 2024, nummers SGR 23/5972 en SGR 23/5973.
Procesverloop
De Inspecteur heeft aan belanghebbende over het tijdvak 1 januari 2018 tot en met 31 december 2018 een naheffingsaanslag loonheffingen opgelegd ten bedrage van € 66.188 (de naheffingsaanslag 2018). Bij gelijktijdig genomen beschikkingen is € 8.540 belastingrente in rekening gebracht en een vergrijpboete opgelegd van € 29.517.
De Inspecteur heeft tevens aan belanghebbende over het tijdvak 1 januari 2019 tot en met 31 december 2019 een naheffingsaanslag loonheffingen opgelegd ten bedrage van € 66.578 (de naheffingsaanslag 2019). Bij gelijktijdig genomen beschikkingen is € 5.927 belastingrente in rekening gebracht en is een vergrijpboete opgelegd van € 30.645.
De Inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar:
- de naheffingsaanslag 2018 verminderd tot € 51.880, de daarbij in rekening gebrachte belastingrente verminderd tot € 6.693 en de vergrijpboete verminderd tot € 25.940, alsmede
- de naheffingsaanslag 2019 verminderd tot € 56.004, de in rekening gebrachte belastingrente verminderd tot € 4.985 en de vergrijpboete verminderd tot € 28.002
- belanghebbende een proceskostenvergoeding voor de bezwaarfase toegekend van € 592.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraken op bezwaar beroep ingesteld bij de Rechtbank. Ter zake daarvan is € 50 griffierecht geheven. De Rechtbank heeft beslist:
“De rechtbank:
- verklaart de beroepen ongegrond;
- vernietigt de uitspraken op bezwaar, uitsluitend voor wat betreft de vergrijpboetes;
- matigt de vergrijpboete die ziet op het jaar 2018 tot € 24.643 ;
- matigt de vergrijpboete die ziet op het jaar 2019 tot € 26.601; en
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde deel van de uitspraken op bezwaar.”
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake daarvan is een griffierecht van € 138 geheven. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 2 april 2025. De Inspecteur is verschenen. Van de zijde van belanghebbende is niemand verschenen. De gemachtigde van belanghebbende heeft op 1 april 2025 een bericht geplaatst in Mijn Rechtspraak dat belanghebbende en de gemachtigde niet op de zitting aanwezig zullen zijn en heeft daarbij niet om uitstel van de mondelinge behandeling verzocht. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.
Feiten
Belanghebbende exploiteert vanaf 2013 onder de naam [naam eenmanszaak] een schoonmaakbedrijf in de vorm van een eenmanszaak (het schoonmaakbedrijf). Belanghebbende is gehuwd en heeft vier kinderen: [kind 1] (geboren op [geboortedatum] 2002), [kind 2] (geboren op [geboortedatum] 2006), [kind 3] (geboren op [geboortedatum] 2009) en [kind 4] (geboren op [geboortedatum] 2015). Met ingang van 2 januari 2019 heeft belanghebbende zich bij de Belastingdienst gemeld als werkgever en heeft vanaf januari 2019 zoon [kind 1] als werknemer in de aangiften loonheffingen vermeld. Sinds het eerste kwartaal van 2021 zijn er geen opdrachten meer.
De Inspecteur heeft bij brief van 21 oktober 2021 belanghebbende aangekondigd een boekenonderzoek in te zullen stellen naar de aanvaardbaarheid van onder andere de aangiften loonheffingen over de tijdvakken 1 januari 2018 tot en met 31 december 2019. De eerste dag van het onderzoek was 16 november 2021. Op 4 april 2022 heeft een slotbespreking plaatsgevonden. Daarbij heeft de Inspecteur een conceptrapport van het boekenonderzoek overhandigd en heeft hij tevens een brief overhandigd met informatie over het voornemen om vergrijpboetes op te leggen en de gronden waarop dat voornemen berust. Tijdens de bespreking waren aanwezig de echtgenoot van belanghebbende en de adviseur [adviseur] . Tijdens dit gesprek zijn de bevindingen van het boekenonderzoek en het voornemen om naheffingsaanslagen met vergrijpboetes op te leggen besproken en zijn zij in de gelegenheid gesteld om te reageren op dit voornemen. Voorafgaand aan de bespreking heeft de Inspecteur de cautie gegeven.
In het rapport van het boekenonderzoek van 18 mei 2022 (het controlerapport) is vermeld:
“2.1Bedrijfsactiviteiten
(…)
In de jaren 2018 en 2019 werden de volgende bedrijfsactiviteiten verricht:
- Lichte schoonmaakwerkzaamheden in voornamelijk sporthallen in de omgeving van [woonplaats 1] ;
- Zware werkzaamheden bij het [ziekenhuis] te [woonplaats 2] . (…)
Rechtsvorm onderneming
De onderneming wordt gedreven in de vorm van een eenmanszaak (…).
(…)
Administratie
Algemeen
(…)
Voor de controle van de financiële administratie van de jaren 2018 en 2019 zijn onder andere de verkoopfacturen en inkoopfacturen beschikbaar gesteld.
(…)
Er is door [naam eenmanszaak] geen kladkasadministratie gevoerd met geregelde controles op het aanwezige kasgeld. De kasstortingen en kasbetalingen worden door de adviseur achteraf geboekt aan de hand van de door inhoudingsplichtige aangeleverde onderliggende stukken.
(…)
Vanaf 1 januari 2019 tot en met 31 juli 2021 zijn uitsluitend vaste maandelijks kasbetalingen aan zoon [kind 1] verantwoord in de loonadministratie.
De cumulatieve loonjournaalpost van het jaar 2019 is aan het einde van het jaar 2019 door de adviseur geboekt in de financiële administratie van het jaar 2019.
Er is geen urenregistratie bijgehouden en de identiteit van de personen die arbeid hebben verricht is niet vastgelegd.
(…)
Administratieplicht
Er wordt niet voldaan aan de administratieplicht overeenkomstig artikel 52 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, omdat er geen controleerbare (klad)kasadministratie met geregelde controles op het aanwezige kasgeld en geen urenregistratie zijn bijgehouden.
Dit ondanks dat er in de jaren 2018 en 2019 sprake was van een significant kasverkeer.
De kasstortingen en kasbetalingen zijn door de adviseur achteraf geboekt aan de hand van de door inhoudingsplichtige aangeleverde onderliggende stukken.
In de jaren 2018 en 2019 vinden er volgens de gevoerde financiële administratie gedurende het jaar regelmatig kasstortingen (via bankopnames) plaats waar tegenover geen kasbetalingen staan, waardoor het kassaldo geregeld kon oplopen tot meer den € 10.000.
Voorts zijn in de jaren 2018 en 2019 volgens de gevoerde financiële administratie alle inkoopfacturen van [buitenlands bedrijf] met een totaalbedrag van € 262.243 inclusief omzetbelasting geheel per kas betaald hetgeen ongebruikelijk is in de branche. Ten slotte is volgens de gevoerde financiële administratie het maandelijkse nettoloon van zoon [kind 1] voor een totaalbedrag van € 2.466; tevens geheel per kas betaald.
Een urenregistratie is van essentieel belang voor de bedrijfsvoering en administratie van een schoonmaakbedrijf. [naam eenmanszaak] heeft geen urenregistratie bijgehouden. Hierdoor kan onder andere niet worden gecontroleerd wie, wanneer, hoeveel uren heeft gewerkt zodat de aangiften loonheffingen niet op persoonsniveau kunnen worden gecontroleerd. Inhoudingsplichtige is gewezen op de administratieplicht inzake artikel 52 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.
Uitgaande facturen
Tijdens het inleidend gesprek d.d. 16 november 2021 heeft [echtgenoot] verklaard dat in verband met zijn beperkte beheersing van de Nederlandse taal de verkoopfacturen door hem zijn opgesteld in samenspraak met een voor hem bekende derde.
Volgens de uitgaande facturen die door [belanghebbende] aan [A B.V.] te [woonplaats 3] zijn uitgeschreven en in de administratie van het jaar 2018 zijn opgenomen is een bedrag van € 21.432 gefactureerd.
Het totaal aantal gewerkte uren in het jaar 2018 is 925. De werkzaamheden die zijn verricht betreffen voornamelijk lichte schoonmaakwerkzaamheden in sporthallen in de omgeving van [woonplaats 1] .
Volgens de uitgaande facturen die door [belanghebbende] aan [B B.V.] te [woonplaats 4] zijn uitgeschreven en in de administratie van het jaar 2018 zijn opgenomen is een bedrag van € 146.992 gefactureerd. Het totaal aantal gewerkte uren in het jaar 2018 is 5.028. De werkzaamheden die zijn verricht betreffen zware werkzaamheden zoals het schoonmaken, schuren, kitten en coaten van kruipruimtes, opruimen van puin en het met hoge drukspuiten schoonmaken, kitten en coaten van de parkeergarages van [ziekenhuis] te [woonplaats 2] .
Voor het jaar 2018 is er aansluiting gevonden tussen enerzijds de aanwezige facturen en anderzijds de geboekte bankontvangsten op de grootboekrekening "8021"Opbrengst Verleende diensten.
Volgens de uitgaande facturen die door [belanghebbende] aan [B B.V.] te [woonplaats 4] zijn uitgeschreven en in de administratie van het jaar 2019 zijn opgenomen is een bedrag van € 54.626 gefactureerd. Het totaal aantal gewerkte uren in het jaar 2019 is 2.031.
De werkzaamheden die zijn verricht betreffen zware werkzaamheden zoals het schoonmaken van kruipruimtes, datakasten, roosters en vloeren en het aanbrengen en onderhouden van de coating op de vloeren en kruipruimtes van [ziekenhuis] te [woonplaats 2] .
Volgens de uitgaande facturen die door [belanghebbende] aan [A B.V.] te [woonplaats 3] zijn uitgeschreven en in de administratie van het jaar 2019 zijn opgenomen is een bedrag van € 85.768 gefactureerd. Het totaal aantal gewerkte uren in het jaar 2019 is 3.769. De werkzaamheden die zijn verricht betreffen voornamelijk lichte schoonmaakwerkzaamheden in sporthallen in de omgeving van [woonplaats 1] .
Volgens de uitgaande facturen die door [belanghebbende] aan [C bedrijf] te [woonplaats 5] zijn uitgeschreven en in de administratie van het jaar 2019 zijn opgenomen is een bedrag van € 2.995 gefactureerd. Het totaal aantal gewerkte uren in het jaar 2019 is 127. De werkzaamheden die zijn verricht betreffen o.a. preventief onderhoud lijngoten.
Voor het jaar 2019 is er geen aansluiting gevonden tussen enerzijds de aanwezige facturen en anderzijds de geboekte bankontvangsten op de grootboekrekeningen "8010" Opbrengst verlegd, "8019" Opbrengst geen factuur en "8021" Opbrengst Verleende diensten.
De oorzaak hiervan is dat er bankontvangsten voor een totaalbedrag van € 21.968 op de rekening "8019" Opbrengst geen factuur zijn geboekt terwijl hiervoor geen uitgeschreven facturen van in de administratie zijn aangetroffen.
Het betreft hier 13 bankontvangsten waarvan 6 van [B B.V.] , 1 van [A B.V.] , 3 van [C bedrijf] en 3 zonder omschrijving. Op basis van een theoretisch uurtarief van € 21 is het geschatte aantal gewerkte uren 1.046.
In het jaar 2018 zijn er 5.953 uren door [belanghebbende] gefactureerd.
In het jaar 2019 zijn er circa 6.973 uren door [belanghebbende] gefactureerd.
Inkomende facturen
In het jaar 2018 zijn de volgende inkomende facturen in de administratie van [belanghebbende] opgenomen.
Facturen van [buitenlands bedrijf] voor een bedrag van € 121.510 exclusief omzetbelasting. De werkzaamheden die door [buitenlands bedrijf] zijn verricht betreffen hoofdzakelijk de zware werkzaamheden die bij het [ziekenhuis] te [woonplaats 2] zijn verricht.
Er is geen urenregistratie bijgehouden, daarom is er een theoretisch uurtarief van € 20 vastgesteld. Dit is gebaseerd op het doorgaans door [naam eenmanszaak] gehanteerde tarief van € 21 en de verklaring van [echtgenoot] tijdens het inleidend gesprek dat er € 1 marge is per gewerkt uur. Indien wordt uitgegaan van het theoretische tarief van € 20 dan zijn de door [buitenlands bedrijf] in het jaar 2018 gewerkte uren 6.075.
In het jaar 2019 zijn de volgende inkomende facturen in de administratie van [belanghebbende] opgenomen.
Facturen van [buitenlands bedrijf] voor een bedrag van C 95.220 exclusief
omzetbelasting. De werkzaamheden die door [buitenlands bedrijf] zijn verricht betreffen hoofdzakelijk de zware werkzaamheden die bij [ziekenhuis] te [woonplaats 2] zijn verricht.
Er is geen urenregistratie bijgehouden, daarom is er een theoretisch uurtarief van € 20 vastgesteld, Dit is gebaseerd op het doorgaans door [belanghebbende] gehanteerde tarief van € 21 en de verklaring van [echtgenoot] tijdens het inleidend gesprek dat er een € 1 marge is per gewerkt uur.
Indien wordt uitgegaan van het theoretische tarief van € 20 dan zijn de door [buitenlands bedrijf] in het jaar 2019 gewerkte uren 4.761.
Volledigheidscontrole
Er is geen urenregistratie bijgehouden waardoor er niet gecontroleerd kan worden wie, wanneer, hoeveel uren heeft gewerkt.
(…)
Verklaring getuige 25 maart 2020 en 3 april 2020
In het kader van het Project Samenwerkingsverband Aanpak Misstanden in de Schoonmaaksector heeft de Belastingdienst de beschikking gekregen over een d.d. 25 maart 2020 door een arbeidsinspecteur van de Iszw opgenomen getuigenverklaring.
In deze verklaring is vastgelegd dat [echtgenoot] door [D] aan de hand van een foto geïdentificeerd is. Voorts verklaart [D] dat hij van 7 januari 2019 tot en met 11 april 2019 in opdracht van [echtgenoot] zware werkzaamheden bij [ziekenhuis] te [woonplaats 2] heeft verricht, [D] werd in deze periode samen met 2 tot 4 personen in de ochtend om 5.00 uur door een oranje busje bij een tankstation of in de buurt van de Haagse markt opgehaald dat bestuurd werd door [echtgenoot] . [D] werd door [echtgenoot] op de hoogte gehouden wanneer er gewerkt moest worden. Het loon werd per week na het weekeinde contant betaald door [echtgenoot] .
[Belanghebbende] en [kind 1] zijn hem niet bekend.
De volledige getuigenverklaring is als bijlage bij dit rapport gesloten.
Arbeidscapaciteits [naam eenmanszaak]
(…)
[Belanghebbende] kan in de jaren 2018 en 2019 arbeid verrichten voor [naam eenmanszaak] .
- [echtgenoot] geniet in de jaren 2018 en 2019 een arbeidsongeschiktheidsuitkering van het UWV. Het is daarom niet aannemelijk dat hij zware werkzaamheden voor [naam eenmanszaak] heeft verricht. Tevens blijkt uit de getuigenverklaring dat hij niet meewerkte met de zware werkzaamheden.
- [kind 1] is in de ingediende aangiften loonheffingen over het jaar 2019 voor 500 uren verloond. De overige kinderen zijn onder de 16 jaar en mogen volgens de Arbeidstijdenwet in principe geen arbeid verrichten. Zij konden in de jaren 2018 en 2019 dus geen arbeid verrichten voor [naam eenmanszaak] .
Analyse administratie
Urenregistratie
Er is geen urenregistratie of andere vastlegging bijgehouden waardoor er niet gecontroleerd kan worden wie, wanneer, hoeveel uren heeft gewerkt.
Inkomende facturen [buitenlands bedrijf]
Op basis van het [buitenlands] Staatblad is gebleken dat [buitenlands bedrijf] sinds 21 december 2015 in staat van faillissement verkeerd. Het faillissement is afgerond op 21 maart 2017.
In de jaren 2018 en 2019 zijn volgens de gevoerde financiële administratie alle inkoopfacturen van [buitenlands bedrijf] met een totaalbedrag van € 262.243 inclusief omzetbelasting geheel per kas betaald hetgeen ongebruikelijk is voor dit soort facturen.
Het is in de branche gebruikelijk om dit soort facturen van ingeleend personeel gedeeltelijk op de G-rekening te storten en gedeeltelijk op de zakelijke rekening.
Tijdens het inleidend gesprek d.d. 16 november 2021 heeft [echtgenoot] hier het volgende over verklaard:
Hij heeft een meneer [E] ontmoet bij de tramhalte van lijn 9 in de buurt van zijn woning. Deze meneer [E] regelde personeel voor hem. De facturen die hij hiervoor kreeg stonden op naam van [buitenlands bedrijf] en werden contant bij de tramhalte voldaan.
Het adres van de heer [E] zou worden nagestuurd maar is tot op heden niet ontvangen.
Vordering Iszw 9 maart 2021
In antwoord op de vordering heeft advocaat [gemachtigde] op 11 maart 2021 namens [belanghebbende] de volgende reactie gegeven:
Er wordt ontkend dat [D] werkzaamheden namens [naam eenmanszaak] heeft verricht.
De werkzaamheden zijn namelijk door de volgende personen verricht:
[belanghebbende] ;
[kind 1] ;
[F] ;
De heer [G] van Schoonmaakbedrijf [G] ;
Ter onderbouwing van het vorenstaande zijn van de eerste drie personen kopieën van
identiteitsbewijzen ingestuurd.
Het is niet aannemelijk dat [belanghebbende] met haar zoon [kind 1] ( [geboortedatum] 2002) de zware werkzaamheden in de kruipruimtes van [ziekenhuis] heeft verricht. Zie verder de getuige verklaringen.
In de financiële administratie van [naam eenmanszaak] is de naam van [F] niet aangetroffen. Tevens is hij niet middels de aangiften loonheffingen aangegeven.
Van schoonmaakbedrijf [G] , [woonplaats 5] zijn de volgende facturen ingestuurd:
-Factuur met nummer 1, d.d. 31-1-2019, voor 220 uren vloer klaar maken voor coating a €21 is € 4.620 en 113 uren Coating a € 21 is € 2.373 plus 21% btw ad € 1.468,53 is totaal € 8.461,53. -Factuur met nummer 2, d.d. 28-2-2019, voor 290 uren coating laag 1 en 2 a €21 is € 6.090 en materiaal en machinekosten ad € 2.900 plus 21% btw ad € 1.887.90 is totaal € 10.877.90 Schoonmaakbedrijf [G] is aan de hand van de op vorenstaande facturen gegevens niet bekend bij de Belastingdienst en heeft dus ook geen aangifte gedaan voor deze facturen. Tevens zijn deze facturen niet geboekt in de financiële administratie van [naam eenmanszaak] .
In de financiële administratie van het jaar 2019 zijn op de grootboekrekening 4206 Betalingen aan derden in plaats van vorenstaande facturen de volgende facturen van op naam [buitenlands bedrijf] geboekt:
-Factuur d.d. 31-1-2019 met nummer 2019087 voor een bedrag van € 6.993 plus 21% btw ad
€ 1.468,53 is totaal € 8.461,53 en
-Factuur d.d. 28-2-2019 met nummer 2019230 voor een bedrag van € 8.990 plus 21% btw ad
€ 1.887,90 is totaal € 10.877.90.
Conclusie
Gezien vorenstaande punten kan de conclusie worden getrokken dat de in de administratie van [belanghebbende] opgenomen facturen van [buitenlands bedrijf] niet conform de werkelijkheid kunnen zijn geweest en dat door [buitenlands bedrijf] geen werkzaamheden zijn verricht waarvoor is betaald
(…)
Niet de vereiste aangifte ingediend
De arbeidscapaciteit van [naam eenmanszaak] is:
-In het jaar 2018 kan [belanghebbende], rekening houdend met kortstondige afwezigheid wegens vakantie, ziekte en verlof maximaal 214 dagen x 8 uren is 1.712 uren werken terwijl er 5.953 uren arbeid gefactureerd zijn.
-In het jaar 2019 kan [belanghebbende], rekening houdend met kortstondige afwezigheid wegens vakantie, ziekte en verlof maximaal_214 dagen x 8 uren is 1.712 uren werken en [kind 1] heeft volgens de ingediende aangiften loonheffingen 500 uren gewerkt. De maximale arbeidscapaciteit is 2.212 uren terwijl er 6.973 uren arbeid gefactureerd zijn. Hierover is geen loonheffingen ingehouden en afgedragen.
Voor het jaar 2018 zijn in het geheel geen aangiften loonheffingen ingediend, omdat inhoudingsplichtige zich nog niet als zodanig heeft gemeld bij de belastingdienst. Deze verplichting is opgenomen in artikel 6 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.
Voor het jaar 2019 is het verschil tussen de ingediende aangiften loonheffingen en de verschuldigde loonheffingen zowel absoluut als relatief aanzienlijk, zodat niet de vereiste aangiften loonheffingen zijn gedaan. In een eventuele bezwaar/beroepsprocedure geldt dan een omkering en verzwaring van de bewijslast.
Onderstaand is een tabel opgenomen waarin de verschuldigde loonheffingen inclusief de correcties zoals vermeld in de punten 2.6 en 3 per loonaangiftetijdvak zijn opgenomen.
|
2019 Tijdvak |
Verschuldigd na correctie in € |
Aangegeven in aangiften LH in € |
Niet aangegeven in € |
|
januari |
10.235 |
249 |
9.986 |
|
februari |
6.833 |
249 |
6.584 |
|
maart |
5.916 |
249 |
5.667 |
|
april |
6.367 |
249 |
6.118 |
|
mei |
5.628 |
249 |
5.379 |
|
juni |
7.364 |
249 |
7.115 |
|
juli |
3.335 |
0 |
3.335 |
|
augustus |
2.303 |
0 |
2.303 |
|
september |
7.632 |
249 |
7.383 |
|
oktober |
3.659 |
249 |
3.410 |
|
november |
4,984 |
249 |
4.735 |
|
december |
4.824 |
249 |
4.575 |
|
Totaal |
69.079 |
2.490 |
66.589 |
Uit de vorenstaande tabel en punten blijkt dat voor het jaar 2019 niet de vereiste aangiften
loonheffingen zijn gedaan.
Berekening naheffingsaanslagen loonheffingen
In het jaar 2018 zijn er door [naam eenmanszaak] 5.953 uren arbeid gefactureerd terwijl de maximale arbeidscapaciteit 1.712 uren is.
Dit betekent dat er 4.241 uren niet in de aangifte loonheffingen zijn verantwoord. Volgens de getuigenverklaring van 25 maart 2020 werd er door [naam eenmanszaak] € 8 netto per uur betaald. Uit het vorenstaande volgt dat er € 33.928 netto loon aan onbekende personen is betaald.
In het jaar 2019 zijn er door [naam eenmanszaak] 6.973 uren arbeid gefactureerd terwijl de maximale arbeidscapaciteit 2.212 uren is.
Dit betekent dat er 4.761 uren niet in de aangifte loonheffingen zijn verantwoord. Volgend de getuigenverklaring van 25 maart 2020 werd er door [naam eenmanszaak] € 8 netto per uur betaald. Uit het vorenstaande volgt dat er € 38.088 netto loon aan onbekende personen is betaald.
Eén van deze onbekende personen is getuige [D] die illegaal in Nederland verbleef. Volgens zijn verklaring heeft hij van 7 januari 2019 tot en met 11 april 2019 gewerkt. Dit zijn circa 14 weken x 40 uren x € 8 is een netto loon van € 4.480.
Uit het vorenstaande volgt dat er € 33.608 netto loon aan onbekende personen is betaald en € 4.480 aan [D] .
Voor de onbekende personen is de eindheffingstabel voor anonieme werknemers met werknemersverzekeringen als volgt gehanteerd.