Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 04-12-2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:3732, 19/00353 en 19/00354

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 04-12-2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:3732, 19/00353 en 19/00354

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
4 december 2020
Datum publicatie
8 december 2020
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2020:3732
Formele relaties
Zaaknummer
19/00353 en 19/00354

Inhoudsindicatie

Het hof acht de ontkenning door belanghebbende van de ontvangst van de uitnodigingen, herinneringen en aanmaningen tot het doen van aangifte evident ongeloofwaardig. Daarom moet ook zonder verzendbewijs van de inspecteur worden uitgegaan van aannemelijkheid van ontvangst van bedoelde stukken. Omkering bewijslast vanwege het niet doen van de vereiste aangifte. De schatting van de inspecteur van het inkomen waarmee de (ver)bouw van de woonwagen is betaald, is niet redelijk. Het hof bepaalt het inkomen in goede justitie. Boetes terecht opgelegd.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Kenmerk: 19/00353 en 19/00354

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

wonende te [woonplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 21 juni 2019, nummers BRE 16/4171 en 16/4173, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft een navorderingsaanslag inkomstenbelasting / premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) 2011 opgelegd. Tevens is bij beschikking heffingsrente in rekening gebracht en bij beschikking een boete opgelegd.

1.2.

De inspecteur heeft een navorderingsaanslag IB/PVV 2012 opgelegd. Tevens is bij beschikking belastingrente in rekening gebracht en bij beschikking een boete opgelegd.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen de onder 1.1. en 1.2. genoemde navorderingsaanslagen en beschikkingen bezwaar gemaakt.

1.4.

De inspecteur heeft uitspraken op bezwaar gedaan en de bezwaren ongegrond verklaard.

1.5.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraken beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft het beroep voor zover het zich richt tegen de boetes gegrond verklaard en voor het overige ongegrond verklaard.

1.6.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld bij het hof. De inspecteur heeft verweerschriften ingediend.

1.7.

De zitting heeft plaatsgevonden op 2 oktober 2020 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen belanghebbende en zijn gemachtigde [gemachtigde] , en, namens de inspecteur, [inspecteur 1] en [inspecteur 2] .

1.8.

Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

1.9.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat gelijktijdig met de uitspraak aan partijen wordt verzonden.

2 Feiten

2.1.

Het woonadres van belanghebbende was, volgens een tot de stukken van het geding behorende uitdraai uit het systeem Beheer van Relaties van de Belastingdienst (BVR), van 13 februari 2009 tot en met 2 september 2014 het adres [adres 1] in [woonplaats] . Vanaf 2 september 2014 staat belanghebbende ingeschreven op het adres [adres 2] in [woonplaats] .

2.2.

Tot de stukken van het geding behoren uitdraaien uit het systeem ABS van de Belastingdienst, waarin is vermeld dat belanghebbende op 31 januari 2013 is uitgenodigd voor het doen van aangifte IB/PVV 2011, op 22 april 2013 daartoe is herinnerd en op 10 juni 2013 is aangemaand om uiterlijk 24 juni 2013 aangifte te doen.

Ten aanzien van het jaar 2012 is vermeld in uitdraaien uit het systeem ABS van de Belastingdienst dat belanghebbende op 29 februari 2013 is uitgenodigd voor het doen van aangifte IB/PVV 2012, op 30 mei 2013 daartoe is herinnerd en op 9 juli 2013 is aangemaand om uiterlijk 23 juli 2013 aangifte te doen.

2.3.

Belanghebbende heeft voor de jaren 2011 en 2012 geen aangiften IB/PVV gedaan.

2.4.

De Nationale Recherche heeft een strafrechtelijk onderzoek gehouden naar belanghebbende voor het deelnemen aan een criminele organisatie en het telen van en de handel in hennep. De strafkamer van de rechtbank Oost-Brabant heeft belanghebbende op 21 november 2014 daarvan vrijgesproken.

2.5.

De inspecteur heeft op 3 december 2014 voor het jaar 2011 ambtshalve de aanslag IB/PVV opgelegd berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 201.911 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 27. Voor het jaar 2012 is aan belanghebbende op 15 april 2015 ambtshalve de aanslag IB/PVV opgelegd berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 230.000. De inspecteur heeft het belastbare inkomen uit werk en woning voor beide jaren gebaseerd op de uitkomsten van het strafrechtelijke onderzoek van de Nationale Recherche.

2.6.

De inspecteur heeft op 15 april 2015 de beschikking gekregen over luchtfoto’s van het woonwagenkamp aan de [adres] te [woonplaats] , genomen in de periode 2012 tot en met 2014. Op basis van deze foto’s is bij de inspecteur de indruk ontstaan dat in 2012 of 2013 een nieuwe woonwagen aan de [adres 1] is geplaatst. De inspecteur heeft vervolgens daarnaar een onderzoek gestart.

2.7.

Toen de inspecteur bekend werd met het onder 2.4. genoemde vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, heeft hij op 2 mei 2015 de aanslag IB/PVV 2011 verminderd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van nihil en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 27. Op 8 juli 2015 heeft de inspecteur de aanslag IB/PVV 2012 verminderd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 25.000.

2.8.

De inspecteur heeft in een brief van 2 december 2015 zijn bevindingen van het onderzoek naar de woonwagen aan belanghebbende kenbaar gemaakt. In deze brief staat, voor zover hier van belang, het volgende vermeld:

“Met betrekking tot de woonwagen [adres 1] heeft de Belastingdienst het vermoeden dat deze uw eigendom is. Dit vermoeden is gebaseerd op de volgende signalen:

- Op 12 februari 2015 wordt bij de gemeente [woonplaats] het aanvraagformulier ontvangen met betrekking tot de legalisatie van een nieuwe woonwagen op het adres [adres 1] te [woonplaats] . Dit aanvraagformulier is door u ondertekend de dato 15 oktober 2014

(…)

Aan de hand van luchtfoto's is vastgesteld dat ergens in de jaren 2012 of 2013 de woonwagen [adres 1] is vervangen. Omdat bij de Belastingdienst het vermoeden ontstond dat uw, bij ons aangegeven en bekende, inkomsten niet toereikend zijn voor de aankoop van deze woonwagen is door de Belastingdienst een onderzoek ingesteld naar de aanschafwaarde van deze woonwagen. Het onderzoek heeft geresulteerd in de volgende informatie:

- Aan de hand van de bouwtekening welke bij het aanvraagformulier is bijgevoegd, hebben we bij diverse woonwagenbouwers navraag gedaan naar de aankoopwaarde van de ruwbouw alsmede naar de totale aankoopwaarde van de woonwagen. Inschatting van deze woonwagenbouwers is dat de kostprijs ruwbouw ca € 190.000 bedraagt en de kostprijs geheel klaar ca € 350.000;

- De Belastingdienst heeft de feitelijke bouwer/leverancier van de woonwagen kunnen achterhalen. Dit betreft [A BV] , [adres 3] , [postcode] ' [plaats 1] . Bij dit bedrijf is door de Belastingdienst derde onderzoek ingesteld. Hierbij is vastgesteld dat u de opdrachtgever bent van de afgenomen woonwagen. De woonwagen is contant door u voldaan. De woonwagenbouwer heeft de Belastingdienst de volgende bedragen doorgegeven welke door u zijn voldaan:

07-12-2011 € 25.000

23-01-2012 € 30.000

06-03-2012 € 12.000

08-03-2012 € 12.000

22-03-2012 € 13.000

11-04-2012 € 10.000

30-04-2012 € 12.000

Totaal voldaan € 114.000

[A BV] heeft verklaard dat u alle vastleggingen (opdrachtovereenkomst, facturen, etc.) na voldoening van de laatste termijn hebt meegenomen. Naast de voldoening van genoemde € 114.000 is door u op 08-05-2012 een bedrag van € 10.000 voldaan voor de renovatie van een woonwagen. Dit betreft waarschijnlijk de renovatie van de woonwagen van uw vader. De € 10.000 betreft het restantbedrag van de renovatie na vermindering van het door uw vader aanbetaalde bedrag van € 18.000 voor de aanschaf van een woonwagen welke door omstandigheden (overlijden) niet is afgenomen. Het aanbetaalde bedrag zou door [A BV] , nu de aankoop van een nieuwe woonwagen door uw vader niet is doorgegaan, aangewend zijn voor de renovatie. Door u is derhalve totaal € 124.000 voldaan aan [A BV] (€ 25.000 in het jaar 2011 en € 99.000 in het jaar 2012);

- Tevens is de transporteur van de woonwagen achterhaald. Dit betreft [B] , (…). De woonwagen is op 12 mei 2012 getransporteerd van ' [plaats 1] naar [woonplaats] waarna de benedenverdieping door [B] geplaatst is op de [adres] . De bovenverdieping is ter plaatse op het kamp opgebouwd. Deze werkzaamheden zijn volgens de transporteur niet door [B] uitgevoerd. De transportkosten bedragen € 2.000 en zijn op deze datum bij aflevering contant voldaan bij de chauffeur;

- Ook de leverancier van de keuken heeft de Belastingdienst weten te achterhalen. Dit betreft [C] . De keuken is aangekocht via het filiaal te [plaats 2] en de betalingen zijn gedaan via het filiaal te [woonplaats] . De koopovereenkomst is opgemaakt op 15 maart 2012 en staat op naam van [naam] , [adres 1] (…). Het totale bedrag van de koopovereenkomst bedraagt € 33.042. Het oplever-rapport dateert van 19 juni 2012. Dit rapport is voorzien van uw handtekening De montagekosten bedragen € 1.990,94 en de aansluitkosten € 110,20 totaal derhalve € 2.101,14. Op 20 juni 2012 is een bedrag van € 1.600 contant voldaan aan de monteurs, het restant zou later voldaan worden als alle puntjes zouden zijn afgewerkt. Volgens derde onderzoek bij [C] volgende contante betalingen plaats gevonden:

23-03-2012 € 8.500

13-06-2012 € 24 542

20-06-2012 € 1.600

02-07-2012 € 500

Totaal € 35.142

Gekeken naar het uiterlijk van de woonwagen en de inrichting van de keuken kan gesteld worden dat er sprake is van een luxe uitvoering/afwerking. Naast een keuken heeft u ook een badkamer, verwarming, airco, stucwerk, vloerbedekking etc. moeten realiseren alsmede de opbouwkosten van de verdiepingen. De Belastingdienst stelt zich dan ook op het standpunt dat een aankoopprijs voor de compleet afgewerkte woonwagen, zoals geschat door de diverse bouwers van dergelijke woonwagen, ad € 350.000 in deze reëel te noemen. De Belastingdienst zal voor het bepalen van het inkomen dan ook uitgaan van dit bedrag.

(…)

Wij hebben het vermoeden dat u inkomen moet hebben genoten om de aanschafkosten van deze woonwagen te kunnen betalen.

(…)

De Belastingdienst neemt het standpunt in dat deze inkomsten genoten zijn in de jaren 2011 (€ 175.000) en 2012 (€ 175.000).

(…)”

In deze brief is eveneens vermeld dat voor de jaren 2011 en 2012 navorderingsaanslagen met een vergrijpboete zullen worden opgelegd.

2.9.

Tot de stukken van het geding behoren de volgende in de brief van 2 december 2015 genoemde verklaringen en stukken:

- een aanvraagformulier met betrekking tot de legalisatie van een nieuwe woonwagen op het adres [adres 1] met daarbij als bijlage een bouwtekening van de woonwagen (hierna: de bouwtekening);

- luchtfoto’s van de woonwagen in de periode 2012 tot en met 2014;

- drie verklaringen van deskundigen op het gebied van woonwagenbouw, die verklaren dat de ruwbouwkosten van de woonwagen zoals afgebeeld op de bouwtekening geschat kan worden op respectievelijk € 170.000, € 180.000 exclusief btw en € 185.000;

- een verslag van de Belastingdienst van het derdenonderzoek bij [A BV] (hierna: Caravanbouw ) op 20 mei 2015;

- een verklaring van Caravanbouw met een overzicht van de van belanghebbende ontvangen betalingen in de periode 7 december 2011 tot en met 8 mei 2012, de verklaring dat de wagen is besteld op 7 december 2011, bij levering het geheel is betaald en de wagen casco wordt geleverd, dus zonder keuken, badkamer, stucwerk, verlichting e.d.;

- een brief van Caravanbouw aan belanghebbende van 8 mei 2012 met een restantfactuur ten behoeve van de renovatie van de woonwagen van € 10.000 en de mededeling dat het door zijn vader aanbetaalde bedrag van € 18.000 ook is aangewend voor de renovatie;

- een kopie van het kasboek van [B] , waarop is vermeld dat op 12 mei 2012 een bedrag van € 2.000 is betaald voor transport;

- een koopovereenkomst gesloten tussen [C] en belanghebbende ten aanzien van de koop van een keuken met een totaal te betalen bedrag van € 33.042 exclusief montage;

- een opleverrapport van [C] op naam van en getekend door belanghebbende;

- een handgeschreven verklaring dat een aanbetaling van € 8.500 is voldaan op 15 maart 2012;

- drie verkoopfacturen tot bedragen van € 24.542, € 8.500 en € 1.990,94 met factuurnummers [nummer 1] , [nummer 2] respectievelijk [nummer 3] ;

- bankafschriften van [C BV] met daarop kasstortingen van € 11.080, € 1.600 en € 500 en een overboeking van [D] van € 24.542 onder vermelding van restbetaling order 265014, factuur [nummer 1] , [naam] ; en

- een verklaring van [D] van [C] [plaats 3] dat een man een restant betaling voor een keuken contant heeft voldaan, hij het geld in ontvangst heeft genomen, na zijn werk naar de dichtstbijzijnde [bank] is gereden om van het geld af te zijn, hij niet rechtstreeks op de [C] rekening kon / mocht storten, maar wel op zijn eigen rekening bij [bank] , hij het bedrag diezelfde dag of de dag erop heeft overgeboekt naar [C] onder vermelding van ordernummer en factuurnummer.

2.10.

De inspecteur heeft overeenkomstig het voornemen vermeld in de brief van 2 december 2015 navorderingsaanslagen IB/PVV 2011 en 2012 aan belanghebbende opgelegd.

De navorderingsaanslag IB/PVV 2011 is opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 175.000 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 27. Tevens is bij beschikking € 10.365 heffingsrente in rekening gebracht en is bij beschikking een boete van € 40.134 opgelegd.

De navorderingsaanslag IB/PVV 2012 is opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 175.000. Tevens is bij beschikking € 6.947 belastingrente in rekening gebracht en is bij beschikking een boete van € 37.462 opgelegd.

De inspecteur heeft de navorderingsaanslagen, de rentebeschikkingen en de boetebeschikkingen bij uitspraken op bezwaar gehandhaafd.

De rechtbank heeft de navorderingsaanslagen en rentebeschikkingen gehandhaafd. De boetebeschikkingen zijn verminderd tot € 23.879 voor 2011 en tot € 22.289 voor 2012.

2.11.

Belanghebbende heeft een brief van Caravanbouw van 22 maart 2016 aan hem overgelegd. Daarin heeft Caravanbouw onder verwijzing naar hun brief van 8 mei 2012 en de daarbij gevoegde factuur bevestigd dat belanghebbende voor het renoveren van zijn woonwagen € 28.000 aan Caravanbouw heeft betaald.

3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:

I. Is er een grond voor navordering?

II. Moet de bewijslast worden omgekeerd wegens het niet doen van de vereiste aangifte?

III. Zijn de navorderingsaanslagen terecht en tot de juiste bedragen vastgesteld?

IV. Zijn de boetes terecht en tot de juiste bedragen vastgesteld?

3.2.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank en tot vernietiging van de navorderingsaanslagen, de boetebeschikkingen en de rentebeschikkingen. De inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing