Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 21-06-2019, ECLI:NL:RBZWB:2019:3755, BRE - 16 _ 4171

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 21-06-2019, ECLI:NL:RBZWB:2019:3755, BRE - 16 _ 4171

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
21 juni 2019
Datum publicatie
26 november 2019
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2019:3755
Formele relaties
Zaaknummer
BRE - 16 _ 4171
Relevante informatie
Algemene wet inzake rijksbelastingen [Tekst geldig vanaf 01-01-2023 tot 01-01-2024] art. 27e

Inhoudsindicatie

Artikel 27e van de AWR

De inspecteur heeft belanghebbende aanvankelijk aangeslagen voor inkomsten uit het telen van en de handel in hennep. Deze aanslagen zijn vernietigd nadat de strafkamer belanghebbende voor het telen van en de handel in hennep heeft vrijgesproken. Vervolgens heeft de inspecteur op andere gronden aangenomen dat inkomsten zijn verzwegen en navorderingsaanslagen opgelegd. De rechtbank acht dit terecht en oordeelt dat belanghebbende niet de vereiste aangiften heeft gedaan en dat de navorderingsaanslagen redelijk zijn en belanghebbende niet in zijn verzwaarde bewijslast dat de aanslagen te hoog zijn is geslaagd. Navorderingsaanslagen blijven in stand. De rechtbank matigt de vergrijpboeten wel omdat de grondslag daarvan is vastgesteld met de verzwaarde bewijslast.

Uitspraak

Belastingrecht, meervoudige kamer

Locatie: Breda

Zaaknummers BRE 16/4171 en 16/4173

uitspraak van 21 juni 2019

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[belanghebbende] , wonende te [woonplaats] ,

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft met dagtekening 2 december 2015 aan belanghebbende navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) over de jaren 2011 (aanslagnummer [aanslagnummer] .H.17.01) en 2012 (aanslagnummer [aanslagnummer] .H.27.01) opgelegd en voor elk jaar berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 175.000. Gelijktijdig zijn bij beschikkingen heffingsrente dan wel belastingrente in rekening gebracht van € 10.365 (jaar 2011) en € 6.947 (jaar 2012), en

vergrijpboeten vastgesteld van € 40.134 (jaar 2011) en € 37.462 (jaar 2012).

1.2.

De inspecteur heeft bij twee uitspraken op bezwaar van 30 mei 2016 de hiervoor vermelde navorderingsaanslagen, rente- en boetebeschikkingen gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende heeft daartegen bij brieven van 28 juni 2016, ontvangen bij de rechtbank op 29 juni 2016, beroepen ingesteld. Ter zake van deze beroepen heeft de griffier van belanghebbende tweemaal een griffierecht geheven van € 46.

1.4.

De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend. Daarbij heeft de inspecteur met betrekking tot een deel van de stukken aan de rechtbank een set ongeschoonde stukken toegestuurd. Ten aanzien van de ongeschoonde stukken doet hij een beroep op geheimhouding als bedoeld in artikel 8:29 van de Awb.

1.5.

Belanghebbende is bij brief van 4 oktober 2016 in de gelegenheid gesteld om op het verzoek van de inspecteur tot geheimhouding te reageren. De rechtbank heeft daarop geen reactie ontvangen.

1.6.

De geheimhoudingskamer heeft op 30 november 2016 een tussenbeslissing genomen op het verzoek van de inspecteur. De rechtbank heeft daarbij geoordeeld dat de weigering van de inspecteur tot overlegging van de ongeschoonde stukken is gerechtvaardigd. Die beslissing is op dezelfde datum naar partijen verzonden.

1.7.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 maart 2019 te Breda. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt, waarin ook de ter zitting verschenen personen zijn vermeld. Een afschrift van dit proces-verbaal wordt gelijktijdig met een afschrift van deze uitspraak aan partijen toegezonden.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:

2.1.

Belanghebbende, geboren op [datum] 1983, is gehuwd met [A] .

2.2.

Het woonadres van belanghebbende is, volgens een tot de stukken van het geding behorende uitdraai uit het systeem Beheer van Relaties van de Belastingdienst (BVR), van 13 februari 2009 tot en met 2 september 2014 het adres [adres] te [woonplaats] .

2.3.

Belanghebbende is voor de jaren 2011 en 2012 uitgenodigd voor het doen van aangifte IB/PVV. Belanghebbende is voor het jaar 2011 schriftelijk herinnerd (22 april 2013) en aangemaand (10 juni 2013) om aangifte te doen. Voor het jaar 2012 is belanghebbende eveneens schriftelijk herinnerd (30 mei 2013) en aangemaand (9 juli 2013) om aangifte te doen. Belanghebbende heeft voor geen van de jaren aangifte gedaan.

2.4.

De inspecteur heeft met dagtekening 3 december 2014 voor het jaar 2011 ambtshalve een aanslag IB/PVV opgelegd berekend naar een belastbare inkomen uit werk en woning van € 201.911 en een belastbare inkomen uit sparen en beleggen van € 27. Voor het jaar 2012 is aan belanghebbende een aanslag IB/PVV opgelegd berekend naar een belastbare inkomen uit werk en woning van € 230.000. De inspecteur heeft het belastbare inkomen uit werk en woning voor beide jaren gebaseerd op de uitkomsten van een strafrechtelijk onderzoek naar belanghebbende voor het deelnemen aan een criminele organisatie in het telen van en de handel in hennep.

2.5.

De strafkamer van de rechtbank Oost-Brabant heeft belanghebbende op 21 november 2014 onder meer vrijgesproken van het deelnemen aan een criminele organisatie in het telen van en de handel in hennep.

2.6.

De inspecteur heeft, naar aanleiding van voormelde vonnis van de strafkamer, met dagtekening 2 mei 2015 de aanslag IB/PVV 2011 verminderd tot nihil en met dagtekening 8 juli 2015 de aanslag IB/PVV 2012 verminderd tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 25.000.

2.7.

De inspecteur heeft aan de hand van luchtfoto’s van het woonwagenkamp aan de [adres] te [woonplaats] , genomen in de periode 2012 tot en met 2014, geconstateerd dat de woonwagen aan de [adres] in het jaar 2012 of 2013 is vervangen. Naar aanleiding daarvan is volgens de inspecteur een onderzoek gestart naar de aanschafprijs van de woonwagen.

2.8.

De inspecteur heeft bij brief van 2 december 2015 zijn bevindingen van het onderzoek naar de woonwagen aan belanghebbende kenbaar gemaakt. Daarin staat, voor zover hier van belang, het volgende vermeld:

“Met betrekking tot de woonwagen [adres] heeft de Belastingdienst het vermoeden dat deze uw eigendom is. Dit vermoeden is gebaseerd op de volgende signalen:

- Op 12 februari 2015 wordt bij de gemeente [woonplaats] het aanvraagformulier ontvangen met betrekking tot de legalisatie van een nieuwe woonwagen op het adres [adres] te [woonplaats] . Dit aanvraagformulier is door u ondertekend de dato 15 oktober 2014

(…)

Aan de hand van luchtfoto's is vastgesteld dat ergens in de jaren 2012 of 2013 de woonwagen [adres] is vervangen. Omdat bij de Belastingdienst het vermoeden ontstond dat uw, bij ons aangegeven en bekende, inkomsten niet toereikend zijn voor de aankoop van deze woonwagen is door de Belastingdienst een onderzoek ingesteld naar de aanschafwaarde van deze woonwagen. Het onderzoek heeft geresulteerd in de volgende informatie:

-

Aan de hand van de bouwtekening welke bij het aanvraagformulier is bijgevoegd, hebben we bij diverse woonwagenbouwers navraag gedaan naar de aankoopwaarde van de ruwbouw alsmede naar de totale aankoopwaarde van de woonwagen. Inschatting van deze woonwagenbouwers is dat de kostprijs ruwbouw ca € 190.000 bedraagt en de kostprijs geheel klaar ca € 350.000;

-

De Belastingdienst heeft de feitelijke bouwer/leverancier van de woonwagen kunnen achterhalen. Dit betreft [B] . Bij dit bedrijf is door de Belastingdienst derde onderzoek ingesteld. Hierbij is vastgesteld dat u de opdrachtgever bent van de afgenomen woonwagen. De woonwagen is contant door u voldaan. De woonwagenbouwer heeft de Belastingdienst de volgende bedragen doorgegeven welke door u zijn voldaan:

07-12-2011 € 25.000

23-01-2012 € 30.000

06-03-2012 € 12.000

08-03-2012 € 12.000

22-03-2012 € 13.000

11-04-2012 € 10.000

30-04-2012 € 12.000

Totaal voldaan € 114.000

[B] heeft verklaard dat u alle vastleggingen (opdrachtovereenkomst, facturen, etc.) na voldoening van de laatste termijn hebt meegenomen. Naast de voldoening van genoemde € 114.000 is door u op 08-05-2012 een bedrag van € 10.000 voldaan voor de renovatie van een woonwagen. Dit betreft waarschijnlijk de renovatie van de woonwagen van uw vader. De € 10.000 betreft het restantbedrag van de renovatie na vermindering van het door uw vader aanbetaalde bedrag van € 18.000 voor de aanschaf van een woonwagen welke door omstandigheden (overlijden) niet is afgenomen. Het aanbetaalde bedrag zou door [B] , nu de aankoop van een nieuwe woonwagen door uw vader niet is doorgegaan, aangewend zijn voor de renovatie. Door u is derhalve totaal € 124.000 voldaan aan [B] (€ 25.000 in het jaar 2011 en € 99.000 in het jaar 2012);

-

Tevens is de transporteur van de woonwagen achterhaald. Dit betreft [C] , (…). De woonwagen is op 12 mei 2012 getransporteerd van 's-Gravendeel naar [woonplaats] waarna de benedenverdieping door [C] geplaatst is op de [adres] . De bovenverdieping is ter plaatse op het kamp opgebouwd. Deze werkzaamheden zijn volgens de transporteur niet door [C] uitgevoerd. De transportkosten bedragen € 2.000 en zijn op deze datum bij aflevering contant voldaan bij de chauffeur;

-

Ook de leverancier van de keuken heeft de Belastingdienst weten te achterhalen. Dit betreft [D] . De keuken is aangekocht via het filiaal te Goes en de betalingen zijn gedaan via het filiaal te Eindhoven. De koopovereenkomst is opgemaakt op 15 maart 2012 en staat op naam van [belanghebbende] , [adres] (…). Het totale bedrag van de koopovereenkomst bedraagt € 33.042. Het oplever-rapport dateert van 19 juni 2012. Dit rapport is voorzien van uw handtekening De montagekosten bedragen € 1.990,94 en de aansluitkosten € 110,20 totaal derhalve € 2.101,14. Op 20 juni 2012 is een bedrag van € 1.600 contant voldaan aan de monteurs, het restant zou later voldaan worden als alle puntjes zouden zijn afgewerkt. Volgens derde onderzoek bij [D] volgende contante betalingen plaats gevonden:

23-03-2012 € 8.500

13-06-2012 € 24 542

20-06-2012 € 1.600

02-07-2012 € 500

Totaal € 35.142

Gekeken naar het uiterlijk van de woonwagen en de inrichting van de keuken kan gesteld worden dat er sprake is van een luxe uitvoering/afwerking. Naast een keuken heeft u ook een badkamer, verwarming, airco, stucwerk, vloerbedekking etc. moeten realiseren alsmede de opbouwkosten van de verdiepingen. De Belastingdienst stelt zich dan ook op het standpunt dat een aankoopprijs voor de compleet afgewerkte woonwagen, zoals geschat door de diverse bouwers van dergelijke woonwagen, ad € 350.000 in deze reëel te noemen. De Belastingdienst zal voor het bepalen van het inkomen dan ook uitgaan van dit bedrag.

(…)

Wij hebben het vermoeden dat u inkomen moet hebben genoten om de aanschafkosten van deze woonwagen te kunnen betalen.

(…)

De Belastingdienst neemt het standpunt in dat deze inkomsten genoten zijn in de jaren 2011 (€ 175.000) en 2012 (€ 175.000).

(…)”

In deze brief staat eveneens vermeld dat voor de jaren 2011 en 2012 navorderingsaanslagen met een vergrijpboete zullen worden opgelegd.

2.9.

De inspecteur heeft, gelet op de bevindingen van het onderzoek naar de woonwagen aan de [adres] , de in 1.1 vermelde navorderingsaanslagen aan belanghebbende opgelegd.

3 Geschil

3.1.

In geschil is:

  1. of sprake is van een navorderingsgrond;

  2. of sprake is van omkering en verzwaring van de bewijslast omdat belanghebbende voor de onderhavige jaren niet de ‘vereiste aangifte’ heeft gedaan;

  3. of de navorderingsaanslagen niet tot hoge bedragen zijn vastgesteld; en

  4. of de vergrijpboeten terecht en niet tot te hoge bedragen zijn vastgesteld.

3.2.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken en ter zitting.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van de beroepen, vernietiging van de uitspraken op bezwaar en vernietiging van de navorderingsaanslagen, rente- en boetebeschikkingen. De inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing