Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 20-02-2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:654, 19/00267

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 20-02-2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:654, 19/00267

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
20 februari 2020
Datum publicatie
13 maart 2020
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2020:654
Formele relaties
Zaaknummer
19/00267

Inhoudsindicatie

Naheffingsaanslag parkeerbelastingen. Hof komt tot het oordeel dat het bezwaar door de Rechtbank ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard. Geen terugwijzing naar de Rechtbank, het Hof doet de zaak zelf af. Matiging proceskostenvergoeding vanwege bijzondere omstandigheden. Geen dwangsom verschuldigd door de Heffingsambtenaar omdat de ingebrekestelling prematuur is.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Kenmerk: 19/00267

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

wonende te [woonplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant (hierna: de Rechtbank) van 9 mei 2019, nummer SHE 18/418 in het geding tussen

belanghebbende,

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Eindhoven,

hierna: de Heffingsambtenaar.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Op 14 augustus 2017 is aan belanghebbende onder aanslagnummer [aanslagnummer] een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd ten bedrage van € 61,40, bestaande uit € 1,40 parkeerbelasting en € 60 kosten naheffing (hierna: de naheffingsaanslag).

1.2.

Belanghebbende heeft tegen deze naheffingsaanslag bezwaar gemaakt. De Heffingsambtenaar heeft op 16 februari 2018 uitspraak op bezwaar gedaan. In de uitspraak is het bezwaar ongegrond verklaard en is beslist dat de Heffingsambtenaar geen dwangsom is verschuldigd.

1.3.

Belanghebbende is van deze uitspraak in beroep gekomen bij de Rechtbank. Voor dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 46.

De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd behoudens de beslissing dat geen dwangsom is verschuldigd, het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard en teruggave van het griffierecht gelast.

1.4.

Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof.

Voor dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 128.

De Heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Belanghebbende heeft schriftelijk gerepliceerd.

1.6.

Op grond van artikel 8:58 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) heeft belanghebbende vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan de wederpartij.

1.7.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 10 januari 2020 te ‘s-Hertogenbosch.

Aldaar is toen verschenen en gehoord [gemachtigde heffingsambtenaar] als gemachtigde van de Heffingsambtenaar.

Belanghebbende en zijn gemachtigde zijn niet verschenen, zonder kennisgeving vooraf aan het Hof.

De griffier heeft verklaard dat zij belanghebbende bij brief van 20 november 2019 heeft uitgenodigd voor de zitting met vermelding van datum, plaats en tijdstip van de zitting. Deze brief, met nummer [nummer] , is aangetekend verzonden naar het door belanghebbende opgegeven adres. Tot de gedingstukken behoort een kopie van de lijst van aangetekende verzendbewijzen en een schermprint van de statusinformatie van het verzendbewijs. Hieruit volgt dat de uitnodiging voor de zitting op 26 november 2019 is afgehaald op een Post NL locatie.

1.8.

De Heffingsambtenaar heeft te dezer zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof.

1.9.

Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat in afschrift aan partijen is verzonden.

2 Feiten

2.1.

Op dinsdag 14 augustus 2017, om 14:38 uur is een naheffingsaanslag parkeerbelasting (bonnummer [bonnummer] ) opgelegd ter zake van het parkeren van een auto (een BMW) met kenteken [kenteken] aan de Torenallee te Eindhoven. Ter plaatse is parkeerbelasting verschuldigd.

2.2.

In het dossier bevindt zich een duplicaat naheffingsaanslag parkeerbelasting van 26 augustus 2017, gericht aan [A BV]

2.3.

De gemachtigde van belanghebbende heeft bij brief van 26 september 2017, ontvangen door de Heffingsambtenaar op 27 september 2017, bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslag.

2.4.

De Rechtbank heeft het onderzoek ter zitting van 14 februari 2019 geschorst en belanghebbende vervolgens bij brief van 28 februari 2019 in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over de te late indiening van het bezwaar.

2.5.

Belanghebbende heeft daarop gereageerd bij brief van 2 maart 2019 en daarin het volgende vermeld:

“In opgemelde zaak ontving ik uw brief van 28 februari 2019 met daarbij het proces-verbaal van de mondelinge behandeling. Ik bericht u als volgt.

Het bezwaarschrift is door mij op 26 september 2017 afgedrukt en op die datum ter post bezorgd. Dit is inmiddels meer dan anderhalf jaar geleden waardoor ik mij de situatie niet meer voor de geest kan halen.”.

2.6.

In hoger beroep is een print van een e-mail overgelegd van 25 september 2017, gericht aan gemeente@eindhoven.nl, waarbij belanghebbende bezwaar indient tegen de naheffingsaanslag. Tevens is een ontvangstbevestiging van diezelfde datum overgelegd afkomstig van gemeente@eindhoven.nl waarin is vermeld dat het bericht ter afhandeling zal worden doorgestuurd naar de behandelende afdeling/persoon.

3 Geschil en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:

  1. Was het bezwaar van belanghebbende ontvankelijk;

  2. Heeft belanghebbende recht op een proceskostenvergoeding voor het beroep;

  3. Is de Heffingsambtenaar een dwangsom verschuldigd?

Belanghebbende beantwoordt deze vragen bevestigend. De Heffingsambtenaar beantwoordt de eerste vraag bevestigend en de overige vragen ontkennend.

3.2.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en primair tot terugwijzing naar de Rechtbank, subsidiair tot afdoening van de zaak door het Hof. De Heffingsambtenaar concludeert primair tot niet-ontvankelijkverklaring van het hoger beroep, subsidiair tot gegrondverklaring van het hoger beroep, ongegrondverklaring van het beroep en bevestiging van de uitspraak op bezwaar.

4 Gronden

5 Beslissing