Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 21-01-2021, ECLI:NL:GHSHE:2021:133, 19/00336, 19/00337, 19/00340 en 19/00342

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 21-01-2021, ECLI:NL:GHSHE:2021:133, 19/00336, 19/00337, 19/00340 en 19/00342

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
21 januari 2021
Datum publicatie
17 maart 2021
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2021:133
Formele relaties
Zaaknummer
19/00336, 19/00337, 19/00340 en 19/00342

Inhoudsindicatie

Naheffingsaanslag BPM. Belanghebbende heeft niet aannemelijk gemaakt dat vóór 2020 het beleid bestond dat de CO2-uitstoot wordt vastgesteld conform hetgeen de RDW daarover heeft vastgesteld. Het beroep op het gelijkheidsbeginsel slaagt niet.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Nummers: 19/00336, 19/00337, 19/00340 en 19/00342

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] B.V.,

gevestigd in [vestigingsplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 22 mei 2019, nummers BRE 17/5767 tot en met 17/5774 in het geding tussen

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (hierna: Bpm) opgelegd.

1.2.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt.

1.3.

De inspecteur heeft uitspraak op bezwaar gedaan en het bezwaar gegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard.

1.5.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld bij het hof. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.6.

Op grond van artikel 8:58 Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) heeft belanghebbende vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan de wederpartij

1.7.

De zitting heeft digitaal plaatsgevonden op 10 juni 2020 te ’s-Hertogenbosch. Via een videoverbinding hebben hieraan deelgenomen [A] , bestuurder van belanghebbende, en [gemachtigde] , als gemachtigde van belanghebbende, en, namens de inspecteur, [inspecteur 1] en [inspecteur 2] .

1.8.

De inspecteur heeft voor de zitting een pleitnota toegezonden aan het hof. De griffier heeft deze pleitnota doorgestuurd naar belanghebbende. Deze pleitnota wordt met instemming van partijen geacht ter zitting te zijn voorgelezen.

1.9.

Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek geschorst en belanghebbende in de gelegenheid gesteld zijn op de zitting gedane bewijsaanbod met betrekking tot het gestelde beleid ten aanzien de vaststelling van de CO2-uitstoot gestand te doen.

1.10.

Bij brief van 23 juni 2020 heeft belanghebbende verzocht om uitstel. Bij brief van 9 juli 2020 heeft belanghebbende nadere stukken ingezonden en tevens verzocht om een nadere termijn. Bij brief van 7 augustus 2020 heeft belanghebbende nogmaals verzocht om een nadere termijn. Op 11 september 2020 heeft belanghebbende het hof laten weten dat geen nadere stukken meer zullen worden ingediend. Deze brieven zijn doorgestuurd naar de inspecteur. De inspecteur heeft bij brieven van 7 juli 2020 en 30 oktober 2020 gereageerd. Deze brieven zijn in afschrift aan belanghebbende gestuurd.

1.11.

Het hof heeft vervolgens bepaald dat een nadere zitting achterwege kan blijven. Geen van partijen heeft – na navraag door het hof – verklaard gebruik te willen maken van hun recht om op een nadere zitting te worden gehoord. Het hof heeft partijen schriftelijk medegedeeld dat het onderzoek is gesloten.

1.12.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat gelijktijdig met de uitspraak aan partijen wordt verzonden.

2 Feiten

2.1.

Belanghebbende heeft aangiften gedaan ter zake van de registratie van acht personenauto’s. Het op aangifte verschuldigde bedrag heeft belanghebbende steeds tijdig voldaan.

2.2.

De inspecteur heeft met dagtekening 10 augustus 2016 de naheffingsaanslag opgelegd. De naheffingsaanslag is opgelegd naar een bedrag van € 11.359. Gelijktijdig met de naheffingsaanslag heeft de inspecteur bij beschikking € 730 aan belastingrente in rekening gebracht.

2.3.

De inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar de naheffingsaanslag verminderd tot € 7.324. De belastingrente heeft de inspecteur verminderd tot € 259. Ook heeft de inspecteur voor bezwaar een kostenvergoeding van € 738 toegekend.

2.4.

De rechtbank heeft de uitspraak op bezwaar vernietigd, de naheffingsaanslag verminderd tot een bedrag van € 6.504, de belastingrente dienovereenkomstig verminderd, de inspecteur veroordeeld tot vergoeding van immateriële schade tot een bedrag van € 556, de Minister voor Rechtsbescherming veroordeeld tot vergoeding van immateriële schade tot een bedrag van € 444 en de inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende.

3 Geschil en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de vraag of de naheffingsaanslag terecht en tot het juiste bedrag opgelegd. Meer specifiek is in geschil:

Voor auto’s 2,3 en 6

1. Kan belanghebbende een beroep doen op de koerslijstwaarde van [bedrijf A] , met correctie voor “bijstelling markt- en dealersituatie”?

Voor auto 6

2. Dient een correctie op de koerslijstwaarde van [bedrijf A] te worden toegepast, omdat deze uitgaat van het waardeverloop van een officieel ingevoerde auto?

Voor auto 8

3. Kan de CO2-uitstoot worden vastgesteld op basis van het bepaalde in artikel 6a, aanhef en onder c, Uitvoeringsregeling Wet Bpm (de Scandinavische rekenmethode)?

Belanghebbende heeft op de zitting het hoger beroep in de zaken 19/00335 (auto 1), 19/00338 (auto 4), 19/00339 (auto 5) en 19/00341 (auto 7) ingetrokken.

Belanghebbende heeft in haar nader stuk het beroep op toepassing van een methode waarbij de verschuldigde Bpm wordt herleid vanuit de herrekende bruto Bpm ingetrokken.

3.2.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank, vernietiging van de uitspraak op bezwaar, vermindering van de naheffingsaanslag overeenkomstig haar berekeningen voor de auto’s 2, 3, 6 en 8. De inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing