Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 26-01-2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:184, 20/00594

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 26-01-2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:184, 20/00594

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
26 januari 2022
Datum publicatie
1 februari 2022
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2022:184
Zaaknummer
20/00594
Relevante informatie
Algemene wet inzake rijksbelastingen [Tekst geldig vanaf 01-01-2023 tot 01-01-2024] art. 67c, Algemene wet inzake rijksbelastingen [Tekst geldig vanaf 01-01-2023 tot 01-01-2024] art. 30h

Inhoudsindicatie

Verzuimboete (art. 67c AWR) en belastingrente (art. 30h AWR). Met de in het controlerapport geschetste gang van zaken staat het verzuim vast. De boete is bovendien naar het oordeel van het hof passend en geboden. De stelling van belanghebbende dat de inspecteur feitelijk geen rente-nadeel zou hebben geleden kan belanghebbende ook in verband met de belastingrenteregeling niet baten, enerzijds omdat daarbij wordt uitgegaan van een economische vereenzelviging waarvoor in het recht geen sten is en anderzijds omdat de belastingrenteregeling een vorm van een verzuimrenteregeling is, waarbij het feitelijk geleden rente-nadeel geen uitgangspunt is geweest. Het hoger beroep is ongegrond

Uitspraak

Team belastingrecht

Enkelvoudige Belastingkamer

Nummer: 20/00594

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

wonend in [woonplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van Rechtbank Den Haag (hierna: de rechtbank) van 9 september 2020, nummer SGR 20/2595 in het geding tussen

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft een naheffingsaanslag omzetbelasting over de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2017 (hierna: de naheffingsaanslag) opgelegd. Tevens is bij beschikking belastingrente in rekening gebracht en bij beschikking een boete opgelegd.

1.2.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt. De inspecteur heeft uitspraak op bezwaar gedaan en het bezwaar ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof Den Haag. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Het Gerechtshof Den Haag heeft deze zaak voor verdere behandeling en beoordeling verwezen naar het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch (hierna: het hof).

1.5.

De zitting heeft plaatsgevonden op 19 november 2021 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen [gemachtigde] , als gemachtigde van belanghebbende, en, namens de inspecteur, [inspecteur 1] en [inspecteur 2] .

1.6.

Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

2 Feiten

2.1.

Belanghebbende heeft een eenmanszaak. De bedrijfsactiviteiten bestaan uit het exploiteren van een horecagedeelte in een voormalig klooster aan de [adres] te [plaats] . Belanghebbende is als zodanig ondernemer in de zin van artikel 7 van de Wet op de omzetbelasting 1968.

2.2.

Belanghebbende heeft aan [de Brasserie] (hierna: de Brasserie), waarvan de heer [A] (hierna: [A] ) de eigenaar is, facturen uitgereikt waarop zij geen omzetbelasting heeft vermeld. In haar aangiften omzetbelasting voor de jaren 2014 en 2015 heeft belanghebbende uitsluitend niet bij haar belaste omzet aangegeven.

2.3.

Bij belanghebbende heeft een controle plaatsgevonden naar, onder meer, de aanvaardbaarheid van de aangiftes omzetbelasting over de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2017. In het rapport dat van dit onderzoek is opgemaakt (het controlerapport) staat onder meer het volgende vermeld:

“2.5 Factuureisen

Mevrouw [B] voldoet niet aan de factuureisen inzake artikel 35a van de Wet op de omzetbelasting 1968. In de jaren 2014 en 2015 werden de aangiften omzetbelasting ingediend alsof er gefactureerd werd met btw-verlegd. Hiervan was en is geen sprake. Het betreft het factureren van de geleverde diensten van mevrouw [B] aan de heer [A] . Middels mailwisseling tussen mevrouw [C] en de accountant is mevrouw [B] hierop gewezen. Vanaf het jaar 2016 wordt de omzet aangegeven in de aangiften omzetbelasting met verschuldigdheid, echter is dit niet zo gefactureerd. Tijdens het boekenonderzoek is gebleken dat de facturen nog steeds werden verstuurd zonder vermelding van omzetbelasting. Wij hebben mevrouw [B] en de accountant hierop gewezen: Als gevolg van deze facturatie heeft de heer [A] geen recht op aftrek voorbelasting. Om recht te hebben op de aftrek van voorbelasting is, op grond van artikel 15 van de Wet op de omzetbelasting 1968 een factuur nodig waarop aan de ondernemer omzetbelasting in rekening is gebracht.

(…)

6.1

Aansluiting aangifte omzetbelasting met administratie (...)

2014: Volgens de administratie van [belanghebbende] bedraagt de omzet € 18.122, in de aangifte omzetbelasting is slechts een bedrag van € 16.705 aangegeven. De aangegeven omzet is echter aangegeven onder het kopje “leveringen/diensten 0% of niet bij ondernemer belast”. (...).

Naheffing 2014 bedraagt € 18.122 x 21% = 3.805.

2015: De gerealiseerde omzet bedraagt in 2015 € 23.945. In de aangifte omzetbelasting is echter maar een bedrag van € 12.000 aangegeven en (...) onder de verkeerde rubriek. (...)

Middels mailwisseling (...) is er door de accountant aangegeven dat de omzet € 19.447 bedraagt. Over dit bedrag is een naheffingsaanslag (...) opgelegd met een na te heffen bedrag van € 4.083.(...)

Over het verschil tussen de (...) omzet van € 19.447 en de daadwerkelijke omzet van € 23.945 wordt een naheffingsaanslag opgelegd.

Naheffing 2015 bedraagt € 23.945 -/- 19.447 x 21% = 945.

2016: Volgens de administratie bedraagt de omzet € 38.169 en niet (...)€ 16.500. De omzet is echter in dit jaar wel aangegeven onder de rubriek “leveringen/diensten hoog”.

Naheffing 2016 € 38.169 -/- € 16.500 x 21% = € 4.550.

2017: Volgens de administratie bedraagt de omzet € 33.536 en niet (...) € 27.490.

Naheffing 2017 € 33.536 -/- € 27.490 x 21% = € 1.269.(...)

6.2

Voorbelasting (...)

2016: (...) Correctie voorbelasting: € 2.727 (...) 2017: (...) Correctie voorbelasting: € 4.233 (...) 6.3 Kleine ondérnemersregeling (...) Correctie kleineondernemersregeling 2016: € 738 Correctie kleineondernemersregeling 2017: € 825 (...)”

2.4.

Naar aanleiding van de bevindingen van het boekenonderzoek is op 28 maart 2019 aan belanghebbende een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd voor een bedrag van € 19.830. Hierbij is tevens een verzuimboete opgelegd van € 1.983 en is een bedrag aan belastingrente in rekening gebracht ter hoogte van € 1.897.

2.5.

De rechtbank heeft het beroep van belanghebbende gegrond verklaard. Als gevolg van een rekenfout was de naheffingsaanslag te hoog vastgesteld. De rechtbank heeft geoordeeld dat de naheffingsaanslag moest worden verminderd naar € 19.092. De boetebeschikking en rentebeschikking moesten dienovereenkomstig worden verminderd. Verder heeft de rechtbank geoordeeld dat de boetebeschikking in verband met een eerder over het jaar 2015 opgelegde verzuimboete dient te worden verminderd voor zover die verzuimboete betrekking had op het jaar 2015.

2.6.

Met dagtekening 2 oktober 2020 zijn de naheffingsaanslag, de belastingrente en de boetebeschikking conform de uitspraak van de rechtbank verminderd.

3. Geschil en conclusies van partijen

3.1.

In geschil is of de naheffingsaanslag, de verzuimboete en de belastingrente terecht en naar het juiste bedrag in rekening zijn gebracht.

3.2.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vernietiging van de naheffingsaanslag, de verzuimboete en de rentebeschikking. De heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing