Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 06-11-2023, ECLI:NL:GHSHE:2023:3714, 20-000744-19
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 06-11-2023, ECLI:NL:GHSHE:2023:3714, 20-000744-19
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 6 november 2023
- Datum publicatie
- 9 november 2023
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2023:3714
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBLIM:2019:1484, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Zaaknummer
- 20-000744-19
Inhoudsindicatie
procesafspraken
Uitspraak
Parketnummer : 20-000744-19
Uitspraak : 6 november 2023
TEGENSPRAAK
Arrest van de economische kamer van het gerechtshof 's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Limburg, zittingsplaats te Maastricht, van 18 februari 2019, in de strafzaak met parketnummer 04-990001-09 tegen:
[verdachte] ,
statutair gevestigd te [adres] ,
verder te noemen: de verdachte en
ter terechtzitting vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger] , directeur,
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake
1. medeplegen van het overtreden van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 3:1 van de Algemene douanewet, betrekking hebbend op goederen die ingevolge regelingen van internationaal of nationaal recht worden aangemerkt als strategische goederen, opzettelijk meermalen gepleegd;
2, 3, 4 en 5 telkens: medeplegen van het overtreden van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 3:1 van de Algemene douanewet, betrekking hebbend op goederen die ingevolge regelingen van internationaal of nationaal recht worden aangemerkt als strategische goederen, opzettelijk gepleegd;
6 7 en 8 telkens: medeplegen van valsheid in geschrift;
veroordeeld tot een geldboete van € 500.000,00, waarvan € 250.000,00 voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
Door de officier van justitie en namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld. Blijkens de akte rechtsmiddel is het door de officier van justitie ingestelde hoger beroep gericht tegen de partiële vrijspraken van de feiten 1, 2, 3, 4, 5 en 11.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft, in het verlengde van de tussen het openbaar ministerie en de verdediging overeengekomen procesafspraken, gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen, met uitzondering van de in dat vonnis opgelegde straf en, opnieuw rechtdoende, de verdachte zal veroordelen tot een geldboete van € 175.000,00.
De verdediging heeft zich in het verlengde van de tussen het openbaar ministerie en de verdediging overeengekomen procesafspraken gerefereerd aan het oordeel van het hof voor wat betreft de bewezenverklaring, kwalificatie en strafbaarheid van feit en de verdachte, en zich geconformeerd aan de door de advocaat-generaal gevorderde straf.
Afdoeningsvoorstel
Het hof stelt vast dat tussen het openbaar ministerie en de verdediging procesafspraken zijn gemaakt, die erop neer komen dat het vonnis van de rechtbank, voor wat betreft de bewezenverklaring, de kwalificatie en de strafbaarheid in stand blijft en derhalve tegen de bewezenverklaring namens de verdachte geen verweer meer wordt gevoerd. Ten aanzien van de door de rechtbank opgelegde straf zijn de navolgende procesafspraken in de vorm van een afdoeningsvoorstel overeengekomen:
i. Het openbaar ministerie en [verdachte] accepteren de bewezenverklaring zoals opgenomen in het vonnis van de rechtbank Limburg met parketnummer
04/990001-09. Ter zitting zal niet een andere bewezenverklaring worden gevorderd
of verzocht.
ii. Het Openbaar Ministerie eist een boete van € 175.000,00.
iii. De boete zal worden voldaan uit het saldo dat wordt aangehouden op de door het
Openbaar Ministerie ten name van de vennootschap beslagen bankrekeningen dan
wel het bedrag dat ter zekerheid op een rekening van het Openbaar Ministerie werd
overgemaakt.
iv. Betrokkene doet afstand van de ingediende (en reeds toegewezen) onderzoekswensen en dient geen nadere onderzoekswensen in. Het openbaar ministerie initieert evenmin nader onderzoek.
Voormelde procesafspraken in de vorm van een afdoeningsvoorstel zijn ter terechtzitting van 23 oktober 2023 integraal besproken in aanwezigheid van de vertegenwoordiger en de raadsvrouw van de verdachte. De vertegenwoordiger heeft ter terechtzitting verklaard dat hij namens de verdachte vrijwillig, op basis van voldoende en duidelijke informatie en terwijl hij zich bewust is van de rechtsgevolgen, gekomen is tot de ondubbelzinnige beslissing mee te werken aan dit afdoeningsvoorstel en de daarmee gepaard gaande afstand van verdedigingsrechten. Voorts heeft de raadsvrouw ter terechtzitting in hoger beroep naar voren gebracht dat zij de procesafspraken uitdrukkelijk met de vertegenwoordiger van de verdachte heeft besproken en dat hij namens de verdachte wenst mee te werken aan dit afdoeningsvoorstel.
Centraal bij het onderzoek ter terechtzitting stond bovenal de beantwoording van de vragen van artikel 348 en met name van artikel 350 van het Wetboek van Strafvordering. Bij de beantwoording van de genoemde vraagpunten zijn de procesafspraken tussen het Openbaar Ministerie en de verdachte betrokken.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het beroepen vonnis en met de gronden waarop dit berust, behalve voor wat betreft de opgelegde straf en de strafmotivering. Bijgevolg zal het hof ook de met de op te leggen straffen samenhangende toepasselijke wettelijke voorschriften vervangen.
Op te leggen straf
Bewezen is verklaard dat de verdachte rechtspersoon zich met anderen schuldig heeft gemaakt aan meerdere exportdelicten door te handelen in strijd met de vergunningplicht, valsheid in geschrifte en het in structureel verband plegen van die feiten.
De verdachte rechtspersoon heeft met medeverdachten welbewust met een in Bahrein gevestigde dochteronderneming en andere gelieerde ondernemingen juridische schijnconstructies opgezet om goederen via een omweg aan klanten in Iran te leveren. Deze schijnconstructies hadden tot doel om de vergunningplicht, teneinde het bewaken van de internationale veiligheid en rechtsorde door het tegengaan van proliferatie, te omzeilen. Hiermee is sprake van een ernstige normschending en het hof rekent het de verdachte dan ook aan dat er is gehandeld zoals is bewezenverklaard.
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de aard en hoedanigheid van de verdachte rechtspersoon, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Voorts heeft het hof kennisgenomen van het afdoeningsvoorstel van het Openbaar Ministerie en de verdediging.
Het hof heeft bij de strafoplegging acht geslagen op de inhoud van het uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 28 december 2022, betreffende het justitiële verleden van de verdachte. Hieruit blijkt dat de rechtspersoon niet eerder door een strafrechter is veroordeeld.
Ook heeft het hof gelet op de financiële omstandigheden waarin de verdachte verkeert. [verdachte] heeft de afgelopen jaren geen wezenlijke handel gedreven en naar alle waarschijnlijkheid zal de rechtspersoon binnen één of twee jaar worden opgeheven als [vertegenwoordiger] met pensioen gaat.
Ten slotte heeft het hof de navolgende omstandigheden meegewogen bij de boordeling van de in het afdoeningsvoorstel vermelde straf:
- -
-
er is sprake van oude feiten die hebben plaatsgevonden in de periode van februari 2009 tot en met juni 2010;
- -
-
er is sprake van een overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM zowel in eerste aanleg als in hoger beroep.
Alles overziend is het hof van oordeel dat de in het afdoeningsvoorstel opgenomen sanctiebeslissing in redelijke verhouding staat tot de ernst van de zaak zoals die blijkt uit de processtukken en het verhandelde op de terechtzitting. Het hof heeft daarbij mede gelet op de aard en hoedanigheid van de verdachte rechtspersoon en haar draagkracht, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Aldus zal het hof het Openbaar Ministerie en de verdediging volgen in het afdoeningsvoorstel als hiervoor onder het gelijknamige kopje weergegeven en aldus beslissen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 23, 24, 47, 51, 57, 140 en 225 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 1, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten, de artikelen 1:4 en 3:1 van de Algemene Douanewet en artikel 2 van het Besluit strategische goederen, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.