Rechtbank Limburg, 18-02-2019, ECLI:NL:RBLIM:2019:1484, 04/990001-09
Rechtbank Limburg, 18-02-2019, ECLI:NL:RBLIM:2019:1484, 04/990001-09
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Limburg
- Datum uitspraak
- 18 februari 2019
- Datum publicatie
- 18 februari 2019
- ECLI
- ECLI:NL:RBLIM:2019:1484
- Formele relaties
- Hoger beroep: ECLI:NL:GHSHE:2023:3714, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Zaaknummer
- 04/990001-09
Inhoudsindicatie
Veroordelingen voor het zonder vergunning uitvoeren van gasturbineonderdelen naar Iran
Rechtbank Limburg heeft het Venlose bedrijf Euroturbine BV en vier medeverdachten vandaag veroordeeld voor met name het zonder vergunning uitvoeren van gasturbineonderdelen naar Iran.
Wat is er gebeurd?
Nadat het Nederlandse vergunningenbeleid voor de export van gasturbineonderdelen naar Iran begin 2009 was aangescherpt vanwege signalen van proliferatiegevoelige activiteiten, hebben de verdachten samen met een in Bahrein gevestigde dochteronderneming en andere gelieerde ondernemingen juridische schijnconstructies opgezet om de gasturbineonderdelen toch via een omweg aan klanten in Iran te leveren.
De rechtbank heeft geoordeeld dat deze schijnconstructies tot doel hadden om de vergunningplicht te omzeilen en heeft de verdachten veroordeeld voor het handelen in strijd met die vergunningplicht en valsheid in geschrifte. Verdachten zijn ook veroordeeld voor het in structureel verband plegen van die feiten.
De (indirect) aandeelhouder die ook werd verdacht van onjuiste belastingaangiftes en het witwassen van gelden met een criminele herkomst, is voor het overgrote deel van deze feiten vrijgesproken.
Straffen
Aan de in Nederland en Bahrein gevestigde vennootschappen zijn geldboetes opgelegd van respectievelijk € 500.000,-- en € 350.000,--, waarvan de helft voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.
Bij het bepalen van de straf voor de drie verdachte personen heeft de rechtbank rekening gehouden met het achterliggende doel van de vergunningplicht voor gasturbineonderdelen, namelijk het bewaken van de internationale veiligheid en rechtsorde door het tegengaan van proliferatie.
Het welbewust handelen van de verdachten om de nationale en internationale exportcontrolewetgeving te omzeilen, is dan ook te beschouwen als een ernstige normschending. De vraag of de goederen geëxporteerd mochten worden was namelijk na het opleggen van de vergunningplicht niet meer aan de verdachten, maar aan de Nederlandse autoriteiten. Door dit systeem te ondermijnen en slinkse wegen te zoeken om de goederen toch zonder de vereiste vergunning in Iran te krijgen, hebben de verdachten strafbare feiten gepleegd die in beginsel een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf rechtvaardigen.
Bij het bepalen van de straffen heeft de rechtbank echter ook rekening gehouden met het lange tijdsverloop tussen de aanhouding van de verdachten in april 2010 en de uiteindelijke berechting in 2018/2019. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met het feit dat een voormalige directeur van het bedrijf, die ook deels bij deze feiten betrokken was, door het OM is bestraft met een werkstraf van 120 uren.
De indirect aandeelhouder, door de rechtbank aangemerkt als “de grote baas” is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 11 maanden voorwaardelijk en een werkstraf van 240 uren.
De directeur van het bedrijf is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 maanden, waarvan 7 maanden voorwaardelijk en een werkstraf van 200 uren.
De werkneemster die de praktische gang van zaken rondom de verboden exporten regelde, is veroordeeld tot een werkstraf van 180 uren.
Omdat de drie verdachten in 2010 een maand in voorlopige hechtenis hebben gezeten, hoeven ze niet terug naar de gevangenis.
Uitspraak
Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 04/990001-09
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige economische kamer d.d. 18 februari 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
gevestigd te [adres] .
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zittingen van 1, 2, 8, 9, 11 en 30 oktober 2018, 19, 20 en 27 november 2018. Het onderzoek ter terechtzitting is op 4 februari 2019 gesloten.
Namens de verdachte wordt het woord gevoerd door [medeverdachte 1] en de raadslieden, die in wisselende samenstelling (telkens) zijn verschenen. De officieren van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Feiten 1, 3 en 5: al dan niet opzettelijk samen met een ander of anderen een hoeveelheid turbineonderdelen heeft uitgevoerd dan wel heeft doen of laten uitvoeren zonder uitvoervergunning en/of die goederen uitgevoerd zonder mededeling van een gewijzigde bestemming en/of die goederen uitgevoerd zonder mededeling aan de autoriteiten die besluiten of een vergunning vereist is;
Feiten 2 en 4: al dan niet opzettelijk samen met een ander of anderen een hoeveelheid turbineonderdelen heeft uitgevoerd dan wel heeft doen of laten uitvoeren zonder uitvoervergunning en/of die goederen uitgevoerd zonder mededeling van een gewijzigde bestemming;
Feiten 6 tot en met 8: samen met een ander of anderen valsheid in geschrifte heeft gepleegd;
Feiten 9 en 10: samen met een ander of anderen opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een valse of vervalste factuur, als ware die echt en onvervalst;
Feit 11: deel heeft genomen aan een criminele organisatie die gericht was op ongeoorloofde uitvoer van turbineonderdelen, het plegen van valsheid in geschrifte en gebruikmaking van vervalste of valse geschriften, als waren zij echt en onvervalst.
3 Inleiding en de opbouw van dit vonnis
In deze strafzaak wordt de verdachte en zijn medeverdachten onder andere verweten dat zij
– kort gezegd – gasturbineonderdelen hebben uitgevoerd naar Iran, terwijl daarvoor geen vergunning was aangevraagd of verleend, dat zij daartoe gebruik hebben gemaakt van omleidingsroutes en dat zij voor het creëren van die omleidingsroutes facturen hebben vervalst of gebruik hebben gemaakt van vervalste facturen. Het ook aan de verdachte verweten lidmaatschap van een criminele organisatie ziet eveneens op het – in georganiseerd verband – plegen van deze feiten.
Het verbod om deze gasturbineonderdelen zonder vergunning uit te voeren is vastgelegd in een beschikking van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 10 februari 2009, ondertekend namens deze door de heer [getuige 2] , lid van het Management team Directie Handelproblematiek en Globalisering. De beschikking is op 10 februari 2009 aan de toenmalige directeur van [verdachte] , mevrouw [voormalig direteur verdachte] , persoonlijk uitgereikt door de heer [getuige 1] , destijds senior beleidsmedewerker/expert bij het Ministerie van Economische zaken. De beschikking is in het dossier en gedurende de behandeling van de strafzaak steeds aangeduid als “de catch-all” en zal in dit vonnis ook zo worden genoemd.
Omdat over de rechtmatigheid en de reikwijdte van deze catch-all uitgebreid verweer is gevoerd, zal daarop in dit vonnis eerst worden ingegaan, vervolgens zal worden beoordeeld welke van de tenlastegelegde feiten bewezenverklaard kunnen worden en waarom. Tot slot zal de strafbaarheid van de feiten en van de verdachte en de strafoplegging behandeld worden.
Hierbij wordt de volgende indeling aangehouden: