Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 18-12-2024, ECLI:NL:GHSHE:2024:4075, 22/1555

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 18-12-2024, ECLI:NL:GHSHE:2024:4075, 22/1555

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
18 december 2024
Datum publicatie
3 april 2025
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2024:4075
Formele relaties
Zaaknummer
22/1555
Relevante informatie
Wet op de accijns [Tekst geldig vanaf 01-01-2025 tot 01-01-2026] art. 66, Wet op de accijns [Tekst geldig vanaf 01-01-2025 tot 01-01-2026] art. 70, Art. 31a Uitv.besl. Accijns, Art. 67c AWR

Inhoudsindicatie

Belanghebbende heeft in 2013 gasolie per vrachtauto vervoerd vanuit Nederland naar België, zonder dekking van een administratief geleidedocument. De gasolie is in België gebruikt voor de aandrijving van schepen of als scheepsbehoeften aan boord van schepen anders dan pleziervaartuigen (bunkeren). Het hof is van oordeel dat belanghebbende geen recht heeft op teruggaaf van accijns en dat zij zich onder meer niet kan beroepen op de bunkervrijstelling (artikel 70, lid 1, letter b, en artikel 66, lid 1, letter b, Wet op de accijns). Weliswaar is de wettekst onduidelijk, maar uit het systeem van Richtlijn 2008/118/EG en de Wet op de accijns volgt dat voor toepassing van de bunkervrijstelling in Nederland is vereist dat het bunkeren in Nederland plaatsvindt. Het hof vernietigt de verzuimboete vanwege de onduidelijke wettekst.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Nummer: 22/1555

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] B.V.,

gevestigd in [vestigingsplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 4 augustus 2022, nummer BRE 19/3924, in het geding tussen belanghebbende,

de inspecteur van de Douane,

hierna: de inspecteur, en

de Staat (de minister van Justitie en Veiligheid),

hierna: de minister.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft over de tijdvakken in de periode 1 januari 2013 tot en met 31 december 2013 een naheffingsaanslag accijns van minerale oliën en een naheffingsaanslag voorraadheffing opgelegd (hierna samen: de naheffingsaanslag). Tevens is bij beschikking belastingrente in rekening gebracht en bij beschikking een boete opgelegd.

1.2.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt. De inspecteur heeft uitspraken op bezwaar gedaan en de bezwaren tegen de naheffingsaanslag en de beschikking belastingrente ongegrond verklaard en het bezwaar tegen de boetebeschikking gegrond verklaard. De inspecteur heeft de naheffingsaanslag en beschikking belastingrente nadien ambtshalve verminderd.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar met uitzondering van de beslissing over de kostenvergoeding vernietigd, de naheffingsaanslag en de beschikking belastingrente zoals deze na ambtshalve vermindering zijn vastgesteld gehandhaafd, de boetebeschikking verminderd en nevenbeslissingen gegeven met betrekking tot de vergoeding van immateriële schade, het griffierecht en de proceskosten.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld bij het hof. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

De zitting heeft plaatsgevonden op 26 september 2024 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen [gemachtigde 1] en [gemachtigde 2] , als gemachtigden van belanghebbende, in aanwezigheid van [naam 1] en [naam 2] , en, namens de inspecteur, [inspecteur 1] en [inspecteur 2] .

1.6.

Belanghebbende heeft tijdens de zitting een pleitnota voorgelezen en exemplaren daarvan overgelegd aan het hof en aan de andere partij.

1.7.

Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

1.8.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat gelijktijdig met de uitspraak aan partijen wordt verzonden.

2 Feiten

2.1.

Belanghebbende handelt in gasolie die is voorzien van herkenningsmiddelen, ook wel bekend onder de naam rode diesel. Zij beschikt over tankwagens waarmee de gasolie rechtstreeks wordt afgeleverd aan boord van zee- en binnenvaartschepen. Belanghebbende heeft geen vergunning accijnsgoederenplaats.

2.2.

Belanghebbende heeft ter zake van de gasolie die zij in 2013 heeft verhandeld, in Nederland telkens de verschuldigde accijns en voorraadheffing aangegeven en voldaan.

2.3.

Belanghebbende heeft over 2013 verzocht om teruggaaf van accijns en voorraadheffing op basis van artikel 70, lid 1, onderdeel b, Wet op de accijns (hierna: WA). Die teruggaaf is verleend.

2.4.

De inspecteur heeft een onderzoek ingesteld naar de teruggaafverzoeken over 2013. De bevindingen van het onderzoek zijn vastgelegd in het controlerapport dat is vastgesteld op 14 april 2016. De inspecteur heeft geconcludeerd dat belanghebbende ten onrechte heeft verzocht om teruggaaf van accijns en voorraadheffing ter zake van 31 leveringen waarbij uit de opgemaakte bunkerverklaring volgt dat is geleverd aan schepen in België. De betreffende 31 leveringen zijn gespecificeerd in bijlage 1 bij het controlerapport (hierna: de 31 leveringen). In het controlerapport is aangekondigd dat een naheffingsaanslag en een boete zal worden opgelegd.

2.5.

Het vervoer van de gasolie ter zake van de 31 leveringen heeft plaatsgehad per vrachtauto vanuit Nederland naar België en heeft niet onder dekking van een administratief geleidedocument plaatsgevonden. Ter zake van de 31 leveringen staat vast dat de betreffende gasolie die in België is geleverd (zie 2.4), is gebruikt voor de aandrijving van schepen of als scheepsbehoeften aan boord van schepen anders dan pleziervaartuigen (bunkeren).

2.6.

De inspecteur heeft in zijn e-mail van 30 oktober 2015, zoals aangekondigd tijdens het boekenonderzoek, aan belanghebbende meegedeeld dat een naheffingsaanslag kan worden voorkomen als de volgende vragen door de Belgische Douane bevestigend worden beantwoord:

‘-De hoeveelheden gasolie vermeld in bijlage 1 van het rapport (totaal 692.376 liter) zijn op datum vermeld in de 2e kolom ‘datum’ voorhanden geweest in België

-Voor het voorhanden hebben in België is voor de hoeveelheden gasolie in België een accijnsschuld ontstaan.

-Er is afgezien van het opleggen van een aanslag voor de verschuldigde accijnzen in België omdat de hoeveelheden accijnsgoederen zijn afgeleverd aan de schepen vermeld in de kolom ‘Boot” te (zie kolom ‘leveringsplaats’

-Er voor de gasolie welke zal worden aangewend als brandstof voor de voortstuwing van de genoemde vaartuigen een vrijstellingsbepaling van toepassing is in België. (…)’

2.7.

De Belgische Douane heeft op 14 januari 2016 de volgende reactie op de vragen van de inspecteur gegeven:

‘1. (…) Aangezien de goederen niet meer voorhanden zijn in België is het onmogelijk om dit nu nog na te kijken.

2. (…) Bij het overlopen van de lijst in bijlage 1 van het controlerapport van de Nederlandse collega’s is gebleken dat het leveringen in België aan binnenschepen betreft. Voor de vaart op de binnenwateren is er in de Belgische wetgeving een vrijstelling voorzien in artikel 429, §2, g van de Programmawet van 27 december 2004 (Belgisch Staatsblad van 31 december 2004) waardoor er voor deze levering dus geen accijnsschuld is ontstaan.

3. (…) Aangezien de goederen niet meer voorhanden zijn in België is het onmogelijk om dit nu nog na te kijken.

4. (…) Zie hierboven bij vraag 2’

2.8.

De naheffingsaanslag is vervolgens overeenkomstig de bevindingen in het controlerapport opgelegd. Daarbij is teruggenomen de verleende teruggaaf van accijns en voorraadheffing die betrekking heeft op de 31 leveringen. De nageheven accijns van minerale oliën bedraagt € 306.394,71 en de nageheven voorraadheffing bedraagt € 5.486,49. Tevens is bij beschikking € 27.809 belastingrente in rekening gebracht en bij beschikking een boete van € 5.278 opgelegd. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt.

2.9.

De inspecteur heeft in de bezwaarfase op verzoek van belanghebbende een Verzoek Wederzijdse Bijstand (WZB-verzoek) gedaan bij de Belgische Douane en daarbij dezelfde vragen gesteld als vermeld in zijn e-mail van 30 oktober 2015 (zie 2.6).

2.10.

De Belgische Douane heeft als volgt geantwoord op het WZB-verzoek:

‘De antwoorden geformuleerd op 14-01-2016 blijven van toepassing.

Er werd een bijkomend onderzoek verricht waarbij aan het Hulpkantoor Antwerpen de vraag werd gesteld om na te gaan of er voor de zendingen vermeld in bijlage 1 van uw schrijven VGD-documenten werden ontvangen door het Hulpkantoor en of er voor deze documenten voorafgaandelijk werd geborgd. Dit zou dan immers kunnen aantonen dat de goederen voorhanden zijn geweest in België.

Met het schrijven van 23-01-2018 meldt het Hulpkantoor dat er door de [belanghebbende] geen verrichtingen zijn gebeurd in 2013 in Antwerpen. Er zijn wel enkele AC4 documenten teruggevonden gemaakt op het Hulpkantoor Gent. Deze zijn echter niet van 2013 en hierin wordt steeds verwezen naar een eAD waarvoor de accijnsschorsingsregeling werd toegepast en geen overbrenging in verbruik. (…)’

2.11.

Bij uitspraak op bezwaar heeft de inspecteur de naheffingsaanslag en de rentebeschikking gehandhaafd en de boete verminderd tot € 4.920.

2.12.

Nadat belanghebbende beroep heeft ingesteld, heeft de inspecteur bewezen geacht dat ter zake van twee van de 31 leveringen sprake is van uitvoer, omdat de betreffende schepen het grondgebied van de Unie hebben verlaten. Bij ambtshalve vermindering met dagtekening 12 december 2019 heeft de inspecteur de naheffingsaanslag accijns van minerale oliën verminderd tot € 243.476,16, de naheffingsaanslag voorraadheffing verminderd tot € 4.371,51 en de beschikking belastingrente verminderd tot € 22.098,39. Ten aanzien van de overige 29 leveringen, ter zake waarvan niet in geschil is dat sprake is van bunkeren (zie 2.5) (hierna: de 29 leveringen), heeft de inspecteur geen vermindering verleend.

2.13.

De rechtbank heeft de naheffingsaanslag en de beschikking belastingrente zoals deze na ambtshalve vermindering op 12 december 2019 zijn vastgesteld, gehandhaafd en de boete verminderd tot € 3.936.

3 Geschil en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:

  1. Is de naheffingsaanslag, zoals deze na ambtshalve vermindering is vastgesteld, terecht en tot het juiste bedrag vastgesteld?

  2. Is de boete terecht opgelegd en, zo ja, is deze passend en geboden?

3.2.

Belanghebbende concludeert primair tot vernietiging van de naheffingsaanslag, de beschikking belastingrente en de boetebeschikking en subsidiair tot terugwijzing naar de rechtbank.

3.3.

De inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing