Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 30-04-2025, ECLI:NL:GHSHE:2025:1241, 23/397

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 30-04-2025, ECLI:NL:GHSHE:2025:1241, 23/397

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
30 april 2025
Datum publicatie
25 juni 2025
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2025:1241
Formele relaties
Zaaknummer
23/397
Relevante informatie
Wet inkomstenbelasting 2001 [Tekst geldig vanaf 15-03-2025 tot 01-01-2026] art. 6.1, Art. 6.40 Wet IB 2001, Art. 7:15 Awb, Art. 8:42 Awb, Art. 16 AWR

Inhoudsindicatie

Artikel 6.1 en 6.2 Wet IB 2001

Belanghebbende stelt dat er geen sprake is van een nieuw feit dat navordering rechtvaardigt. Daarnaast zijn volgens belanghebbende te lage bedragen in aftrek toegelaten als partneralimentatie. Het hof oordeelt dat de inspecteur beschikt over het voor een navordering benodigde nieuwe feit en dat alleen de bedragen aan partneralimentatie die op belanghebbende drukken als persoonsgebonden aftrek kunnen worden toegelaten. Dit leidt tot een hogere persoonsgebonden aftrek dan is verleend. In zoverre is het hoger beroep gegrond.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Nummer: 23/397

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

wonend in [woonplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 10 februari 2023, nummer BRE 21/3394, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft een navorderingsaanslag inkomstenbelasting / premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) 2015 opgelegd. Tevens is bij beschikking belastingrente in rekening gebracht.

1.2.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt. De inspecteur heeft uitspraak op bezwaar gedaan en het bezwaar ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld bij het hof. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

De zitting heeft plaatsgevonden op 26 maart 2025 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen belanghebbende en zijn gemachtigde [gemachtigde] , en, namens de inspecteur, [inspecteur 1] en [inspecteur 2] .

1.6.

Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

2 Feiten

2.1.

Belanghebbende is gescheiden in het jaar 2012. Tussen belanghebbende en zijn ex-partner is een echtscheidingsconvenant opgemaakt. In het echtscheidingsconvenant is onder meer het volgende bepaald:

“ (..)

Artikel 1: De kinderen

(..)

1.3.

De behoefte van de kinderen aan een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding is door partijen vastgesteld op een bedrag van € 925,- per maand zoals blijkt uit de als bijlage 1 aan dit convenant gehechte alimentatieberekening. Met ingang van de datum van de definitieve echtscheidingsbeschikking is de vrouw gehouden aan de man een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding en/of levensonderhoud en studie van de kinderen ter grootte van € 167,84 per maand te betalen, naar rato berekend van hun feitelijk verblijf van 75% bij de man en 25% bij de vrouw, rekening houdende met de draagkracht van beiden. Deze kinderalimentatie zal zijn onderworpen aan de wettelijke indexering als bedoeld in

artikel 1:402a BW, voor het eerst met ingang van 1 januari 2013.

(..)

Artikel 2: Partneralimentatie

2.1.

Met ingang van de datum van de definitieve echtscheidingsbeschikking is de man gehouden in het levensonderhoud van de vrouw bij te dragen met een bedrag van € 366,98 bruto per maand, welk bedrag bij vooruitbetaling per maand aan haar zal worden voldaan. Dat bedrag zal jaarlijks worden verhoogd met de wettelijke indexering, zoals bedoeld is in artikel 1:402a BW, voor het eerst met ingang van 1 januari 2013.

(..)

2.5.

(..)

In afwijking van artikel 1.3 en 2.1 komen partijen overeen dat de ‘netto’ kosten van de man van thans € 45 ten aanzien van de partneralimentatie door de man worden gestort op de ‘kindrekening’ en de ‘netto’ opbrengst hiervan ad. thans € 80,- van de vrouw door de vrouw worden opgenomen van de ‘kindrekening’ en het hierdoor ontstane tekort van alsdan € 80 - € 45 = -/- € 35 door beiden voor de helft op de kindrekening zullen worden gestort.

(..)”

2.2.

Ter zitting bij de rechtbank heeft de gemachtigde van belanghebbende een toelichting gegeven op de tussen belanghebbende en zijn ex-partner in het echtscheidingsconvenant gemaakte afspraken en de wijze waarop daaraan uitvoering is gegeven. Voor de uiteindelijke betaling van de partneralimentatie is rekening gehouden met de (geschatte) belasting die belanghebbende en zijn ex-partner over de alimentatieverplichtingen verschuldigd waren respectievelijk welke bedragen aan belasting zij daarover terug zouden krijgen. Met inachtneming van het voorgaande is berekend dat belanghebbende ‘netto’ een bedrag van € 45 is verschuldigd aan zijn ex-partner en dat de ex-partner van belanghebbende ‘netto’ recht heeft op een bedrag van in totaal € 80. Het verschil tussen deze twee bedragen werd door beide partijen voor de helft op een kindrekening gestort (hierna: de kindrekening). Over deze kindrekening hadden zowel belanghebbende als zijn ex-partner de controle.

2.3.

Belanghebbende heeft op 5 april 2016 aangifte IB/PVV voor het jaar 2015 ingediend. In de aangifte heeft belanghebbende onder meer een loon van € 39.012 aangegeven en een bedrag van € 5.404 aan onderhoudsverplichtingen als persoonsgebonden aftrek aangegeven. Dit laatste bedrag is in de aangifte als volgt gespecificeerd:

Conform convenant

€ 4.404

Extra bijdrage partner onderlinge afspraak vanaf september

€ 1.000

Totaal

€ 5.404

2.4.

Met dagtekening 20 juli 2018 heeft de inspecteur een voornemen tot afwijken van de aangifte IB/PVV voor het jaar 2015 aan belanghebbende verzonden. In deze brief staat, voor zover hier van belang, het volgende vermeld:

“Ik heb de aangifte inkomstenbelasting, premie volksverzekeringen en inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet 2015 van uw cliënt [belanghebbende] , [adres] , [postcode] [woonplaats] beoordeeld. Ik ben van plan de gegevens in de aangifte van uw cliënt te wijzigen.

Hoe wil ik de aangifte van uw cliënt wijzigen?

Verhoging van de inkomsten uit loon of uitkering van uw cliënt

U vermeldt in de aangifte dat uw client in 2015 een bedrag van € 39.012 heeft ontvangen aan inkomsten uit loon of uitkering. De werkgever(s) en/of uitkeringsinstantie(s) hebben ook loongegevens doorgegeven aan de Belastingdienst. Deze loongegevens vindt u in de bijlage LOONGEGEVENS. Uit deze loongegevens blijkt:

-dat uw cliënt in 2015 in totaal € 48.515 heeft ontvangen aan inkomsten uit loon of uitkering;

-dat hierop in totaal € 15.484 aan loonheffing is ingehouden.”

2.5.

Met dagtekening 7 september 2018 is de definitieve aanslag IB/PVV voor het jaar 2015 vastgesteld. In afwijking van de aangifte is een bedrag van € 48.515 als loon uit dienstbetrekking in aanmerking genomen. Voor het overige is de door belanghebbende ingediende aangifte gevolgd.

2.6.

Met dagtekening 3 september 2020 is, in het kader van de beoordeling van de aangifte IB/PVV voor het jaar 2018, een verzoek om informatie aan belanghebbende verzonden. In deze brief staat onder meer het volgende opgenomen:

Persoonsgebonden aftrek

Betaalde alimentatie

Uw cliënt trekt een bedrag af voor betalingen van alimentatie in de laatste jaren.

Om te kunnen beoordelen of de uitgaven aftrekbaar zijn, verzoek ik u de volgende

informatie te sturen:

- een kopie van het volledige echtscheidingsconvenant, een overeenkomst waarin afspraken staan over de echtscheiding en/of de beschikking van de rechtbank

- een kopie van het ouderschapsplan

- bankafschriften met de bedragen over de jaren 2015 t/m 2019 welke aan de ex-partner zijn betaald.

- de naam en het adres van degene(n) voor wie hij de uitgaven heeft gedaan. Geef daarbij ook aan of het om de ex-echtgenoot, ex-echtgenote of de kinderen.

- documenten waaruit blijkt hoeveel hij aan alimentatie of andere onderhoudsverplichtingen moest betalen.

Zijn de uitgaven (voor een deel) voor de kind(eren)? Geef dan ook het bedrag

door dat voor de kinderen is betaald.

Heeft uw cliënt (ook) alimentatie of een onderhoudsverplichting in natura

voldaan? Geef dan aan waaruit deze bestonden. Geef daarnaast de waarde aan

van de alimentatie en de onderhoudsverplichting in natura.”

2.7.

In antwoord op het verzoek om informatie heeft belanghebbende onder meer het echtscheidingsconvenant, de echtscheidingsbeschikking, een verrekeningsstaat en jaaroverzichten met de saldi van verschillende bankrekeningen overgelegd.

2.8.

Met dagtekening 23 januari 2021 is aan belanghebbende de navorderingsaanslag IB/PVV voor het jaar 2015 opgelegd (hierna: de navorderingsaanslag). In de navorderingsaanslag is het belastbare inkomen uit werk en woning door de inspecteur verhoogd met het bedrag dat belanghebbende in zijn aangifte IB/PVV 2015 had aangegeven aan persoonsgebonden aftrek in verband met onderhoudsverplichtingen, zijnde € 5.404. De navorderingsaanslag is opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 44.584. Tevens is bij beschikking € 421 belastingrente in rekening gebracht.

2.9.

Belanghebbende heeft in hoger beroep bankafschriften overgelegd waarop het verloop van de kindrekening gedurende 2015 is te zien. Ook heeft belanghebbende in hoger beroep een toelichting en berekeningen overgelegd ten aanzien van de tussen belanghebbende en zijn gewezen partner gemaakte afspraken.

2.10.

De gemachtigde van belanghebbende heeft op 21 oktober 2024 verzocht om uitstel van de zitting van 19 december 2024 wegens medische redenen. Het hof heeft dat uitstelverzoek toegewezen. De gemachtigde van belanghebbende heeft op 7 januari 2025 verzocht om uitstel van de zitting van 26 maart 2025 omdat zij die dag een verplichte PE-cursus heeft. Het hof heeft dat uitstelverzoek afgewezen. Gemachtigde is werkzaam bij een accountantskantoor.

3 Geschil en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de vraag of de navorderingsaanslag ten onrechte dan wel tot een te hoog bedrag is opgelegd. Het geschil spitst zich daarbij toe op de volgende (deel)vragen:

I. Is sprake van een nieuw feit dat navordering rechtvaardigt en is in dat verband voldaan aan artikel 8:42 Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb)?

II. Is het vertrouwensbeginsel geschonden?

III. Tot welk bedrag heeft belanghebbende recht op persoonsgebonden aftrek in verband met door hem betaalde alimentatie ten behoeve van de gewezen partner?

3.2.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de navorderingsaanslag. De inspecteur concludeert tot vermindering van de navorderingsaanslag tot een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 42.030.

4 Gronden

5 Beslissing