Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 07-05-2025, ECLI:NL:GHSHE:2025:1270, 23/840 en 23/841

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 07-05-2025, ECLI:NL:GHSHE:2025:1270, 23/840 en 23/841

cassatie ingesteld (rolnr HR: 25/02247)

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
7 mei 2025
Datum publicatie
6 juni 2025
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2025:1270
Formele relaties
Zaaknummer
23/840 en 23/841
Relevante informatie
Art. 1 EP EVRM, Art. 7.8 Wet IB 2001, Art. 21bis Uitv besl IB 2001, Art. 6.3 Wet IB 2001

Inhoudsindicatie

Belanghebbende is gepensioneerd. Hij woont in Spanje en ontvangt zijn pensioen uit Nederland, daarvan is ongeveer 23% aan Spanje toegewezen. Een deel van zijn pensioen komt op grond van een beëindigde samenlevingsovereenkomst toe aan zijn ex-partner. Het hof oordeelt dat de ex-partner geen zelfstandig vermogensrecht heeft en dat de omstandigheid dat zowel belanghebbende als de ex-partner IB betalen over dat bedrag niet in strijd is met artikel 1 EP. Verder oordeelt het hof dat belanghebbende geen kwalificerende buitenlands belastingplichtige is en dat hij het bedrag niet kan aftrekken als persoonsgebonden aftrek. Tot slot heeft belanghebbende evenmin op grond van het Unierecht recht op aftrek.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Nummers: 23/840 en 23/841

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

wonend in [woonplaats] (Spanje),

met gekozen domicilie in [plaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 24 april 2023, nummers BRE 21/5489 en 21/5495, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft de aanslagen inkomstenbelasting (hierna: IB) 2016 en 2017 opgelegd.

1.2.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt. De inspecteur heeft uitspraken op bezwaar gedaan en de bezwaren ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraken beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld bij het hof. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

De inspecteur heeft vóór de zitting, op verzoek van het hof, nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn doorgestuurd naar belanghebbende.

1.6.

De zitting heeft plaatsgevonden op 27 maart 2025 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen belanghebbende, bijgestaan door [gemachtigde] , en, namens de inspecteur, [inspecteur 1] , [inspecteur 2] en [inspecteur 3] .

1.7.

Belanghebbende heeft tijdens de zitting, zonder bezwaar van de andere partij, een kopie overgelegd van een e-mail van [bedrijf] aan belanghebbende die is verzonden op 21 maart 2025. Daarnaast heeft belanghebbende ter zitting een ingevuld formulier proceskosten overgelegd.

1.8.

Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

1.9.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat gelijktijdig met de uitspraak in Mijn Rechtspraak wordt geplaatst.

2 Feiten

2.1.

Belanghebbende is geboren op [geboortedatum] 1953. In 2014 heeft belanghebbende zijn samenlevingsovereenkomst met [naam] (hierna: ex-partner) beëindigd en is hij gehuwd met [echtgenote] (hierna: de echtgenote). In 2015 is belanghebbende, nadat hij was gepensioneerd, naar Spanje geëmigreerd met de echtgenote. Belanghebbende woonde in 2016 en 2017 gedurende het gehele jaar in Spanje.

2.2.

Belanghebbende genoot in de onderhavige jaren een pensioenuitkering van Stichting Pensioenfonds ABP (hierna: pensioenuitkering van het ABP) van € 36.667 (2016) respectievelijk € 36.666 (2017), een stamrechtuitkering van ABN AMRO (hierna: stamrechtuitkering) van € 21.200 (2016 en 2017), en een lijfrente-uitkering van ABN AMRO Levensverzekering N.V. (hierna: lijfrente-uitkering) van € 8.310 (2016 en 2017).

2.3.

Ten aanzien van het ABP-pensioen heeft de inspecteur in oktober 2016 een verklaring afgegeven dat ABP N.V. op een gedeelte ter grootte van 19,68% van het door haar uit te betalen pensioen mag afzien van de inhouding van loonbelasting. De ABP-pensioenuitkeringen zijn voor het deel van 19,68% in privaatrechtelijk dienstverband opgebouwd en in zoverre op grond van artikel 19 van het Belastingverdrag Nederland-Spanje van 16 juni 19711 (hierna: het Verdrag) aan Spanje ter heffing toegewezen. Op de stamrechtuitkeringen is over het volledige bedrag loonheffing ingehouden.

2.4.

De pensioenuitkering van het ABP wordt door het ABP aan belanghebbende uitgekeerd onder (gedeeltelijke) inhouding van loonheffing. Een deel van het netto bedrag van de pensioenuitkering, in beide jaren € 9.833, wordt door belanghebbende aan zijn ex-partner betaald op basis van een bepaling in hun beëindigde samenlevingsovereenkomst.

2.5.

Belanghebbende heeft aangifte IB voor het jaar 2016 gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 40.818. Belanghebbende heeft in de aangifte opgaaf gedaan van de pensioenuitkering van het ABP (19,68% elders belast), de stamrechtuitkering, en een aftrek vanwege een onderhoudsverplichting aan zijn ex-partner van € 9.833. Verder heeft belanghebbende aangegeven dat hij kan worden aangemerkt als een kwalificerende buitenlandse belastingplichtige en dat hij niet premieplichtig is voor de volksverzekeringen.

2.6.

Belanghebbende heeft aangifte IB voor het jaar 2017 gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 50.650. Belanghebbende heeft in de aangifte opgaaf gedaan van de pensioenuitkering van het ABP (19,68% elders belast), de stamrechtuitkering en de lijfrente-uitkering (volledig elders belast). Verder heeft belanghebbende aangegeven dat hij niet kan worden aangemerkt als een kwalificerende buitenlandse belastingplichtige en niet premieplichtig is voor de volksverzekeringen.

2.7.

Belanghebbende heeft geen inkomensverklaringen als bedoeld in artikel 7.8, lid 6, Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB 2001) voor de jaren 2016 en 2017 overgelegd.

2.8.

De inspecteur heeft de aanslag IB voor het jaar 2016 – in afwijking van de aangifte – vastgesteld naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 50.651, zijnde het bedrag van het in Nederland belastbare gedeelte van de pensioenuitkering van het ABP en de stamrechtuitkering. Belanghebbende is door de inspecteur niet aangemerkt als kwalificerende buitenlandse belastingplichtige.

2.9.

De aanslag IB voor het jaar 2017 is door de inspecteur overeenkomstig de ingediende aangifte vastgesteld naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 50.650. Belanghebbende is door de inspecteur niet aangemerkt als kwalificerende buitenlandse belastingplichtige.

2.10.

Het belastbaar inkomen van belanghebbende in Spanje is vastgesteld op € 16.014 voor 2016, bestaande uit de lijfrente-uitkering, 19,68% van de pensioenuitkering van het ABP en € 488 aan rente of dividend. De Spaanse belastingdienst heeft belanghebbende over 2016 een aanslag Spaanse inkomstenbelasting van € 1.174 opgelegd. Over 2017 is het belastbaar inkomen in Spanje vastgesteld op € 15.380, bestaande uit de lijfrente-uitkering, 19,68% van de pensioenuitkering van het ABP en € 128 rente of dividend. De Spaanse belastingdienst heeft belanghebbende een aanslag Spaanse inkomstenbelasting over 2017 van € 2.369 opgelegd.

3 Geschil en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:

I. Vormt het aan de ex-partner door te storten pensioen fiscaal inkomen van belanghebbende?

II. Kan belanghebbende worden aangemerkt als kwalificerende buitenlandse belastingplichtige op grond van artikel 7.8 Wet IB 2001 in samenhang met artikel 21bis, lid 1, Uitvoeringsbesluit inkomstenbelasting 2001 (hierna: UBIB 2001)?

III. Kan belanghebbende via een rechtstreeks beroep op het Unierecht de aftrek te gelde maken?

3.2.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank, vernietiging van de aanslagen IB 2016 en 2017 en het vaststellen van de aanslagen IB conform de ingediende aangiftes IB 2016 en 2017, rekening houdend met de aftrek wegens het door te storten pensioen van € 9.833 voor beide jaren. De inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing