Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 14-05-2025, ECLI:NL:GHSHE:2025:1319, 22/252
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 14-05-2025, ECLI:NL:GHSHE:2025:1319, 22/252
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 14 mei 2025
- Datum publicatie
- 13 juni 2025
- Zaaknummer
- 22/252
- Relevante informatie
- Art. 228a Gemw
Inhoudsindicatie
Aanslagen rioolheffing 2013. Is sprake van schending van de opbrengstlimiet, van de Kaderrichtlijn Water, het gelijkheidsbeginsel dan wel de goede procesorde?
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Nummer: 22/252
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende 1] (voorheen: [belanghebbende 2] ),
gevestigd in [vestigingsplaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg (hierna: de rechtbank) van 14 januari 2022, nummer ROE 17/3418, in het geding tussen belanghebbende en
de heffingsambtenaar van de gemeente Gulpen-Wittem,
hierna: de heffingsambtenaar.
1 Ontstaan en loop van het geding
De heffingsambtenaar heeft aanslagen rioolheffing 2013 opgelegd.
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt. De heffingsambtenaar heeft uitspraken op bezwaar gedaan en de bezwaren ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraken beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld bij het hof. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
De heffingsambtenaar heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn doorgestuurd naar belanghebbende.
De zitting heeft plaatsgevonden op 23 november 2023 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen [gemachtigde 1] en [gemachtigde 2] , als gemachtigden van belanghebbende, en, namens de heffingsambtenaar, [heffingsambtenaar] .
Beide partijen hebben tijdens de zitting een pleitnota voorgelezen en exemplaren daarvan overgelegd aan het hof en aan de andere partij.
Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt. Het proces-verbaal is op 20 december 2023 in het digitale dossier geplaatst. Verzuimd is het proces-verbaal per post te verzenden aan belanghebbende, die niet digitaal procedeert.
Bij bericht van 27 november 2023 is partijen meegedeeld dat het onderzoek ten aanzien van de raming van de kapitaallasten niet volledig is geweest en dat op dat punt het onderzoek is heropend. Vervolgens heeft het hof de heffingsambtenaar verzocht schriftelijk inlichtingen te geven en eventueel onder hem berustende stukken in te zenden, aan welk verzoek hij heeft voldaan.
Belanghebbende heeft op 18 januari 2024 nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn doorgestuurd naar belanghebbende.
De heffingsambtenaar heeft met zijn brief van 3 februari 2025 en 4 februari 2025 nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn doorgestuurd naar belanghebbende.
Belanghebbende heeft op 27 maart 2025 nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn doorgestuurd naar belanghebbende.
Het in 1.9 bedoelde proces-verbaal is op 9 april 2025 per post aan belanghebbende verzonden.
Het hof heeft vervolgens bepaald dat een nadere zitting achterwege kan blijven. Geen van partijen heeft – na navraag door het hof – verklaard gebruik te willen maken van hun recht om op een nadere zitting te worden gehoord. Het hof heeft partijen schriftelijk medegedeeld dat het onderzoek is gesloten.
2 Feiten
Belanghebbende is een woningbouwvereniging. Belanghebbende is in 2013 eigenaar van 506 percelen in de gemeente Gulpen-Wittem (hierna: de gemeente). Elk perceel is voorzien van een aansluiting op de gemeentelijke riolering.
De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende voor het jaar 2013, vervat in 24 aanslagbiljetten, 506 aanslagen rioolheffing voor eigenaren opgelegd naar een tarief van € 216 voor woningen en van € 430 per perceel voor niet-woningen. Het totaalbedrag van de aanslagen rioolheffing is € 111.226.
In de “Verordening rioolheffing Gulpen-Witten 2010” (hierna: de Verordening) is, voor zover van belang, het volgende bepaald:
“Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Deze verordening verstaat onder:
a. perceel: een roerende of onroerende zaak of een zelfstandig gedeelte daarvan;
b. gemeentelijke riolering: een voorziening of combinatie van voorzieningen voor inzameling, verwerking, zuivering of transport van afvalwater, hemelwater of grondwater, in eigendom, in beheer of in onderhoud bij de gemeente;
c. verbruiksperiode: de periode waarop de afrekening van het waterbedrijf betrekking heeft;
d. water: huishoudelijk afvalwater, bedrijfsafvalwater, hemelwater of grondwater.
Artikel 2 Aard van de belasting
Onder de naam rioolheffing wordt een directe belasting geheven ter bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan:
a. de inzameling en het transport van huishoudelijk afvalwater en bedrijfsafvalwater, alsmede de zuivering van huishoudelijk afvalwater; en
b. de inzameling van afvloeiend hemelwater en de verwerking van het ingezamelde hemelwater, alsmede het treffen van maatregelen teneinde structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken.
Artikel 3 Belastbaar feit en belastingplicht
1. De belasting wordt geheven:
a. van degene die bij het begin van het belastingjaar het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van een perceel dat direct of indirect is aangesloten op de gemeentelijke riolering, verder te noemen: eigenarendeel; en
b. (…).
2. Met betrekking tot het eigenarendeel wordt, ingeval het perceel een onroerende zaak is, als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die bij het begin van het belastingjaar als zodanig in de kadastrale registratie is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.
3. (…).
Artikel 4 Zelfstandige gedeelten
(…).
Artikel 5 Maatstaf van heffing
1. Het eigenarendeel wordt geheven naar een vast bedrag per perceel, met dien verstande dat meer dan één perceel in één aanslag kan worden begrepen.
(…).”.
Deze bepalingen zijn in het jaar 2013 ongewijzigd van kracht.
In de “Tweede wijzigingsverordening rioolheffing Gulpen-Wittem 2010” die in het jaar 2013 van kracht is, is, voor zover van belang, het volgende bepaald:
“Artikel 6 Belastingtarieven
1. Het eigenarendeel als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel a bedraagt per perceel € 430,00
2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid bedraagt de belasting als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel a, per perceel dat als zodanig qua indeling uitsluitend bestemd is te worden gebruikt als woning € 216,00
3. (…).”.
Uit de “kostenbegroting riolering en rioolgemalen 2013” van de gemeente (hierna: de kostenbegroting)1 volgt dat de geraamde lasten € 1.962.387 bedragen, dat de geraamde baten € 1.647.396 bedragen en dat het tekort is gedekt door een onttrekking uit het rioleringsfonds ten bedrage van € 314.991.
In 2013 heeft de heffingsambtenaar 7.078 percelen in de rioolheffing betrokken. De heffingsambtenaar heeft 74 garageboxen niet in de heffing betrokken.
In de “Landelijke voorziening BAG” (hierna: BAG) is ten aanzien van objecten in de gemeente onder meer het volgende vermeld:
Woonplaats |
12 |
Openbare ruimte |
617 |
Nummeraanduiding |
7482 |
Pand |
9850 |
Verblijfsobject |
7465 |
Ligplaats |
0 |
Standplaats |
14 |
Totaal |
25440 |
Bij uitspraken op bezwaar heeft de heffingsambtenaar de bezwaren van belanghebbende ongegrond verklaard. De heffingsambtenaar heeft de potentiële baten van de 74 garageboxen alsnog tot de begrote baten gerekend. In de uitspraak op bezwaar is dit als volgt toegelicht:
“Wel heb ik geconstateerd dat 74 garageboxen ten onrechte niet in de raming zijn betrokken. Indien deze wel in de ramingen zouden worden meegenomen, dan leidt dit tot een potentiële meeropbrengst van ca. € 15.984,- (74* € 216,-). De eventuele overschrijding van de kostendekking is dan ook marginaal, zodat daaraan geen gevolgen aan verbonden zijn.”.
Belanghebbende heeft beroep ingesteld tegen de uitspraken op bezwaar. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd, de aanslagen verminderd naar een bedrag van, naar het hof begrijpt in totaal, € 109.485,19, bepaald dat haar uitspraak in de plaats treedt van de uitspraak op bezwaar, de heffingsambtenaar opgedragen aan belanghebbende het betaalde griffierecht voor de behandeling van het beroep bij de rechtbank van € 333 te vergoeden en de heffingsambtenaar veroordeeld in de kosten van beroep tot een bedrag van € 1.518.
3 Geschil en conclusies van partijen
Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:
-
Heeft het hof dan wel de heffingsambtenaar de goede procesorde geschonden?
-
Is de Verordening (zie 2.3) inclusief de later in werking getreden wijzigingen (zie 2.4) onverbindend, omdat sprake is van strijd met artikel 228a van de Gemeentewet?
-
Is de Verordening onverbindend wegens strijd met artikel 9, lid 1, van de Kaderrichtlijn Water (hierna: KRW)?
-
Moeten de aanslagen rioolheffing worden vernietigd, omdat de heffingsambtenaar in strijd met het gelijkheidsbeginsel heeft gehandeld door aan de eigenaren van de 74 garageboxen geen aanslag rioolheffing op te leggen?
-
Heeft belanghebbende recht op vergoeding van immateriële schade?
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank, vernietiging van de uitspraken op bezwaar en vernietiging van de aanslagen rioolheffing.
De heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.