Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 04-06-2025, ECLI:NL:GHSHE:2025:1542, 24/895 en 24/937
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 04-06-2025, ECLI:NL:GHSHE:2025:1542, 24/895 en 24/937
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 4 juni 2025
- Datum publicatie
- 22 juli 2025
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBZWB:2024:3082, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 24/895 en 24/937
- Relevante informatie
- Art. 9.2 Wet IB 2001
Inhoudsindicatie
Aanslag IB/PVV. Belanghebbende maakt hoger bedrag aan ingehouden loonheffing niet aannemelijk. Het hof is niet bevoegd om de inspecteur op te dragen om een onderzoek bij derden in te stellen.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Nummers: 24/895 en 24/937
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] ,
wonend in [woonplaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van Rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 10 mei 2024, nummers 23/420 en 23/421 in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst,
hierna: de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor de jaren 2018 en 2019 opgelegd. Tevens is bij beschikkingen belastingrente in rekening gebracht.
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt. De inspecteur heeft uitspraken op bezwaar gedaan en de bezwaren afgewezen.
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraken beroep ingesteld bij de rechtbank.
De rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld bij het hof. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft in reactie op het verweerschrift een nader stuk ingediend van 21 augustus 2024.
Belanghebbende heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend bij brief van 6 november 2024, 18 maart 2025 en 9 april 2025. Deze stukken zijn doorgestuurd naar de inspecteur.
De zitting heeft plaatsgevonden op 25 april 2025 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn deze twee zaken en twee zaken van de partner van belanghebbende (nummers 23/932 en 24/896) gezamenlijk maar niet gevoegd behandeld en zijn verschenen belanghebbende [belanghebbende] en, namens de inspecteur, [inspecteur 1] en [inspecteur 2] .
Belanghebbende heeft tijdens de zitting, zonder bezwaar van de andere partij, een kopie overgelegd van een brief van 25 april 2025.
Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat gelijktijdig met de uitspraak aan partijen wordt verzonden.
2 Feiten
Belanghebbende is geboren op [datum] 1943. Hij genoot in de jaren 2018 en 2019 een AOW-uitkering van de Sociale Verzekeringsbank (SVB) en pensioenuitkeringen van Pensioenfonds Zorg en Welzijn (PFZW).
De Belastingdienst heeft inlichtingen van SVB ontvangen waarin is vermeld dat belanghebbende in 2018 een AOW-uitkering van € 10.343 en in 2019 van € 10.683 heeft ontvangen. SVB heeft op deze uitkeringen geen loonheffing ingehouden. Wel heeft SVB een bijdrage Zorgverzekeringswet ingehouden van € 585 (2018) en € 609 (2019).
Ook heeft de Belastingdienst inlichtingen over de pensioenuitkeringen van belanghebbende van PFZW ontvangen. Daarin is vermeld dat belanghebbende van PFZW in 2018 € 25.008 heeft ontvangen, waarop een bedrag van € 4.863 aan loonheffing en € 1.413 als bijdrage Zorgverzekeringswet is ingehouden. Volgens de inlichtingen ontving belanghebbende van PFZW in 2019 een uitkering van € 25.008, waarop € 4.748 loonheffing is ingehouden en € 1.426 is ingehouden als bijdrage Zorgverzekeringswet.
Belanghebbende heeft in zijn aangifte IB/PVV voor 2018 aan ingehouden loonheffingen € 4.863 en € 1.150 aangegeven. In zijn aangifte voor het jaar 2019 heeft belanghebbende € 4.748 en € 609 als ingehouden loonheffing aangegeven.
De inspecteur is bij het opleggen van de definitieve aanslagen IB/PVV 2018 en 2019 van de ingediende aangiften afgeweken. Hij heeft in de definitieve aanslag IB/PVV 2018 de door belanghebbende aangegeven ingehouden loonheffing met een bedrag van € 1.150 gecorrigeerd tot € 4.863. In de definitieve aanslag IB/PVV 2019 heeft de inspecteur de ingehouden loonheffing gecorrigeerd met een bedrag van € 609 tot € 4.748.
Belanghebbende heeft tegen de definitieve aanslagen bezwaar gemaakt. De inspecteur heeft die bezwaren afgewezen en de aanslagen IB/PVV 2018 en 2019 gehandhaafd. Het daartegen ingestelde beroep is door de rechtbank ongegrond verklaard.
3 Geschil en conclusies van partijen
Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:
a. a) Heeft de rechtbank ten onrechte niet ingestemd met het verzoek om uitstel van de zitting?
b) Zijn de aanslagen IB/PVV 2018 en 2019 en de rentebeschikkingen tot een te hoog bedrag vastgesteld?
c) Is de inspecteur gehouden een onderzoek in te stellen bij de inhoudingsplichtige?
d) Is sprake van een schending van algemene beginselen van behoorlijk bestuur?
e) Heeft belanghebbende recht op een schadevergoeding?
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank en tot vaststelling van het belastbaar inkomen uit werk en woning conform de door hem ingediende aangiften. De inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.