Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 11-06-2025, ECLI:NL:GHSHE:2025:1613, 23/991 tot en met 23/996
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 11-06-2025, ECLI:NL:GHSHE:2025:1613, 23/991 tot en met 23/996
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 11 juni 2025
- Datum publicatie
- 31 juli 2025
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBZWB:2023:3616, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Zaaknummer
- 23/991 tot en met 23/996
- Relevante informatie
- Art. 3.14 Wet IB 2001, Art. 27e AWR, Art. 52a AWR, Art. 67d AWR, Art. 67e AWR, Art. 1 EP EVRM
Inhoudsindicatie
Tijdens een doorzoeking zijn bij belanghebbende bankafschriften aangetroffen van een bank in Marokko. Hierop zijn aanzienlijke bedragen gestort. Tijdens het strafrechtelijk onderzoek zijn bij belanghebbende meerdere keren aanzienlijke bedragen aan contanten aangetroffen. De inspecteur heeft een informatiebeschikking gegeven die onherroepelijk is geworden en heeft (navorderings-)aanslagen IB 2009, 2011 en 2012 met vergrijpboeten opgelegd. Het hof oordeelt eerst over de vereiste aangifte. Het hof is van oordeel dat de vereiste aangifte niet is gedaan en dat belanghebbende niet heeft doen blijken dat de aanslagen niet te hoog zijn. De inspecteur heeft overtuigend aangetoond dat sprake was van opzet. Het hof vermindert de boeten wegens overschrijding van de redelijke termijn.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Nummers: 23/991 tot en met 23/996
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] ,
wonend in [woonplaats] ,
hierna: belanghebbende,
en het incidentele hoger beroep van
de inspecteur van de belastingdienst
hierna: de inspecteur,
tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 26 mei 2023, nummers BRE 21/4214 tot en met 21/4219, in het geding tussen belanghebbende en de inspecteur,
en
de Staat (de minister van Justitie en Veiligheid),
hierna: de minister.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) en inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (Zvw) over 2009 opgelegd. Verder heeft hij de aanslagen IB/PVV en Zvw voor de jaren 2011 en 2012 opgelegd. Tevens heeft hij bij beschikking belastingrente in rekening gebracht en bij beschikking boeten opgelegd.
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt. De inspecteur heeft uitspraak op bezwaar gedaan en de bezwaren ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij de rechtbank.
De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld bij het hof. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
De inspecteur heeft incidenteel hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank. Belanghebbende heeft niet gereageerd op het incidentele hoger beroep.
De zitting heeft plaatsgevonden op 18 april 2025 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen belanghebbende en zijn gemachtigden [gemachtigde 1] en [gemachtigde 2] , en, namens de inspecteur, [inspecteur 1] en [inspecteur 2] .
Partijen hebben ieder voor de zitting een pleitnota toegezonden aan het hof. De griffier heeft deze pleitnota’s doorgestuurd naar de andere partij. Deze pleitnota’s worden met instemming van partijen geacht ter zitting te zijn voorgelezen.
Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
2 Feiten
Belanghebbende drijft sinds 14 april 2009 een onderneming in de vorm van een eenmanszaak, [eenmanszaak] [woonplaats] . In 2012 is een strafrechtelijk onderzoek naar hem verricht. Hierbij heeft een doorzoeking van het bedrijfspand van belanghebbende plaatsgevonden waarbij onder andere verdovende middelen en contante geldbedragen zijn gevonden.
Tijdens een doorzoeking op 18 september 2012 op het woonadres van belanghebbende en zijn zus zijn bankafschriften aangetroffen van een bankrekening in Marokko bij de [bank] bank ten name van belanghebbende. In 2011 wordt (omgerekend) een bedrag van € 227.632 op de bankrekening gestort. Voor 2012 betreffen de stortingen een bedrag van (omgerekend) € 27.267.
De politie heeft in het kader van het strafrechtelijk onderzoek naar belanghebbende een kasopstelling gemaakt. In het rapport van 4 februari 2013 wordt geconcludeerd dat belanghebbende en zijn partner over de periode van l januari 2008 tot en met 18 september 2012 een bedrag van tussen € 303.061 en € 358.516 aan contante uitgaven hebben gedaan waar geen legale herkomst aan ten grondslag lag.
In het proces-verbaal nummer [nummer 1] van 19 februari 2013 heeft een medewerker van de politie met betrekking tot een op naam van belanghebbende staande boot het volgende opgemerkt:
“Proces-verbaal project [project] : boot [belanghebbende]
(…)
Tijdens de doorzoeking aan het [adres 1] te [woonplaats] op donderdag 15 december 2011 werden diverse bescheiden aangetroffen met betrekking tot een motorboot. (…) Uit deze bescheiden kan gesteld worden dat [belanghebbende] vanaf 9 juli 2009 een snelle motorboot voorzien van het Nederlandse registratiekenteken [kenteken 1] op naam heeft gesteld. Deze snelle motorboot is kennelijk al op 17 juli 2009 door hem uitgevoerd naar Marokko waarbij [belanghebbende] bij het afsluiten van de verzekering op 23 juli 2009 het adres: [adres 2] , [plaats 5] (Marokko) opgaf. De boot had op 19 juli 2010 kennelijk een waarde van € 18.126 volgens de Marokkaanse autoriteiten.
(…)
Proces-verbaal van bevindingen motorboot [belanghebbende]
(…)
Op 15 december 2011 heeft de Politie Midden en West Brabant te Breda een doorzoeking gedaan bij [bedrijf] (…). Hierbij werd het volgende gevonden:
(…)
3. Een invoerverklaring Douane Marokko d.d. 19 juli 2010, op naam van [belanghebbende] , betreffende een boot merk [merk 1] , type [type] . De kosten van invoerbedragen 62.061 Dirham, omgerekend is het ongeveer 6.200 euro.”
In het proces-verbaal nummer [nummer 2] van 19 februari 2013 is het volgende opgenomen:
“Zaak [nummer 3] : Onderzoek inkomsten, contante stortingen en contante opnamen
(…)
Daarnaast bestaat het vermoeden dat bij [eenmanszaak] [woonplaats] geen danwel nauwelijks werkzaamheden plaatsvonden in het kader van de onderhoud en reparatie van voertuigen. Uit onderzoek van de administratie van [eenmanszaak] [woonplaats] blijkt namelijk dat:
- in de administratie(s) werden geen verkoopfacturen aangetroffen;
- in de administratie(s) werden enkele inkoopfacturen aangetroffen;
- de aangegeven omzetten in het kasboek betreffen ronde bedragen, eindigend op 0 of 5 hele euro's;
- er is geen omzet aangegeven met betrekking tot de verkoop van (tweedehands auto's);
- [eenmanszaak] [woonplaats] maakt geen gebruik van een bankrekening;
- facturen van [eenmanszaak] [woonplaats] die per bank betaald dienden te worden, werden door [bedrijf] (boekhouder van [eenmanszaak] [woonplaats] ) per bank betaald. De facturen werden vervolgens contant betaald aan [bedrijf] ;
- de inkoopfacturen zijn handmatig doorlopend genummerd, maar niet alle nummers zijn aanwezig.
Tevens werd tijdens de doorzoeking d.d. 18 september 2012:
- nagenoeg geen administratieve bescheiden aangetroffen over de periode van 15 december 2011 tot en met 18 september 2012;
- geen agenda aangetroffen, waarin de afspraken met klanten werden vastgelegd;
- geconstateerd dat er nagenoeg geen voorraad materiaal aanwezig was;
- geen gereedschap aangetroffen;
- in de garage zodanig veel auto's gestald dat reparatie nauwelijks mogelijk was;
- stond de brug naar beneden met daarop een auto waarvan de deuren en de motorkap dicht waren.
(…)
Zaak [nummer 4] : Onderzoek onroerend goed Nederland en levensonderhoud
(…)
Er zijn geen betalingen verricht inzake de huur van dit pand via de bankrekeningen van [naam 1] en [belanghebbende] . Uit onderzoek naar de opgevraagde bankafschriften bleek dat er minimale uitgaven hebben plaatsgevonden in het kader van noodzakelijk levensonderhoud. Buiten de vaste lasten zoals huur zijn dit reserveringsuitgaven zoals kleding en huishuishoudelijke uitgaven voor oa voeding.
(…)
Zaak [nummer 5] : Marokko
In zaaksproces-verbaal [nummer 5] werd onderzoek gedaan naar het vermogen van [belanghebbende] in Marokko, voor zover dit mogelijk was. Aangezien het feit dat het rechtshulpverzoek in Marokko nog loopt, zullen de bevindingen afkomstig uit dit rechtshulpverzoek aangeleverd worden zodra dit onderzoek afgerond is.
Uit het onderzoek is het vermoeden gerezen dat verdachten [belanghebbende] en/of [broer] en/of [vader] (vader van [belanghebbende] en [broer] ) in het bezit zouden zijn van een of meerdere woningen en of grond in [plaats 1] , [plaats 2] en [plaats 3] (Marokko).
Ten aanzien van [belanghebbende] is uit verschillende opgenomen en afgeluisterde tapgesprekken met name gebleken dat er in de zomer van 2012 gesprekken zijn gevoerd tussen [belanghebbende] en [vader] waaruit blijkt dat [vader] een coördinerende rol speelt in de afbouw van een huis van [belanghebbende] in Marokko (vermoedelijk in [plaats 3] ). Over de aankoop van deze woning door [naam 2] verklaringen afgelegd. Het zou volgens hem een ruwbouwwoning betreffen die in juli 2011 is aangekocht voor een bedrag van omgerekend € 370.000. Dit bedrag zou enerzijds betaald zijn door [belanghebbende] en anderzijds door [broer] . Het huis zou op naam gezet zijn van [vader] .
(…)
Daarnaast is uit recent onderzoek gebleken dat [broer] en/of [belanghebbende] eind augustus 2012 betrokken zijn bij de onderhandelingen over de koop van een stuk grond ter grootte van 500 m2 in Marokko. (…)
Uit verdere tapgesprekken en tactisch onderzoek blijkt dat nadat [vader] zijn zoons [belanghebbende] en [broer] hierover heeft gesproken. [broer] is naar Marokko afgereisd om het stuk grond te bekijken en verdere onderhandelingen met betrekking tot de koop te doen. [broer] geeft uiteindelijk telefonisch vanuit Marokko de opdracht aan [belanghebbende] op 30 augustus 2012 om een bedrag van € 45.000,= te geven aan genoemde [naam 2] .
[naam 2] komt vanuit Marokko naar Nederland naar [belanghebbende] waarna hij het geld (45.000 euro) van [belanghebbende] heeft ontvangen. Dit geldbedrag werd door de politie op 31 augustus 2012 in de auto aangetroffen en inbeslaggenomen. Dit was de eerste helft van de betaling van de grond. De totale overeengekomen prijs voor de grond was 90.000 euro en het restbedrag zou bij terugkomst van [naam 2] in Marokko betaald worden. (…)
Ook zouden zowel [belanghebbende] als [broer] diverse voertuigen in Marokko hebben rijden, waar ook familieleden gebruik van maken.
(…)
Zaak [nummer 6] : onderzoek bezit contant geld
Uit het zaaksproces-verbaal is gebleken dat [belanghebbende] vanaf 2009 tot heden een aantal malen in het bezit is geweest van (grotere) contante geldbedragen in kleinere coupures, namelijk:
- -
-
Op 27 april 2009 bleek [belanghebbende] € 4.910,- (1 x € 500,-, 61 x € 50,-, 67 x € 20,-, 1 x € 10,- en 2 x € 5,-) op zak te hebben. [belanghebbende] verklaarde hierover twee weken eerder € 5.000,- gepind te hebben. Uit de opgevraagde bankafschriften bleek op 7 april 2009 € 5.000,- gepind te zijn, echter is het niet mogelijk bij dit filiaal een biljet van € 500,- te pinnen;
- -
-
Op 15 december 2011 bleek [belanghebbende] € 15.035,- contant in zijn bezit te hebben, waarvan € 10.800,- in zijn binnenzak, € 3.380,- uit een witte enveloppe in een bruin lederen schoudertas en € 855,- uit een portemonnee in diezelfde schoudertas. [belanghebbende] verklaarde dat dit geld afkomstig was van een reparatie van een auto. Uit onderzoek is gebleken dat dit niet klopt.
- -
-
Op 18 september 2012 bleek [belanghebbende] in het bezit te zijn van € 3.488,95, waarvan 4 biljetten van € 50,- toebehoorden aan justitie en derhalve terug zijn gegaan naar justitie. Dit bedrag droeg hij bij zich. De bedragen € 6.235,- en € 3.340,- lagen los van elkaar in de kluis van [zaak] , waarvan de sleutel in de fouillering van [belanghebbende] zat, waardoor het vermoeden bestaat dat dit geld hem toebehoorde. In het pand [adres 3] te [woonplaats] werd een bedrag aangetroffen wat door het NFI vastgesteld is op € 41.400,-.
Het bezit van deze geldbedragen komt niet overeen met eventuele dagomzet van zijn eenmanszaak [eenmanszaak] (de dagomzet was tussen de 100 en 500 euro). Er is geen legale economische verklaring voor het bezit van dit geld.
Opgemerkt wordt dat er een aantal witwastypologieën is omschreven in de jurisprudentie (zie proces-verbaal van relaas van het witwasdossier) die van toepassing zijn op het bezit van deze contante geldbedragen bij [belanghebbende] . Dit mede gezien het feit dat is vastgesteld dat [belanghebbende] zich bezig houdt met de handel in verdovende middelen.
Het is een feit van algemene bekendheid dat:
- de handel in verdovende middelen omzetten genereert in diverse valuta en dat de straathandel omzetten genereert in kleinere coupures;
- het fysiek vervoeren van grote bedragen in contanten brengt een aanzienlijke veiligheidsrisico met zit mee door het niet gebruiken van het normale gangbare financiële verkeer (afstorten bij de bank);
- het hebben van antecedenten voor Opiumwetgeving en het voeren van gesprekken met gebruikmaking van versluierd taalgebruik zijn aparte aanwijzingen voor witwassen en ook van toepassing op [belanghebbende] .
(...)
Cluster 06: witwassen € 45.000,-
Uit zaakproces-verbaal [nummer 7] (zie cluster 03 van het witwasdossier van [broer] ) is gebleken dat [belanghebbende] een aandeel gehad heeft in het witwassen van € 45.000,-. In dit zaaksproces-verbaal is de actie verwoord van 31 augustus 2012. Uit dit proces-verbaal is gebleken dat [broer] en [belanghebbende] met tussenkomst van hun vader [vader] een stuk grond in Marokko hebben aangekocht van [naam 2] .
De prijs voor de grond bedroeg € 90.000,-, waarvan de helft contant in Nederland voldaan werd en de andere helft later in Marokko voldaan zou worden.
Op 31 augustus 2012 is [naam 2] vanuit Marokko naar [plaats 4] (België) gevlogen om daar opgehaald te worden en gebracht te worden naar [adres 1] te [woonplaats] . Daar ontving hij € 45.000,- van [belanghebbende] . [belanghebbende] haalde het geld uit zijn schoudertasje. Het geld bestond uit 90 biljetten van 500 euro. Het geld werd verpakt in wit papier en dicht geplakt met plakband. Dit pakketje werd verstopt in de auto door [belanghebbende] , welke [naam 2] voor 2 tot 3 weken zou lenen van [belanghebbende] . Deze auto betrof een [merk 2] voorzien van kenteken [kenteken 2] . De papieren en tijdelijke kentekenplaten waren geregeld door [belanghebbende] .
Op de A58 ter hoogte van Shell-benzinestation genaamd [shell] is de auto in beslag genomen en meegenomen voor onderzoek door de KLPD. Tijdens het onderzoek werd het geld ontdekt en eveneens in beslag genomen.
Uit onderzoek is niet gebleken hoe [belanghebbende] aan dit geldbedrag kwam. Hij heeft hierover ook niets verklaard. Ook [broer] heeft niets verklaard omtrent zijn onderhandelingen met betrekking tot de aankoop van het stuk grond en zijn aanwezigheid daaromtrent in Marokko.
Het vermoeden bestaat dat het geldbedrag van € 45.000,- afkomstig is van enig misdrijf en dat [belanghebbende] en [broer] met gebruikmaking van [vader] getracht hebben om dit geldbedrag een legate status te geven door de aankoop van een stuk grond in [plaats 5] , Marokko.
Het vermoeden is eveneens dat de [merk 2] feitelijk eigendom is van [belanghebbende] en dat er tijdelijke Duitse kentekenplaten zijn geregeld voor [naam 2] zodat deze 2 weken in Duitsland kon rijden met deze auto.”
Belanghebbende heeft, na daartoe te zijn uitgenodigd, op respectievelijk 12 oktober 2010, 27 juli 2012 en 20 juli 2013 een aangifte IB/PVV ingediend voor de jaren 2009, 2011 en 2012.
Op 2 september 2013 heeft de Belastingdienst een boekenonderzoek aangekondigd voor de aangiften IB/PVV en omzetbelasting voor de jaren 2009 tot en met 2012. Tijdens dit boekenonderzoek heeft de inspecteur op 1 oktober 2013 vragen gesteld over het inkomen en vermogen van belanghebbende. Op 21 oktober 2013 heeft de inspecteur een rappel verzonden.
De toenmalige gemachtigde van belanghebbende heeft daarop bij brief van 3 december 2013 namens belanghebbende gereageerd.
Op 4 september 2014 heeft de inspecteur aangegeven dat niet alle vragen zijn beantwoord en heeft hij nogmaals verzocht om de gevraagde informatie te verstrekken.
Via een e-mailbericht van 29 september 2014 heeft de toenmalige gemachtigde van belanghebbende namens belanghebbende een aantal vragen beantwoord.
Op 21 oktober 2014 heeft de inspecteur nogmaals verzocht om informatie te verstrekken. Hierop heeft belanghebbende niet gereageerd. Vervolgens heeft de inspecteur op 20 november 2014 op grond van artikel 52a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) aan belanghebbende een informatiebeschikking afgegeven.
De toenmalige gemachtigde van belanghebbende heeft tegen deze informatiebeschikking bezwaar en vervolgens beroep ingesteld.
De strafkamer van de rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft belanghebbende op 10 november 2017 veroordeeld wegens de handel in softdrugs en witwassen.
De rechtbank heeft in de procedure met betrekking tot de informatiebeschikking op 17 oktober 2019 uitspraak gedaan. Belanghebbende heeft de gelegenheid gekregen om binnen acht weken na de uitspraak nadere informatie aan de inspecteur te verstrekken met betrekking tot de volgende vragen:
Vraag 1: van welke familieleden zijn de bedragen geleend en welke bedragen betreft het;
Vraag 2: overleggen van alle privé bankafschriften;
Vraag 5: overleggen van alle bankafschriften van de buitenlandse betaal- en/of spaarrekening; toelichting van deze afschriften;
Vraag 9: overleggen van een overzicht van kosten van levensonderhoud van belastingplichtige en zijn gezin;
Vraag 10: gegevens met betrekking tot de aankoop van de boot;
Vraag 12: welke bedragen zijn er geleend en van welke familieleden.
Belanghebbende heeft naar aanleiding van de uitspraak met betrekking tot de informatiebeschikking nadere stukken aan de inspecteur verzonden.
Op 20 januari 2020 heeft de inspecteur het rapport dat werd opgemaakt naar aanleiding van de boekenonderzoek aan belanghebbende toegezonden. In de aanbiedingsbrief vermeldt de inspecteur:
“Voor wat betreft de feiten en omstandigheden die aanleiding hebben gegeven tot het voornemen om een boete op te leggen alsmede voor de gronden op basis waarvan de schuldgradatie is vastgesteld, verwijzen wij u naar het desbetreffende onderdeel van het rapport”
Op 23 januari 2020 heeft de inspecteur het aangepaste controlerapport aan belanghebbende toegezonden en vergrijpboeten bij de aanslagen IB/PVV over de jaren 2009 tot en met 2012 aangekondigd. Vervolgens heeft de inspecteur een mededeling boete op de voet van artikel 67g AWR gestuurd. Deze mededeling is gedagtekend 7 februari 2019. In de mededeling is het volgende opgenomen:
“Kennisgeving boete art. 5.48 AWB (…)
Op 23 januari 2020 hebben wij u het controlerapport met kennisgeving boete toegezonden. U bent in de gelegenheid gesteld om binnen 14 dagen te reageren op de aangekondigde correcties met boete.”
De inspecteur heeft de volgende (navorderings-) aanslagen met boete- en rentebeschikkingen opgelegd:
|
Jaar |
dagtekening |
Belastbaar inkomen |
Bijdrage inkomen |
Belasting/heffingsrente |
boete |
|
IB/PVV 2009 |
17-04-2020 |
€ 35.252 |
€ 3.561 |
€ 4.892 |
|
|
Zvw 2009 |
17-04-2020 |
€ 30.345 |
€ 529 |
||
|
IB/PVV 2011 |
28-04-2020 |
€ 239.675 |
€ 35.945 |
€ 56.946 |
|
|
Zwv 2011 |
28-04-2020 |
€ 33.427 |
€ 412 |
||
|
IB/PVV 2012 |
15-05-2020 |
€ 92.900 |
€ 10.174 |
€ 18.698 |
|
|
Zvw 2012 |
15-05-2020 |
€ 50.064 |
€ 680 |
De inspecteur heeft bij het opleggen van de (navorderings-)aanslagen de aangiften als volgt gecorrigeerd:
|
Jaar |
Aangegeven belastbaar inkomen |
Correctie bij definitieve aanslag |
Correctie n.a.v. boekenonderzoek |
Vastgesteld belastbaar inkomen |
|
2009 |
- € 874 |
€ 5.781 looninkomsten |
€ 30.345 |
€ 35.252 |
|
2011 |
€ 10.266 |
€ 229.409 |
€ 239.675 |
|
|
2012 |
- € 617 |
€ 93.517 |
€ 92.900 |
De inspecteur is bij het opleggen van de (navorderings-)aanslagen uitgegaan van de correcties zoals deze blijken uit onderstaande vermogensvergelijking.
|
vermogensvergelijking |
2007 |
2008 |
2009 |
2010 |
2011 |
2012 |
|
TEV per 1/1 |
€ 3.581 |
€ 4.941 |
€ 26.057 |
€ 51.237 |
€ 74.550 |
€ 45.329 |
|
WEV per 1/1 |
€ 4.248 |
€ 11.266 |
€ 29.885 |
€ 53.681 |
€ 46.030 |
€ 19.972 |
|
Bruto privé |
- € 667 |
- € 6.325 |
-€ 3.828 |
- € 2.444 |
€ 28.520 |
€ 25.357 |
|
Benoemingen |
0 |
-€ 10.160 |
€ 14.517 |
- € 565 |
€ 245.929 |
€ 106.874 |
|
Onbenoemd privé |
- € 667 |
€ 3.835 |
-€ 18.345 |
- € 1.879 |
- € 217.409 |
- € 81.517 |
|
Stel benodigd voor onbenoemd privé |
€ 12.000 |
€ 12.000 |
€ 12.000 |
€ 12.000 |
€ 12.000 |
|
|
Correctie ROW obv vermogensvergelijking |
€ 8.165 |
€ 30.345 |
€ 13.879 |
€ 229.409 |
€ 93.517 |
De rechtbank heeft de beroepen ten aanzien van de (navorderings-) aanslagen IB/PVV en Zvw voor de jaren 2009, 2011 en 2012 ongegrond verklaard en de beroepen ten aanzien van de boetebeschikkingen gegrond. De rechtbank heeft de boeten wegens overschrijding van de redelijke termijn met 20% tot de volgende bedragen verminderd:
2009 € 3.913
2011 € 45.556
2012 € 14.958
Verder heeft de rechtbank bepaald dat de inspecteur het griffierecht aan belanghebbende moet vergoeden en de inspecteur veroordeeld tot betaling van € 2.511 aan proceskosten.
3 Geschil en conclusies van partijen
Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:
- Zijn de aanslagen terecht met omkering en verzwaring van de bewijslast opgelegd?
- Zijn de aanslagen naar een te hoog bedrag opgelegd?
- Moet bij het opleggen van de boeten rekening worden gehouden met de omkering verzwaring van de bewijslast?
- Heeft de rechtbank de boeten terecht met 20% verminderd wegens overschrijding van de redelijke termijn?
- Heeft belanghebbende recht op een vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn?
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank en vermindering van de (navorderings-)aanslagen en boetebeschikkingen. De inspecteur concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank ten aanzien van de boetebeschikkingen.