Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 11-06-2025, ECLI:NL:GHSHE:2025:1619, 23/806
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 11-06-2025, ECLI:NL:GHSHE:2025:1619, 23/806
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 11 juni 2025
- Datum publicatie
- 31 juli 2025
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBZWB:2023:1689, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 23/806
- Relevante informatie
- Art. 5.3 Wet IB 2001
Inhoudsindicatie
IB/PVV. Vermogensbestanddelen box 3. Belanghebbende maakt niet aannemelijk dat i.v.m. het buitenlands onroerend goed een schuld in aanmerking moet worden genomen dan wel dat het box-3-inkomen anderszins moet worden verminderd. Motiveringsbeginsel niet geschonden.
Uitspraak
Team belastingrecht
Enkelvoudige Belastingkamer
Nummer: 23/806
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] ,
wonend in [woonplaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 4 april 2023, nummer BRE 21/2429, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst,
hierna: de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) 2017 opgelegd.
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt. De inspecteur heeft uitspraak op bezwaar gedaan en het bezwaar ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij de rechtbank.
De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld bij het hof. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting heeft plaatsgevonden op 8 mei 2025 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen belanghebbende en, namens de inspecteur, [inspecteur] .
Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
2 Feiten
Belanghebbende is, samen met vier broers en zussen, elk voor 1/5e deel gerechtigd tot onroerend goed in Marokko (hierna: het onroerend goed). Het onroerend goed maakt deel uit van de nalatenschap van haar vader (hierna: de vader). Volgens belanghebbende heeft het onroerend goed een totale waarde van (omgerekend) € 225.857 (€ 65.616 + € 160.241).
Belanghebbende heeft voor het jaar 2017 aangifte gedaan naar, onder meer, een inkomen uit sparen en beleggen (hierna: box 3) van € 3.242. Volgens de ingediende aangifte
had het aandeel van belanghebbende in het onroerend goed een waarde van € 120.000.
Voorafgaand aan het opleggen van de aanslag IB/PVV 2017 heeft de inspecteur aan belanghebbende informatie gevraagd. In de betreffende brief gaat de inspecteur ook in op het onroerend goed in Marokko.
Nadat belanghebbende op dat verzoek heeft gereageerd, heeft de inspecteur de aanslag opgelegd naar een grondslag voor de berekening van het voordeel in box 3 van € 3.695 (banktegoeden) + € 45.171 (1/5e aandeel onroerend goed Marokko) – € 25.000 heffingvrij vermogen = € 23.866, een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 684 en met aftrek ter voorkoming van dubbele belasting voor het onroerend goed in Marokko waardoor per saldo geen belasting in box 3 is verschuldigd.
De rechtbank heeft geoordeeld dat hoewel belanghebbende geen belasting verschuldigd is over haar vermogen in box 3, zij belang heeft bij beoordeling van het geschil vanwege de gevolgen van het vastgestelde inkomen voor de huurtoeslag. De rechtbank heeft het beroep vervolgens ongegrond verklaard omdat belanghebbende naar haar oordeel niet aannemelijk heeft gemaakt dat op het box-3-vermogen een schuld in mindering moet worden gebracht.
3 Geschil en conclusies van partijen
In hoger beroep zijn de antwoorden op de volgende vragen in geschil:
I. Is sprake van een schending van het motiveringsbeginsel?
II. Heeft de inspecteur de grondslag voor de berekening van het belastbaar inkomen uit sparen en beleggen (hierna: de rendementsgrondslag) te hoog vastgesteld?
Belanghebbende heeft ter zitting bij het hof uitdrukkelijk en ondubbelzinnig verklaard dat zij haar stelling dat haar gegevens ten onrechte zijn opgenomen in de Fraude Signalering Voorziening van de Belastingdienst intrekt.
Belanghebbende concludeert tot, naar het hof begrijpt, vermindering van het box-3-inkomen naar nihil. De inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.